T01323

Toezegging Uitstellen btw-verhoging op podiumkunsten tot 1 juli 2011 (32.504/32.505/32.401)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Biermans, De Boer, Böhler, Engels, Essers, Ten Hoeve, Koffeman, Leijnse, Reuten en Yildirim, toe dat de btw-verhoging op podiumkunsten niet wordt ingevoerd op 1 januari, maar dat de invoering van de btw-verhoging wordt uitgesteld tot 1 juli 2011.


Kerngegevens

Nummer T01323
Status afgevoerd
Datum toezegging 20 december 2010
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden mr. G.J.J. Biermans (VVD)
drs. R. de Boer (ChristenUnie)
dr. B. Böhler (GroenLinks)
prof. mr. J.W.M. Engels (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
drs. H. ten Hoeve (OSF)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
prof. dr. F. Leijnse (PvdA)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
D. Yildirim (Fractie-Yildirim)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen podiumkunst
BTW
Kamerstukken Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505)
Belastingplan 2011 (32.504)
Fiscale verzamelwet 2010 (32.401)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 37

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Wij hebben gistermiddag en vanochtend een stevig debat gehad over het Belastingplan 2011. Daar zitten heel veel fiscale maatregelen in besloten. Het pièce de résistance van het debat, zoals mevrouw Böhler het noemde, was de verhoging van de btw op podiumkunsten. Die lag de senaat al een hele tijd zwaar op de maag. Bij de algemene politieke beschouwingen van de Eerste Kamer werd in dit kader de motie-Noten ingediend. Vanochtend heb ik aangegeven dat er tot op het laatste moment goed overleg is geweest over de wijze waarop aan deze motie uitvoering kan worden gegeven. Ik heb het resultaat daarvan vanochtend gemeld. Tot het allerlaatste moment was daar, in elk geval wat mij betreft, constructief overleg over mogelijk. Ik loop tegen een verschil van opvatting tussen de Tweede en de Eerste Kamer aan en dit maakt het lastig. Vanochtend heb ik in elk geval geprobeerd om deze Kamer te overtuigen van de handreiking in de brief van de minister-president om de zaak buitengewoon goed te monitoren en, als daar aanleiding toe zou zijn, het besluit te heroverwegen. Die handreiking bleek toch onvoldoende. Ik heb namelijk begrepen en geproefd dat er in de senaat unaniem een bepaald gevoel heerst over de maatregel. De maatregel als zodanig wordt misschien wel door een heel aantal senatoren gesteund, maar niet als die per 1 januari ingaat. In de motie-Noten werd ook letterlijk gevraagd om de zaak niet per 1 januari te laten ingaan. Elke fractie heeft daar haar eigen politieke inkleuring aan gegeven.

Dit alles heeft ertoe geleid dat ik tijdens de schorsing van vanmiddag, net zoals in de afgelopen weken, constructief overleg heb gepleegd in de boezem van het kabinet. Ik heb ook met de top van de drie politieke samenwerkingspartners aan de overkant gesproken. Wij menen in elk geval dat er op de een of andere manier een gebaar gemaakt moet worden om de afstand tussen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer te overbruggen. Die afstand moet op een zodanige manier overbrugd worden dat je tracht het onverenigbare te verenigen. Bovendien moet je recht doen aan de opmerkingen die in de Eerste Kamer zijn gemaakt. Het thema rechtszekerheid speelt met name in de senaat een belangrijke rol. Ofschoon het kabinet van mening is dat je op 1 januari op een verantwoorde manier het btw-tarief voor de podiumkunsten van het lage naar het algemene btw-tarief kunt overbrengen, meent het kabinet toch de senaat tegemoet te moeten komen door de maatregel als zodanig in stand te houden – hij staat ook in het voorstel, het Belastingplan 2011 – maar de invoering ervan uit te stellen tot 1 juli. Op die manier respecteer je het lopende theaterseizoen.

Wij denken hiermee tegemoet te komen aan de belangrijkste zorgen die hier bestaan, in de wetenschap dat enkele senatoren en fracties die maatregel liever niet hadden gezien. Wat mij betreft, is het een kwestie van uitstel, maar komt er van uitstel geen afstel. Het is namelijk een onderdeel van het regeerakkoord. Het lijkt mij echter belangrijk om op de een of andere manier tegemoet te komen aan de gevoelens van de senaat en zodoende het debat over het Belastingplan tot een goede afronding te brengen. Het Belastingplan bevat namelijk ook heel veel elementen die ook in deze Kamer op een wat breder draagvlak kunnen rekenen.

Gelet op de bijzondere constellatie waarin dit kabinet in de Tweede Kamer wel een bepaalde meerderheid heeft, maar in de Eerste Kamer niet, is het van belang dat er een vruchtbare samenwerking plaatsvindt tussen de regering en beide Kamers der Staten-Generaal. Binnen de mogelijkheden die ik heb, neem ik daarom het beleidsbesluit om de inwerkingtreding van de verhoging van het desbetreffende tarief op te schorten tot 1 juli.

De huidige overgangsregeling geldt voor kaartjes die zijn verkocht tot 1 januari, wanneer de voorstelling ook plaatsvindt. Kaartjes die tot 1 juli worden verkocht voor voorstellingen tot die datum, worden tegen het lage tarief belast. Voor het theaterseizoen geldt in zijn algemeenheid dat vanaf 1 juli, of vlak daarvoor, de kaartverkoop voor het nieuwe seizoen alweer start. Daarvoor wordt aangehaakt bij het hetgeen ook in het Belastingplan staat, mits dat Belastingplan de steun van deze Kamer verwerft. Dat spreekt voor zich; daar kan en mag ik niet op vooruitlopen. Ik hoop dat daarmee de angel uit het debat is gehaald. Het ging op zichzelf qua budgettair belang over een kleine maatregel, die de emoties echter heftig heeft doen oplopen.

Men zal begrijpen dat ik van de minister nog een opmerking moet maken, omdat het uitstellen van de maatregel in kwestie geld kost. Dat zal men begrijpen. Ik wil de zaak echter niet nog gecompliceerder maken door daarvoor vandaag nog om dekking te vragen. Ik denk rustig na over de invulling daarvan en bij het eerstvolgende wetsvoorstel dat daartoe geëigend is, zal ik een concreet voorstel doen. Ik hoop een zodanig voorstel te kunnen doen dat dit beide Kamers zonder problemen kan passeren. Hiermee wordt echter geen precedent geschapen om zonder dekking allerlei wensen te honoreren, maar gelet op de bijzondere situatie lijkt mij dit een belangrijke stap om uit de impasse te geraken.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 38

De heer Kox (SP):

Nu de staatssecretaris in overleg met de minister-president en de top van de coalitie alsnog toezegt dat de btw-verhoging op podiumkunsten niet ingevoerd wordt op 1 januari, maar wordt uitgesteld, heeft hij zijn nieuwe doctrine van vanochtend weer ijlings teruggetrokken.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 38-39

De heer Leijnse (PvdA):

Over de podiumkunsten hebben wij veel gewisseld. De staatssecretaris heeft daar zo-even zelfs een staartje van zijn eerste termijn aan gewijd. De regering heeft gedaan wat zij moest doen, zij het met enige moeite. Zij is deze Kamer tegemoetgekomen na een klip-en-klare Kameruitspraak, te weten de motie-Noten van de vorige week. Per 1 januari komt er een beleidsbesluit dat de dan waarschijnlijk in de wet staande regel dat de podiumkunsten onder het tarief van 19% zullen vallen, herneemt teneinde de podiumkunsten per 1 januari onder het tarief van 6% te houden tot 1 juli. Met deze toezegging heeft de regering gedaan wat zij moest doen, maar heeft zij tegelijkertijd toegegeven dat een dergelijke ingreep bij beleidsbesluit kan. Ik heb daar in mijn eerste termijn uitdrukkelijk om gevraagd. Dat stuitte aanvankelijk op allerhande bezwaren die ik niet zal herhalen, maar nu blijkt dat die bezwaren toch minder zwaar gewogen moeten worden en dat men wel degelijk bij beleidsbesluit hier kan optreden. Ook blijkt dat de legaliteit hiermee niet in het geding is. Met andere woorden: voor de podiumkunsten is er nu zekerheid dat wel degelijk op 1 januari de btw op 6% blijft. Daarna treedt een periode van zes maanden in werking waarin wij nog voluit kunnen spreken over de vraag of het wijsheid is ook bij afloop van die maatregel op 1 juli, door te gaan met wat dan in de wet staat, namelijk het brengen van het tarief naar 19%.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 39-40

De heer Essers (CDA):

Ik ben buitengewoon verheugd dat de staatssecretaris in het debat met deze Kamer duidelijk heeft gemaakt dat die beginselen los moeten staan van welke politieke akkoorden dan ook. Die beginselen moeten gewoon geëerbiedigd worden. Wij zijn dan ook buitengewoon ingenomen met de toezegging om uit een oogpunt van rechtszekerheid de btw-verhoging voor podiumkunsten uit te stellen tot 1 juli 2011. Hiermee geeft de staatssecretaris er blijk van ook de rechtsbeginselen hoog in het vaandel te hebben staan. Dat geeft alle vertrouwen voor de toekomst. De staatssecretaris heeft ook gezegd dat hij de ontwikkelingen in de sector zal blijven volgen. Als er significante afwijkingen zijn, zal hij niet aarzelen om daaraan consequenties te verbinden. Vervolgens is het natuurlijk de vraag wat significante afwijkingen zijn. Daarover is nog geen duidelijkheid. Ik wijs erop dat in beurskringen de zogenoemde schaal van Mock bestaat waarbij een afwijking significant is als het om een afwijking van tussen 12% en 20% gaat. Ik geef het maar mee.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 40

De heer Reuten (SP):

Wat niet kon vanwege het legaliteitsbeginsel en de motie-Jurgens, blijkt nu wel te kunnen, voor zover de argumenten al hout sneden. Die zijn hier door een aantal senatoren bestreden. Er wordt aldus een belangrijk precedent geschapen. Net als de PvdA-fractie gaat mijn fractie er nog steeds vanuit dat de motie-Noten volledig wordt uitgevoerd. Senator Leijnse zei al dat wij nog even de tijd hebben om de uitwerking daarvan nader te bespreken.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 41

De heer De Boer (ChristenUnie):

Dan kom ik nu op een punt waarover wij vandaag veel hebben gepraat. Het moet ons van het hart dat het voor onze fracties onbegrijpelijk blijft dat het kabinet zo lang heeft vastgehouden aan de invoering van de verhoging van de btw op podiumkunsten direct per 1 januari 2011. Terecht is in het debat aan de orde gesteld dat een landsbestuur het rechtsbeginsel van behoorlijk bestuur en van de betrouwbaarheid van de overheid op geen enkele wijze ter discussie mag stellen. De toezegging van de regering om de invoeringsdatum te stellen op 1 juli 2011 is dan ook een goede correctie, die wij graag steunen. Wij hopen dat de regering deze toezegging uiteindelijk niet alleen om politieke redenen heeft gedaan, maar juist ook wegens de door ons genoemde principiële aspecten.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 42

De heer Koffeman (PvdD):

Het was spijtig om te moeten vaststellen dat de staatssecretaris in eerste aanleg leek te kiezen voor chicken ride, een gevaarlijk spelletje dat Amerikaanse tieners graag spelen door met twee auto’s frontaal op elkaar in te rijden om te zien wie als eerste uitwijkt.

De staatssecretaris is van die heilloze weg gelukkig teruggekomen, waarmee hij heeft aangegeven de Eerste Kamer, anders dan het kabinet eerst van plan leek, alsnog serieus te willen nemen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 43

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ik kom op het punt dat de discussie vanmiddag wat gedomineerd heeft: uitstel, geen afstel. Mij dunkt dat daarmee de redelijkheid in alle opzichten gezegevierd heeft. Het zal uit mijn eerste termijn volledig duidelijk zijn geweest dat ik er op zich geen enkel bezwaar tegen heb dat ook de sector van de podiumkunst weer onder het normale tarief van de btw gaat vallen. Het hoge tarief is namelijk naar mijn gevoel het normale tarief. Mijn bezwaren liggen daarin dat de invoering hiervan wel heel plotseling is en dat de sector zich er niet op heeft kunnen instellen. Mijn andere bezwaar is dat wij nu een beperkte sector in het normale tarief plaatsen en dat dit met heel veel aanliggende sectoren niet gebeurt. Dit schept scheve verhoudingen. Wat daarvan de effecten precies zijn, is op dit moment niet helemaal na te gaan. Het uitgangspunt zou toch moeten zijn dat in principe iedereen onder het normale tarief valt en dat daarvan alleen om heel goede redenen afgeweken zou kunnen worden. Die motivering is mij in dit geval absoluut niet duidelijk geworden. Met dit uitstel, geen afstel, ben ik buitengewoon blij, want daarmee is het bezwaar van de plotselinge invoering volledig weggenomen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 44

De heer Engels (D66):

Ik moet vaststellen dat deze opmerkingen hun schaduw reeds vooruit hebben geworpen. De staatssecretaris heeft namelijk een nadere verklaring afgelegd met als kernpunt dat hij de maatregel in stand wil laten, maar de uitvoering ervan per 1 juli wil laten ingaan. Ik kan namens mijn fractie zeggen dat we daarmee genoegen nemen. Wij nemen daarmee genoegen om twee redenen. Allereerst vanwege de politieke context en vooral de politieke wending die het debat heeft genomen met betrekking tot de staatsrechtelijke gevolgen: terug naar de staatsrechtelijke zuiverheid. Maar ook vanwege het feit dat tegemoetgekomen wordt aan een belangrijk juridisch bezwaar dat door veel fracties naar voren is gebracht, namelijk de kwestie die verbonden is met het overgangsrecht in het kader van de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Overigens ben ik het wel eens met bijvoorbeeld de fractie van de PvdA dat inhoudelijk gezien dit niet aansluit bij hoe wij eigenlijk tegen de maatregel aankijken. Dat mag duidelijk zijn: voor ons had het helemaal niet gehoeven.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 44-45

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Ik maak nog enkele opmerkingen over de podiumkunsten. Het was een bijzonder lastige discussie. Naar mijn oordeel kwam de staatssecretaris gevaarlijk dicht in de buurt van minachting van deze Kamer. Dat was niet fraai. De beleidsbeslissing om de verhoging uit te stellen tot 1 juli 2011 is zeker winst, met name met het oog op het principe van behoorlijk bestuur en een betrouwbare overheid. Wij zijn blij dat er een fatsoenlijke overgangsregeling komt. Winst is ook dat hiermee alle door de regering aangevoerde bezwaren tegen die beslissing van tafel zijn. Andere fracties hebben daar al op gewezen. Dat is buitengewoon hoopvol. De door deze Kamer aangenomen motie-Noten blijft natuurlijk overeind. Deze motie verliest absoluut niet op 30 juni 2011 haar geldigheid. Ook na 1 juli 2011 moet deze motie worden uitgevoerd.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 44-45

De heer Biermans (VVD):

Namens de leden van de VVD-fractie prijs ik hem voor zijn opstelling en voor de houding die hij vandaag ten toon heeft gespreid; een houding van eerlijkheid, van vasthoudendheid, maar ook van oplossingsgezindheid. Bij de btw-maatregel heeft hij dit naar ons idee uitstekend laten zien. Wij zijn verheugd dat de staatssecretaris onze bij de algemene politieke beschouwingen en ook gisteravond vurig bepleite wens van uitstel honoreert.


Brondocumenten


Historie

  • 12 juni 2015
    nieuwe status: afgevoerd
  • 20 december 2010
    nieuwe status: openstaand
  • 20 december 2010
    toezegging gedaan