T01365

Toezegging Notitie lijdelijkheid rechter (32.021)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Quik-Schuijt, toe de Kamer een nota te zenden over de lijdelijkheid van de rechter.


Kerngegevens

Nummer T01365
Status voldaan
Datum toezegging 10 mei 2011
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen lijdelijkheid rechter
Kamerstukken Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (32.021)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 47

Minister Opstelten: "Mevrouw Quik kwam met het belangrijke punt van de lijdelijkheid van de rechter. Omdat ik gevoel had voor de strenge blikken die de voorzitter mij toewierp zonder dat hij mij aanmaande, heb ik dat onderwerp in eerste termijn laten liggen. Dat kwam misschien door het thema lijdelijkheid. Ik had daar wel iets actiever in kunnen opereren. Het onderwerp is nadrukkelijk naar voren gebracht. Zowel de kantonrechter als de rechter in de handelszaak is gebonden aan het wettelijk verbod voor de rechter om zaken te beslissen op een andere grondslag dan hetgeen partijen aan hem voorleggen, tenzij de wet anders bepaalt. Dat staat in artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ik zie u knikken. U zegt bijna zelf artikel 24. Beide hebben ze de plicht om ambtshalve rechtsgronden aan te vullen, artikel 25. Ik heb geen aanwijzing dat de kantonrechter hier op een buitenwettelijke manier mee omgaat. De Kamer heeft die signalen ook niet, trouwens. De actieve kantonrechter benut de mogelijkheden om binnen de wettelijke grenzen van het procesrecht de procedurele rechtvaardigheid en waarheidsvinding te bevorderen. Dit past goed in zaken waarin partijen geen procesvertegenwoordiging hebben. Mij zijn geen signalen bekend dat deze werkwijze van de kantonrechter dreigt te verdwijnen door het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken. Integendeel, er zijn signalen – op basis van experimenten, maar die hebben we nog niet geëvalueerd, zo ver zijn we natuurlijk nog niet gekomen – dat de verdere integratie van de sectoren kanton en civiel positief verloopt. De uitspraak van de Hoge Raad van 1 april 2011 gaat over het Hof en juist niet over een geval waarin partijen zonder procesgemachtigde procederen. Ik zie daarin geen enkele aanwijzing dat de werkwijze van de kantonrechter in het algemeen niet toelaatbaar zou zijn. Wij hebben een afspraak gemaakt. Alle punten die nu even niet worden ingevoerd, komen aan de orde bij de voorbereiding van de gerechtelijke kaart. De positie van de kantonrechter en ook wat u zegt komen daarbij aan de orde, mevrouw Quik. Ik hoop dat u daarmee genoegen neemt, maar het kan zijn dat dit niet het geval is. Als u hiermee genoegen neemt, komt er geen notitie. Als u er geen genoegen mee neemt, komt er wel een notitie. Zegt u het maar, mevrouw Quik."

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): "Ik zal beginnen met u uit de droom te helpen, minister. U zijn waarschijnlijk geen berichten bekend dat het een probleem is, maar mij wel. Zowel familierechters, rechters-commissarissen als kantonrechters zijn regelmatig helemaal niet lijdelijk. Zij hopen dan altijd dat de tegenpartij ze niet gaat verhaken, want dat zou niet terecht zijn. Ik hoor dat aan de lopende band. Ik heb naar aanleiding van een ander wetsvoorstel al het voorbeeld genoemd dat als in een alimentatiezaak mijnheer zegt dat zijn vrouw niet kan werken, de rechter niet mag vragen waarom zij niet mag werken als de advocaat van de andere partij niets zegt. Zo heb ik legio voorbeelden van mensen die ik voorheen persoonlijk in opleiding had. Zij wezen mij er steeds op dat de vraag die ik stelde niet mocht.

Ik ken heel veel kantonrechters en die doen hetzelfde. Zij stellen al die vragen. Als de ene partij geen advocaat heeft en de andere wel, willen zij de partij zonder advocaat niet de dupe laten worden van een kennelijk onrechtvaardige beslissing. Geen enkele rechter wil graag een onrechtvaardige beslissing nemen. Dat vereist, met name als de ene partij wel een advocaat heeft en de andere niet, dat de rechter doorvraagt en niet achteroverleunt en zegt: hij spreekt dit niet tegen dus dat staat nu in rechte vast. Zo werkt het namelijk. De equality of arms is dan heel ver te zoeken. Dat is een beginsel dat het Europees Hof terecht heeft ingevoerd, naar mijn gevoel.

Ik wil graag een notitie. Ik heb een beetje zitten googelen. Er zijn zo veel verschillende opvattingen hierover. Ik herinner mij zelf de commissie-Asser-Groen-Franken. Wat die toen zei, vond ik heel prachtig. Sindsdien zegt iedereen dat het niet kan en dat de rechter toch lijdelijk moet blijven. Ik zou het heel erg op prijs stellen als daar wel een notitie over kwam."

De heer Van de Beeten (CDA): "Ik denk dat wij met een notitie niet de reikwijdte van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of andere ..."

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): "Die lijdelijkheid staat nergens, dat is juist het mooie. Dat is een beginsel."

De heer Van de Beeten (CDA): "Dat is een punt, dat die lijdelijkheid nergens staat. Bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – mevrouw Broekers was daar ook bij betrokken in 2001 of 2002 – is deze problematiek met betrekking tot de artikelen 24 en 25 heel uitdrukkelijk aan de orde geweest. Die is ook heel uitdrukkelijk vastgesteld. Daar was deze Kamer het met de regering over eens en dat is bepalend voor de uitleg van de betreffende wetsbepalingen. Zeker door de invoering van de verplichte comparitie na antwoord is de rechter vrij om in het tussenvonnis de regie naar zich toe te halen. Hij kan daarin alle vragen stellen en naar alle stukken vragen die hij relevant acht voor de beoordeling van de zaak. Dat hoeft hij niet pas te doen tijdens de comparitie van partijen. Dat is zo vastgelegd. Als rechters zich de vraag stellen wat zij wel mogen en wat niet, moeten zij niet kijken naar het begrip "lijdelijkheid" maar naar de artikelen 24 en 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en naar wat de parlementaire geschiedenis daarover zegt. Een actievere opstelling van de rechter wordt volledig gelegitimeerd door de teksten van de wet zoals die nu luiden plus de parlementaire geschiedenis zoals die er ligt."

Minister Opstelten: "Dank u voor de notitie, mijnheer Van de Beeten."

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 47-48

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): "Ik ben geneigd om het met de heer Van de Beeten eens te zijn, maar ik weet maar al te goed dat de praktijk anders is. Het zou mij helpen – ik wil daar graag over publiceren – als daar van kabinetswege een notitietje over kwam."

Minister Opstelten: "Ik doe een voorstel, want wij komen nu niet veel verder wat betreft dit onderwerp. Wij zullen het bekijken en keurig op een rijtje zetten. Wij zullen ons oriënteren in de praktijk op wat er is en wat er niet is. Ik moet wel zeggen dat ik dat zal doen langs de lijnen die de heer Van de Beeten schetste, want dat is ook mijn redenering. Ik wil mevrouw Quik wat dit betreft ook niet te zeer blij maken met het idee dat er iets geweldigs gaat komen, want dit zal ongeveer de lijn zijn van het betoog."

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): "Alles wat ik heb gelezen over partijautonomie en lijdelijkheid ging over de handelssector, over zaken met twee advocaten. Ik vind dat een fundamenteel verschil. Wij hebben het nu over grote zaken, over grote bedragen waarin een of twee mensen geen advocaat hebben en er dus geen equality of arms is."

Minister Opstelten: "Ik blijf bij mijn toezegging aan u, mevrouw Quik. U hebt hier nadrukkelijk naar gevraagd dus wij doen het. Ik kan alleen nu geen termijn noemen waarop ik daarmee kom. Het heeft alleen maar zin als je inderdaad even uitzoekt wat in de praktijk de posities zijn. Daar hebben wij allemaal het meeste aan. Als wij dat zo kunnen afspreken, doe ik dat natuurlijk graag."


Brondocumenten


Historie