T02037

Toezegging Logeeropvang en WTZi-toelating (33.891)



De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Scholten, toe na te gaan of de eisen voor WTZi-toelating te zwaar zijn voor instellingen met logeeropvang en dit eventueel op te lossen bij AMvB.


Kerngegevens

Nummer T02037
Status voldaan
Datum toezegging 25 november 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen logeeropvang
respijtzorg
Wet toelating zorginstellingen
Kamerstukken Wet langdurige zorg (33.891)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 3, blz. 7

Ik kom tot mijn laatste punt, de respijtzorg, ofwel het tijdelijk elders verblijven van de verzekerde met een Wlz-indicatie die thuis woont. Dit geeft ouders en mantelzorgers enige verlichting in de dagelijkse zorg. Hier is al veel over te doen geweest. Vorige week hebben wij er nog een brief overgekregen. De staatssecretaris, wijs geworden door de onder deze noemer kennelijk vaak georganiseerde buitenlandse tripjes, houdt vol dat het logeren zelf niet meer wordt vergoed, maar de zorgkosten tijdens het logeren wel. Dit is alleen anders indien het logeeradres een onder de WTZi toegelaten instelling is. Dat wordt dan wel een probleem, want deze respijtzorg wordt vaak gegeven in kleinschalige initiatieven die geen WTZi-toelating hebben. Het aanvragen van een WTZi-toelating is voor hen ook vaak een brug te ver. Een voorbeeld hiervan is de zorgboerderij waar de verzekerde gedurende het weekend in een vertrouwde, warme omgeving verkeert en in goede handen is. Mijn fractie vindt met de staatssecretaris dat oneigenlijk gebruik moet worden tegengegaan en dat er controle op het systeem dient te zijn. De vraag is of de gekozen oplossing de juiste is en of deze in het belang is van iedereen die dit aangaat. De eisen voor een WTZi-instelling zijn hoog. De toelating is ingewikkeld omdat er om te beginnen een rechtspersoon moet worden ingericht, zoals een raad van toezicht en een klachtenregeling. De staatssecretaris heeft met deze oplossing gekozen voor het systeem en niet voorde mens, terwijl de wet als grondslag heeft: van systemen naar mensen. De keuze van de staatssecretaris lijkt ook in tegenspraak met de toezegging aan de verzekerden met een laag zzp, die nu nog in een kleinschalige instelling wonen, om daar te mogen blijven wonen. Zij zouden anders immers gedwongen zijn te verhuizen. Voor deze instelling wordt ook geen WTZi-toelating geëist. Ik nodig de staatssecretaris graag uit om hierover na te denken en met een oplossing te komen. Eventueel dien ik hierover nog een motie in mijn tweede termijn in.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 35

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan kom ik op het laatste punt dat door de fractie van D66 naar voren is gebracht, voor zover niet al beantwoord, namelijk de kwestie van de WTZi-toelating. De stellingname is dat je daar anders naar zou moeten kijken en dat de eisen misschien te zwaar zijn. Hierbij zitten we ook een beetje met een dilemma. Aan de ene kant kan iedereen nu overal logeren en krijgt men daar de zorg voor betaald. Ik zeg het maar even simpel: dit gaat over de vraag of je ook betaald krijgt voor het verblijf 's nachts. Logeren kan dus nog altijd, maar het gaat om de verblijfskosten. Mevrouw Barth raakte het al even aan. Bij de zorgverlening in de dagelijkse situatie waarbij er sprake is van logeren 's nachts moeten we enige eisen stellen, namelijk dat het allemaal goed gaat, dat het verantwoord is en dat er geen onnodige risico's worden gelopen. Het is zoeken naar de manier waarop je dat doet. We hebben gezegd dat je een WTZi-toelating moet hebben of een aanvraag daarvoor, om iedereen wat tijd te geven. Ik realiseer me best dat dit instrument een beetje grof is, maar het geeft wel zekere waarborgen. Er is dan immers sprake van een toezichtsituatie, er kan een klacht over worden ingediend en er kan worden toegezien op de kwaliteit. De inspectie kan dan bijvoorbeeld zeggen: voldoet de kwaliteit eigenlijk wel? Ik snap wel dat mevrouw Scholten zegt: zijn dit niet te zware eisen voor het doel waarom het gaat? Ik stel het volgende voor. We hebben een periode genomen en we hebben gezegd dat het moet gaan om een WTZi-toelating of een aanvraag daarvoor. Er is enige tijd voor, namelijk een halfjaar. Zullen we in dat halfjaar bekijken of de eisen die aan die WTZi-toelating worden gesteld te zwaar zijn voor dit doel? Ik wijs er daarbij op dat er een AMvB is bij de WTZi. Daarin kunnen we eventueel nog nadere regelingen opstellen of weghalen als het gaat om de beoordeling van deze wijze van logeren. Ik heb een en ander dan volgens mij maximaal opgerekt om aan het bezwaar tegemoet te komen. Dat hoop ik althans.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik vind dat een fair aanbod. Ik heb zelf ook nagedacht over de manier waarop je het probleem zou kunnen aanpakken. Je zou de initiatieven waarop ik doel een vrijstelling kunnen geven in de WTZi. In de AMvB kun je dan wat nadere voorwaarden stellen voor de kwaliteit, de controle op die kwaliteit en de controle op de manier waarop de zorg wordt ingekocht. Dat lijkt me een aanvulling op de toezegging van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rijn:

We worden zo creatief met elkaar dat we hiervoor wel oplossingen zullen verzinnen. Ik wil mevrouw Scholten dus toezeggen dat wij op dat punt naar de AMvB gaan kijken. Daarbij wil ik de suggestie die zij net deed graag meenemen.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 41

Staatssecretaris Van Rijn:

In antwoord op mevrouw Scholten heb ik toegezegd om nog even te kijken naar de criteria die samenhangen met de WTZi, om te kijken of die niet onnodig zwaar zijn voor instellingen met logeeropvang waarvoor de eisen misschien te zwaar zouden zijn. Ik denk dat er mogelijkheden zijn in de AMvB die rust op de Wettoelating zorginstellingen. Wij gaan naar dat punt kijken. Wij hebben daar nog even tijd voor, omdat wij partijen tot in de eerste helft van 2015 gelegenheid hebben gegeven om te kijken of het een goede werkbare oplossing kan zijn.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 50

Mevrouw Scholten (D66):

Ik ben tevreden met het antwoord over de WTZi-instellingen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris erover zal nadenken hoe de knel van de WTZi-instelling kan worden afgenomen. Wij denken beiden aan een Algemene Maatregel van Bestuur, waarin nadere voorwaarden kunnen worden gesteld wat betreft kwaliteit en controle. Ik hoop hierop nog een bevestigend antwoord van de staatssecretaris te krijgen als ik dat goed heb geformuleerd. Ik zal daarom afzien van het indienen van een motie op dit gebied. Ik heb er nog wel een vraag over. Wanneer denkt de staatssecretaris dat hij met die nadere gedachte komt? Is hij bereid om de Kamer daarover te informeren? Ik zou dat buitengewoon op prijs stellen.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 56

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kan bevestigen dat ik op zoek ben naar een oplossing op basis waarvan kan worden bekeken of de controllijsten van de WTZi niet te zwaar zijn voor het doel dat wij nastreven. Zo nodig zal ik daarvoor de AMvB voor de WTZi gebruiken. Ik verwacht dit in de eerste helft van het komend jaar te kunnen doen. Wij kunnen dan meteen de overgangstermijn die wij hebben gehanteerd voor de instellingen benutten. Wij kunnen een en ander in het eerste kwartaal goed uitzoeken en in het tweede kwartaal zo nodig een AMvB opstellen.


Brondocumenten


Historie