T01288

Toezegging Opnemen juridische grondslag in wet op hoger onderwijs (31.354)



De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Asscher (VVD), toe in gesprek te gaan met de staatssecretaris van OCW om in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een juridische grondslag op te nemen waardoor met een Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de rechtmatige en doelmatige besteding van de rijksbijdrage.


Kerngegevens

Nummer T01288
Status voldaan
Datum toezegging 22 maart 2011
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Mededingingswet
Kamerstukken Aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (31.354)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 38-39

De heer Asscher (VVD)

Een ander punt dat de VVD-fractie ten zeerste betreurt is het feit dat universiteiten niet onder deze wet gaan vallen. De minister ziet hiertoe geen aanleiding omdat sectorspecifieke regelgeving en sectorspecifiek toezicht bestaan om concurrentievervalsing te voorkomen. Mogen we deze minister in overweging geven om nog eens contact op te nemen met de minister van Buitenlandse Zaken die in zijn vorige hoedanigheid niet naliet erop te wijzen hoezeer universiteiten en hogescholen commerciële activiteiten aanbieden in concurrentie met de vrije markt zonder rekening te houden met een integrale kostprijs? Uitgangspunt bij het regulier overleg tussen OCW en de onderwijsinstellingen is dat het investeren met publieke middelen in private activiteiten toegestaan is zolang deze investeringen aantoonbaar ten goede komen aan de publieke taakstelling van die instellingen. Dat is echter geen vrijbrief om commerciële activiteiten onder de integrale kostprijs aan te bieden. Er is voor de hogeronderwijsinstellingen op dit gebied een gebrek aan toezicht en er zijn geen sancties.

Bovendien is dit een gecompliceerde sector waarbij het niet altijd geheel duidelijk is waar publieke belangen ophouden en puur commerciële activiteiten beginnen. Onze fractie is van mening dat de motie-Ten Hoopen/Vos die hierover gaat van belang is. Is de minister bereid deze motie uit te voeren? Zo ja, dan vernemen wij gaarne hoe hij te werk denkt te gaan. Zo nee, dan kan hij wellicht ook in deze Kamer een motie tegemoet zien. Wil de minister toezeggen in overleg met zijn collega van OCW te treden over de regelgeving voor het hoger onderwijs om concurrentievervalsing te voorkomen? Dit is een belangrijk punt van zorg van de VVD-fractie.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 71

Minister Verhagen

Staatssecretaris Zijlstra is bezig om de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen. Ik doe graag de toezegging om daarin een juridische grondslag op te nemen waardoor we met een Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels kunnen stellen ten aanzien van de rechtmatige en doelmatige besteding van de rijksbijdrage. Dat lijkt mij de juiste plaats om aandacht te besteden aan concurrentievervalsing door het hoger onderwijs. Ik ga dus graag het gesprek aan met de heer Zijlstra.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 75

De heer Asscher (VVD)

Daarom kan ik de minister alleen vragen of hij de Kamer nog te zijner tijd schriftelijk wil informeren over zijn overleg met staatssecretaris Zijlstra over het bekende onderwerp van het hoger onderwijs en over zijn overleg met de VNG inzake een eventuele modelverordening en de manier waarop de VNG zijn benadering accepteert.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 78-79

Minister Verhagen

Ik zeg de heer Asscher toe dat ik de Kamer graag schriftelijk zal informeren over de overleggen met de VNG, zelfs ook over het overleg met de heer Zijlstra. Ik ga er overigens van uit dat het overleg dat ik met staatssecretaris Zijlstra heb, zal leiden tot een nadere uitwerking van de wijziging op het punt van het hoger onderwijs. In ieder geval wordt het dan meegenomen in de wetsvoorstellen van de staatssecretaris op dat punt. Derhalve zal de Kamer sowieso schriftelijk geïnformeerd wordt. Ik neem aan dat de Kamer hierover niet apart een brief wil hebben als het al meegenomen wordt in de wetsvoorstellen. Ik zeg de Kamer toe dat ik haar hiervan op de hoogte zal houden.


Brondocumenten


Historie