T01030

Toezegging Toekomstvisie op het Koninkrijk (31.568)



De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie zeggen de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van nagenoeg alle woordvoerders aan het beleidsdebat, toe dat de regering in de aan de Tweede Kamer toegezegde toekomstvisie op het Koninkrijk aandacht zal besteden aan: (1) de agenda van het Koninkrijk, (2) een eventuele bredere Statuutswijziging, (3) het democratisch deficit, (4) de onderlinge relaties tussen de landen tegen de achtergrond van het aflopen van samenwerkingsprogramma’s, (5) het spanningsveld tussen autonomie en de waarborgfunctie en de reikwijdte van de waarborgfunctie, (6) de waarden in het Koninkrijk, (7) de interculturele dimensie, (8) het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren in het Koninkrijk en (8) de kwaliteit van de rechtsorde en het bestuur. Dit krijgt in eerste instantie vorm door een wetenschappelijk essaybundel en symposia in de landen van het Koninkrijk. Ook zal de regering een aparte notitie over de reikwijdte van de waarborgfunctie presenteren (toegezegd aan de Tweede Kamer). Bij de discussie, die komende jaar plaatsvindt, zal tevens de commissie NAAZ van de Eerste Kamer worden betrokken.


Kerngegevens

Nummer T01030
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2009
Deadline 25 december 2012
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie)
drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen toekomstvisie Koninkrijk
Kamerstukken Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (31.568)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 32

Blz. 1457

(...) 

De heer Van Kappen (VVD):

Ik zie voorts vol spanning uit naar de door de staatssecretaris op 10 maart jongstleden tijdens een algemeen overleg met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van de Tweede Kamer toegezegde bredere visie op het Koninkrijk waarin specifiek aandacht zal worden besteed aan de waarborgfunctie. In dit verband wijs ik de staatssecretaris op de met algemene stemmen in deze Kamer aangenomen motie van het lid Schuurman c.s. van 14 februari 2006.

Blz. 1479

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Met de Antillen, Curaçao en Sint Maarten hebben wij afgesproken dat de wijziging van het Statuut zich zal beperken tot het hoogst noodzakelijke. Wij zijn bezig met een ingewikkeld proces, namelijk met het opheffen van een land en het opbouwen van twee nieuwe landen, terwijl drie eilanden onderdeel van Nederland worden. Een discussie over het Statuut is zeker zinnig. In dat kader kijken wij ook naar de motie van de heer Schuurman maar die loopt nog te veel door het traject heen. Dat zullen wij dus op een later moment doen. Ik kom er zo nog uitgebreider op terug als ik kom te spreken over de toekomst van het Koninkrijk.

Blz. 1482

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik was aangekomen bij de visie op het Koninkrijk. Ik wil in het komend jaar een discussie voeren over de vraag hoe wij naar het Koninkrijk en naar de toekomst moeten kijken. Daar komt wat mij betreft ook het Statuut bij kijken. Hoe wil ik dat oppakken; hoe wil ik er in eerste instantie aan beginnen? Wij zijn nog druk bezig met het staatkundige traject, dat ook veel van ons vergt. Collega Hirsch Ballin heeft mij er al herhaaldelijk op gewezen dat het niet door elkaar moet lopen. Toch vind ik het van belang dat we dat doen, dat we ook naar de toekomst kijken, zoals mevrouw Van Bijsterveld terecht zei. Ik wil daaraan eigenlijk invulling geven door in eerste instantie verschillende wetenschappers een essaybundel te laten schrijven, en daarnaast een serie symposia te organiseren in Nederland, maar ook op Aruba en de Nederlandse Antillen. Zowel de motie van de heer Schuurman over de herijking van het Koninkrijk en de relaties binnen het Koninkrijk en de daarvoor benodigde wijziging in het Statuut, als de motie van de heer Remkes over de waarborgfunctie – hier maak ik apart een notitie over – zal onderdeel van dat traject moeten zijn.

Natuurlijk realiseer ik mij dat de Kamers ook zelf nog de commissie-Brooks aan het werk hebben, als uitvloeisel van het POK over het democratisch deficit. Dat zou best ook interessant kunnen zijn om te betrekken bij die discussie over de toekomst. De vaste commissie voor NAAZ van beide Kamers zal dan ook zeker worden uitgenodigd om hieraan deel te nemen, om op een gezamenlijke, meer fundamentele wijze te kijken naar de manier waarop we in de toekomst de samenwerking in het Koninkrijk willen vormgeven. Ik meen dat dit heel goed aansluit bij datgene wat mevrouw Van Bijsterveld naar voren bracht; die visie op het Koninkrijk is inderdaad van groot belang. We zijn nu heel intensief met die staatkundige wijzigingen bezig. Ik heb wel altijd gezegd, we wijzigen de staatkunde niet omdat we het zo leuk vinden om de staatkunde te wijzigen, maar omdat het wat moet betekenen voor de bevolking. Het geld moet daadwerkelijk terechtkomen bij mensen die het ook nodig hebben, maar het is wel degelijk van belang om daar ook wat overheen te kijken en te kijken naar welke verwachtingen je hebt van de toekomst. Dat zullen we erbij betrekken. Ook vind ik dat we erbij moeten betrekken de vraag wat het aflopen van de samenwerkingsprogramma’s betekent voor de relatie tussen de landen. Het gaat dan niet alleen om de spanningsvelden tussen waarborgfunctie en autonomie, maar ook om de interculturele dimensie. Ik vind dat juist het element van de waarden die we hebben binnen het Koninkrijk te weinig naar voren komt. Ik ken het rapport “Naar een Salsa op klompen”, ik heb het zelfs in ontvangst genomen. In het kader van deze hele operatie zouden wij met elkaar, ook met het oog op de toekomst, deze waarden goed in ogenschouw moeten nemen. Bovendien wil ik kijken naar een soort agenda voor het Koninkrijk, waarbij ook die bredere Statuutswijziging betrokken zou kunnen worden. Ik denk dat dit voor nu voldoende reactie is op het punt dat door mevrouw Van Bijsterveld is ingebracht.

Blz. 1483

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Zoals u weet, heb ik inderdaad een notitie toegezegd over die waarborgfunctie en de reikwijdte.

Blz. 1490

De heer Van Kappen (VVD):

Dat betekent dat wij, als wij gaan praten over de normen binnen het Koninkrijk, op zoek zijn naar wat de normen zijn die wij binnen het Koninkrijk met zijn allen hanteren. Wat moeten wij nu eigenlijk waarborgen? Waar begint die waarborgfunctie en waar houdt die op? Ik heb begrepen dat wij dat allemaal kunnen vinden in de brede notitie over het Koninkrijk die eraan komt. Daar zijn wij ontzettend blij mee en daar kijken wij vol belangstelling naar uit.

Blz. 1494

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik begin bij de vragen van de heer Van Kappen. Hij begon zijn bijdrage in tweede termijn met de opmerking dat hij op zoek was naar de grenzen voor de autonomie en de waarborgfunctie. Daaraan koppelde hij direct, zoals ik overigens ook altijd doe, financieel toezicht, behoorlijk bestuur en rechtshandhaving. Wij zijn het er helemaal over eens dat dit de punten zijn waarnaar wij kijken. In de notitie die ik heb toegezegd, zullen wij die vraag in brede zin beantwoorden als het gaat om de waarborg voor de toekomst. In reactie op wat mevrouw Van Bijsterveld en mevrouw Linthorst zeiden, zal ik daarop nog terugkomen

Blz. 1491

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Wij zien dat het hervormingsproces vooral wordt bediscussieerd in termen van de mate van zelfstandigheid van de samenstellende delen en de grenzen daarvan. Het gaat vooral om de positie van de eilanden. Dat is begrijpelijk en ook belangrijk. Ook vandaag in het debat is dat een paar keer naar voren gekomen, met name in het kader van het spanningsveld tussen autonomie en de waarborgfunctie van het Koninkrijk.

Blz 1495

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik kom bij mevrouw Van Bijsterveld. Collega Hirsch Ballin en ik hebben in ieder geval geprobeerd om aan te geven hoe wij in het traject staan en hoe wij ernaar kijken. Hoewel het een hoofdlijnendebat is, hebben wij geprobeerd uw concrete vragen zo veel mogelijk te beantwoorden. Ik ben blij dat u daar verheugd over bent. U haalde nog eens de spanning aan tussen autonomie en waarborgfunctie. Ik denk dat dit spanningsveld zal blijven bestaan; dat zei u ook. Het is van belang om samen goed na te denken over de toekomst. Dat wil ik doen in de door mij al toegezegde notitie in de richting van de Tweede Kamer: hoe zit het met die waarborgfunctie en hoe zit het sowieso met het Koninkrijk in de toekomst?

Blz. 1492

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Ik hoop dat de concrete vragen uiteindelijk zullen leiden tot het schetsen van het vergezicht. Gaat de staatssecretaris de vragen behandelen wat wij willen met het Koninkrijk, waar wij naartoe gaan en welke minimumvoorwaarden gelden als zij straks symposia gaat organiseren? Ik zou het zeer op prijs stellen als de minimumvoorwaarden niet alleen betrekking zouden hebben op de onderwerpen waarover wij afspraken hebben, namelijk goed bestuur, financiën en rechtshandhaving, maar ook op de meer morele aspecten van het Koninkrijk. De betrokkenheid bij het Koninkrijk is minimaal; niet alleen aan de overzijde maar ook in Nederland. Die betrokkenheid zal niet vanzelf ontstaan. Wij zullen daar hard aan moeten werken.

Blz. 1496-1497

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Mevrouw Linthorst, vergezichten zijn altijd lastig. U zei zelf al: ik heb er zelf ook mee geworsteld hoe ik dat zou doen. Onze bedoeling was juist om nu aan te geven hoe wij staan in het staatkundig traject en mijn bedoeling is inderdaad om nu te gaan werken aan het punt dat u ook voor ogen staat; hoe gaan we nu, vanuit wat we nu hebben in het Koninkrijk, met elkaar om? Daar zitten die twee kanten in, de autonomie en de waarborgen. Ik heb niet voor niets gezegd in weliswaar niet zo’n groot vergezicht, dat ik op het Isla-terrein een andere koers ben gaan varen dan in het verleden. Dat heeft voor een deel te maken met hoe ik nu kijk naar de verhouding tussen de landen en tussen de eilanden. In die brede visie zullen de door u genoemde punten aan de orde worden gesteld. Het gaat wel degelijk ook om morele aspecten. Voor mij gaat het ook om waarden, die we binnen het Koninkrijk hoog willen houden. Dat heb ik ook in eerste termijn gezegd. Dan moeten we ook juist de rijkdom van die interculturele kant met elkaar durven bespreken, naast de kritische kanten die u terecht aanhaalde. Misschien bent u dan nu een beetje teleurgesteld, maar als we die notitie af hebben, hoop ik dat we met elkaar een goed debat kunnen voeren en ook kunnen zeggen hoe we de komende jaren met elkaar omgaan in het Koninkrijk. Daar hoort dan wat mij betreft die Statuutswijziging bij.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Om mijn dag toch nog een beetje goed te maken: komt dan in die notitie ook een beschrijving van wat nu wel en niet tot de waarborgfunctie hoort? Er zijn twee kanten aan. De ene kant betreft de vraag wat onder die waarborgfunctie valt. Dit zou wat mijn fractie betreft verder moeten gaan dan alleen het op orde hebben van de financiële huishouding en de rechtshandhaving. De andere kant betreft de vraag hoe je ervoor zorgt dat je die waarborgfunctie ook effectief kunt inzetten. Het gaat mij vooral om het eerste punt. Gaan we die discussie dan ook aan?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja, wat mij betreft hoort dat erbij. Toen het aan de orde kwam in de Tweede Kamer hebben wij dat ook nadrukkelijk met elkaar besproken. Je moet dus naar het geheel kijken.

Blz. 1493

Mevrouw Lagerwerf-Vergunst (ChristenUnie):

Tijdens het interruptiedebatje met de minister gaf de staatssecretaris non-verbaal aan dat de vraag over artikel 55 van het Statuut wordt meegenomen. Ik verzoek de staatssecretaris de vraag over het zelfbeschikkingsrecht in dat kader ook mee te nemen.

Blz. 1497

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Op haar vraag of ik bij de visie op het Koninkrijk ook het zelfbeschikkingsrecht zal betrekken, kan ik antwoorden dat ik dat zal doen.

Blz. 1499

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Ik zou wel graag van de minister – het had ook van de staatssecretaris gekund – antwoord krijgen op de vraag of het, als er voorlopig niet gekozen is voor een nieuw Statuut, niet verstandig is om op dit punt voorlichting te vragen aan de Raad van State. Dat betreft met name de vraag hoe naast het heel zware middel van artikel 43, lid 2, de waarborgfunctie in de huidige en in de nieuwe situatie concreet vorm kan krijgen.

Minister Hirsch Ballin:

Het antwoord op die vraag is tweeledig: wij zullen in de notitie ingaan op die vraag en

de Raad van State heeft op dit punt reeds voorlichting gegeven. Dat was misschien niet in een van de opvallendste passages, maar bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Statuut heeft de Raad van State van het Koninkrijk voorlichting gegeven. Daarbij heeft de Raad van State van het Koninkrijk opgemerkt dat het goed zou zijn om bij de realisering van de Statuutsbepaling waarvan mevrouw Linthorst het belang terecht onderstreept,

niet te blijven hangen in de situatie die heel lang heeft bestaan. In die situatie werd ofwel gezegd dat dit een landsverantwoordelijkheid of autonome verantwoordelijkheid is en dat toepassing van artikel 43, tweede lid, een ultimum remedium is – met de boodschap die in het verleden wel eens is gegeven, maar van ons hebt u daarover andere teksten gekregen, ook in de recente antwoorden op Kamervragen – ofwel er werd gezegd dat er moest worden ingegrepen. In het laatste geval is het meteen heel zwaar en is er een doorkruising van de gewone bevoegdheden. In die voorlichting is ingegaan op deze situatie en is gesteld dat daar iets tussenin moet zitten, zodat het niet gaat om een keuze tussen ″het valt allemaal misschien niet mee, maar het is niet ernstig genoeg om in te grijpen″ en ″het is zo ernstig dat de gewone bevoegdhedenverdeling moet worden doorkruist″. Ik denk dat mevrouw Linthorst precies vraagt naar de mogelijkheid om daartussenin iets te doen. Een van de mogelijkheden is een rijkswet ex artikel 14, juncto artikel 43, tweede lid, van het Statuut. Dat is aan de orde geweest in de voorlichting die eind 2004 is gegeven door de Raad van State van het Koninkrijk. Die zullen wij uiteraard betrekken bij de voorbereiding van de studie waarvan collega Bijleveld al melding maakte.



Historie