T03056

Toezegging Salarissen publieke omroep (35.554)



De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe te zullen bekijken, bijvoorbeeld aan de hand van een onafhankelijk onderzoek, welke stappen aanvullend gezet kunnen worden met betrekking tot het matigen van de salarissen bij de publieke omroep. De minister vindt voorts dat bij overschrijding van het salarismaximum niet alleen teruggevorderd kán, maar ook móet worden.


Kerngegevens

Nummer T03056
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen publieke omroepen
salarissen
Wet normering topinkomens
Kamerstukken Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (35.554)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 13, item 3 – blz. 5

De heer Janssen (SP): Dat geldt ook voor mijn laatste punt en dat is papier versus praktijk wat betreft de WNT-maxima. De regeling waarin de WNT-maxima voor de mediasector worden verlaagd, zal op 1 januari 2021 in werking treden. Het commissariaat kan, indien een media-instelling de gestelde maxima overschrijdt, het te veel ontvangen bedrag bij de topfunctionaris terugvorderen. Maar dat is een kan-bepaling en er zijn heel veel kan-bepalingen die in schoonheid gestorven zijn. Dus ik wil graag van de minister de toezegging dat deze de juro kan-bepaling toch echt wel de facto als een doe-bepaling moet worden gezien, want anders is er altijd wel weer een uitweg te bedenken waarom iets niet hoeft, terwijl het wel kan. Dat geldt wat de SP betreft ook voor alle trucs, omleidingen, U-bochten et cetera om deze regeling weer te omzeilen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 17-18

Minister Slob (ChristenUnie): Allereerst het aanpakken van de bovenmatige salarissen die ik heb aangetroffen bij de publieke omroep, zeker ook kijkend naar de omvang van de omroepen in relatie tot de WNT. Dat was een ergernis, niet alleen bij mij maar bij velen. Vanaf 1 januari gaan we dat op een andere manier doen, zoals we dat bijvoorbeeld ook wel in het onderwijs tegenkomen. Als een organisatie groter is, kan men natuurlijk meer, dan ligt er een grotere verantwoordelijkheid. Maar als je klein bent, is het ongepast als je bij wijze van spreken dezelfde salarissen verdient als iemand die leiding moet geven aan een vele malen grotere organisatie. Daar zit wel een overgangsregeling in. Dat is niet anders, dat is onderdeel van de WNT. Maar alle nieuwe toetreders zullen daaraan moeten voldoen.

We zijn daarnaast in de afgelopen jaren heel stevig bezig geweest om ook de betalingen voor presentatoren op het niveau te krijgen dat we met elkaar verantwoord vinden. Daarvoor is ook — heel verrassend — voor de publieke omroep, in afkortingen, een BPPO opgesteld, een Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep. We hebben de afgelopen jaren gezien dat langzaam maar zeker het aantal mensen dat daar nog boven zat aan het uitsterven is, want we konden niet meer aan reeds gemaakte afspraken komen. Dat is denk ik ook bekend.

Waar nu nog discussie over is, in ieder geval aan de overkant, is of we nóg iets kunnen doen. De heer Janssen heeft dat ook in lijn met zijn partijgenoten in de Tweede Kamer nu ook hier aan de orde gesteld. Presentatoren moeten dus ook gewoon conform de BPPO, die WNT-proof is, betaald worden. Als ze bij de publieke omroep in dienst zijn, kunnen we ook nog iets doen met presentatoren die van buiten komen. Dan zijn er soms ook presentatoren — het is maar een heel klein aantal in het grote geheel, maar ze zijn er wel, want er zijn zo'n 300 presentatoren actief en het gaat om 7 mensen — die soms ook nog betrokken zijn bij een productiebureau en dan niet alleen geld ontvangen omdat ze vanuit het productiebureau een dienst aanbieden, programmering, maar ook nog een keer apart als presentator worden beloond, uiteraard dan wel weer binnen die BPPO, maar toch kunnen we daar iets aan doen.

Ik ben bereid, zeg ik in de richting van de heer Janssen, om in de komende tijd nog een keer — dat wil ik voor de zomer afronden — heel gericht te kijken naar wat we hier eventueel aanvullend in kunnen doen, zonder dat we natuurlijk op een terrein komen waar bedrijven gewoon moeten kunnen ondernemen en ook bepaalde rechten hebben, die ook zelfs in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Het zou dus kunnen dat we goede afspraken gaan maken met de NPO om dat gewoon op basis van afspraken te doen. Het kan zijn dat we nog een keer — dat wil ik ook gaan doen — een heel goed, onafhankelijk onderzoek doen naar wat er nou precies gaande is, omdat het best lastig is om er heel gericht de vinger op te leggen. Er is soms onvoldoende informatie transparant beschikbaar om daar wat zicht op te hebben. Dus ik ben bereid om daar verdere stappen in te zetten. Dat zal ik overigens ook melden aan uw partijgenoot in de Tweede Kamer, want die heeft een motie op dat punt even aangehouden en die wacht op een reactie van mij. We hebben nu heel mooie stappen gezet rond die maximering van de salarissen. Ik ben bereid om te kijken of we ook op dit onderdeel, het enige dat nu nog overblijft, nog verdere stappen kunnen zetten.

De heer Janssen (SP): Dank voor deze toezegging, maar mijn vraag ging even heel concreet over een andere vraag die ik had gesteld in de schriftelijke ronde. Daar gaf de minister aan dat het Commissariaat als toezichthouder belast is met het toezicht op deze regeling. Indien een media-instelling de gestelde maxima overschrijdt, kan het Commissariaat het teveel ontvangen bedrag bij de topfunctionaris terugvorderen. Het gaat mij om die kanbepaling, omdat heel veel kanbepalingen in schoonheid sterven. Ik wil hier nadrukkelijk uitgesproken hebben dat het, zoals ik in mijn bijdrage zei, de jure wel een kanbepaling is, maar dat het de facto, in de uitwerking, wel een doebepaling moet worden, want er is anders altijd wel een reden te bedenken waarom het Commissariaat het niet doet. Het is wel het uitgangspunt dat het ook gebeurt als het aan de hand is.

Minister Slob: Dat is inderdaad de inzet die we daarbij hebben, maar ik gaf net al aan dat het soms heel moeilijk is om goed zicht te krijgen op wat er precies gaande is. Daarbij zou zo'n onderzoek kunnen helpen, want dat kan ook het Commissariaat helpen om de kanbepaling in daden om te zetten en toezicht daarop te houden. Op dit moment is het soms toch wat te schimmig; niet dat men dan aan het sjoemelen is, om maar even zo'n woord te gebruiken, maar we willen er gewoon meer zicht op hebben. We willen er meer greep op hebben. Zoals we dat inmiddels bij de publieke omroep hebben gedaan, willen we dat ook doen met wat van buiten komt.

De heer Janssen (SP): Ik ben op zoek naar een iets korter antwoord, namelijk van de minister te horen dat waar het kan, het ook moet gebeuren.

Minister Slob: Het antwoord is ja.

De heer Janssen (SP): Dank.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 22

De heer Janssen (SP): Voorzitter. De minister heeft twee toezeggingen gedaan. Laat ik het nu even bij één toezegging houden. Heel concreet ging die over de WNT. Het is goed dat ik de minister duidelijk heb horen uitspreken en de toezegging heb horen doen dat, wanneer er vanaf 1 januari aanstaande teruggevorderd kan worden, het ook de bedoeling is dat dit daadwerkelijk gebeurt. Ik ben blij dat we dat nu in de wetsgeschiedenis kunnen opnemen en dat daar geen enkel misverstand meer over kan bestaan. Dank daarvoor.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 27

Minister Slob: Dan heeft de heer Janssen ook nog de vinger gelegd bij de matiging van de salarissen. Daar gaan we inderdaad grote stappen zetten. Vanaf 1 januari hebben we de nieuwe systematiek en het spreekt voor zich dat daar ook op toegezien gaat worden. Ik heb al aangegeven dat we dat bij lopende afspraken niet zomaar kunnen doen. Dan is zeven jaar best een lange tijd, maar die is in de WNT vastgelegd. Alle nieuwe mensen die toetreden tot zo'n functie gaan onder dit regime vallen. Mocht men het dan toch anders gaan doen, dan wordt er uiteraard opgetreden, want dat is niet wat we met elkaar beogen en hoe er met gemeenschapsgeld moet worden omgegaan.


Brondocumenten


Historie