T02970

Toezegging Uitkomsten van het onderzoek inzake de motie Ronnes over de verhouding tussen opgaven en middelen van corporaties (35.241)



De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en de SP-fractie, toe om de uitkomsten van het onderzoek o.b.v. de motie Ronnes en de afspraken uit het Klimaatakkoord te delen met de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T02970
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
ATAD2
klimaatakkoord
Pakket Belastingplan 2020
verhuurderheffing
Vpb
Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord
woningcorporaties
earningsstrippingmaatregel
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Kamerstukken I, 35 302, D, p. 11.

De leden van de SP-fractie:

[…]

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen, zoals eerder ook gewisseld, over de gevolgen van de earningsstrippingmaatregel voor de woningbouwverenigingen. De regering heeft eind vorig jaar de lasten voor de corporaties ten gevolge van genoemde maatregel geschat op € 353 miljoen structureel. Is dit ook de huidige raming van de regering, en zo nee wat is dan nu de raming van de lasten zowel per jaar voor de komende jaren als structureel? Klopt het dat deze lastenverzwaring voor de corporaties niet gecompenseerd wordt in de huidige plannen? Overweegt de regering nog op enig later moment met een compensatie te komen, bijvoorbeeld als blijkt dat de sociale verhuur nog meer in de knel

komt als de regering nu denkt?

Kamerstukken I, 35 302, D, p. 14.

De leden van de GroenLinks-fractie:

De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de fiscale behandeling van woningbouwcorporaties, in het bijzonder de verhuurderheffing. De Staatssecretaris van

Financiën heeft in de Eerste Kamer bij gelegenheid van de Algemene financiële beschouwingen van 19 november 2019 gesteld dat de woningbouwcorporaties voldoende

ruimte hebben om te investeren. Kan de regering dit nader onderbouwen? De leden van de GroenLinks-fractie betrekken hierbij de lange termijn opgave voor de woningbouwcorporaties in het kader het Klimaatakkoord. Naast nieuwbouw van huurwoningen hebben de corporaties tot taak om in stevig tempo de bestaande voorraad te verduurzamen. Kan de regering cijfermatig inzichtelijk dat ondanks de verhuurderheffing en vennootschapsbelasting woningbouwcorporaties voldoende ruimte maken voor

deze opgave?

Kamerstukken I, 35 302, E, p. 25, 26.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet cijfermatig inzichtelijk kan maken dat ondanks de verhuurderheffing en vennootschapsbelasting woningcorporaties voldoende kunnen investeren. De leden van de fractie van de SP hebben gevraagd naar een huidige raming van de lasten voor woningcorporaties als gevolg van de earningsstrippingmaatregel, zowel per jaar voor de komende jaren als structureel. Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat de lastenverzwaring voor woningcorporaties niet gecompenseerd wordt in de huidige plannen. In dat verband vragen de leden van de fractie van de SP of het kabinet op een later moment compensatie overweegt. Het kabinet baseert zich bij de ramingen van de budgettaire gevolgen van beleidsmaatregelen op gerealiseerde fiscale aangiften. Dat geldt ook voor de gevolgen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) voor woningcorporaties. De raming van de budgettaire gevolgen van ATAD1 is gecertificeerd door het CPB als redelijk en neutraal. In het inkomstenkader zijn alleen de effecten van beleidsmaatregelen relevant. Een eventuele meer of minderopbrengst kan derhalve niet worden ingezet voor nieuw beleid. Wel heb ik toegezegd deze ontwikkelingen in de vennootschapsbelasting en verhuurderheffing in de gaten te houden. In dat kader merk ik op dat

dit effect twee kanten op werkt. Ter illustratie kan worden gewezen op de – ruimschoots – achtergebleven gerealiseerde opbrengst van de per 2008 ingevoerde integrale Vpb-plicht bij de woningcorporaties. Daarvoor is ook geen compenserende maatregel genomen.

Het is nu niet mogelijk om een berekening te maken van de daadwerkelijke kosten van ATAD1. Realisatiecijfers uit de aangiften komen pas over enkele jaren beschikbaar. Maar zelfs dan is het identificeren van het partiële effect van ATAD1 lastig vanwege de samenloop met (gewijzigde) economische omstandigheden. Immers de (economische) omstandigheden wijzigen in de tijd, bijvoorbeeld de hoogte van de rente maar ook

eventuele extra aflossingen door woningcorporaties. Het voorgaande laat onverlet dat het kabinet de belastingdruk van woningcorporaties zal blijven volgen, ook in relatie tot de bestedingsruimte.

Het kabinet deelt de mening van deze leden niet dat woningcorporaties niet worden gecompenseerd. Zo heeft het kabinet vorig jaar het tarief van de verhuurderheffing verlaagd en een heffingsvermindering voor verduurzaming geïntroduceerd. Dit jaar komen daar een heffingsvermindering voor nieuwbouw en een vrijstelling voor tijdelijke woningen bij. Naar de mening van het kabinet is een compensatie in de verhuurderheffing de meest gerichte wijze van compensatie voor woningcorporaties alsook de meest eenvoudige. Bovendien is compensatie in de verhuurderheffing ook juridisch de minst kwetsbare weg. Tevens profiteren woningcorporaties ook van de voorgenomen verlaging van de Vpb-tarieven. Zoals het kabinet vorig jaar bij de parlementaire behandeling van ATAD1 heeft aangegeven, geldt hierbij dat de mate waarin compensatie wordt verleend volgens het kabinet niet een-op-een hoeft samen te hangen met het nadeel dat woningcorporaties door de invoering van de earningsstrippingmaatregel ervaren. Per saldo ontstaat volgens het kabinet – in ieder geval deze kabinetsperiode – een verdedigbaar beeld, waarbij de investeringscapaciteit op peil blijft. Het beeld is dat de sector de komende jaren over voldoende leenruimte beschikt om extra te investeren, bovenop de ruim € 43 miljard aan voorgenomen plannen die tot 2023 in de boeken staan. Uit de nieuwe indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties 2019 blijkt dat de investeringscapaciteit met € 12,6 miljard is gestegen in vergelijking met het jaar 2018.

Om voor de lange termijn in beeld te krijgen hoe de opgaven en middelen van corporaties zich tot elkaar verhouden voert de Minister voor Milieu en Wonen een onderzoek uit in samenwerking met Aedes. Daarin wordt ook rekening gehouden met fiscale ontwikkelingen. Indien hieruit financiële knelpunten blijken, worden ook opties geschetst hoe deze opgelost kunnen worden. Met dit onderzoek wordt uitvoering gegeven aan de motie Ronnes en afspraken uit het Klimaatakkoord. Naar verwachting kan dit onderzoek voor de zomer naar uw Kamer gestuurd worden.


Brondocumenten


Historie