T03454

Toezegging Interpretatie van de artikelen 1 en 2 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds (35.976)



De Minister van Economische Zaken en Klimaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Vendrik en Nicolaï toe dat zij bij de ontwerpbegroting 2023 van het NGF de interpretatie van het kabinet van de artikelen 1 en 2 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds nader zal toelichten. Zij zal dat doen via de toelichting bij het begrotingsvoorstel of via een Kamerbrief. Daarbij zal zij, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï, ingaan op de uitleg van de woorden “met oog voor” en tevens de beantwoording meenemen van de vraag van het lid Van Apeldoorn, over de betekenis van de woorden "onder voorwaarde dat”. Voorts zal de minister duidelijk maken hoe zij de uitgaven ten laste van de begrotingswet NGF verbindt met de maatschappelijke uitdagingen en omgaat met de kritiek van het Centraal Plan Bureau van vorig jaar.


Kerngegevens

Nummer T03454
Status voldaan
Datum toezegging 14 juni 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
prof. mr. P. Nicolaï (PvdD)
C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begripsbepaling
Doelstellingen
Nationaal Groeifonds, begroting
Kamerstukken Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds (35.976)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 33, item 10 - blz. 11, 13, 24, 26 en 27

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik wilde alleen maar even iets verifiëren wat ik de minister hoorde zeggen in antwoord op een vraag van de heer Vendrik en ik dacht Van Apeldoorn, maar ook op mijn vraag.

Begrijp ik het nu goed dat de minister zegt: "met het oog voor" kun je eigenlijk lezen als "onder voorwaarde dat"? Dat hoorde ik de minister namelijk zeggen.

Minister Adriaansens:

Correct.

Minister Adriaansens:

Er staat "met het oog op". Wij hadden een debat over wat "met het oog op" betekent. Daarvan heb ik gezegd dat je dat ook kan lezen als "onder voorwaarden dat". Wij doen

dat dus "met het oog op", of "onder voorwaarden dat". U kunt de riedel die daarachter staat over wat wij beogen, daarop van toepassing verklaren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Een poging om op het vorige punt, de doelstelling van het fonds — verstaan we elkaar goed? — te kijken of we een stap vooruit kunnen maken. Als ik het goed snap, zou het kabinet na aanvaarding van dit wetsvoorstel in de senaat, in september inderdaad het begrotingswetsvoorstel Nationaal Groeifonds kunnen indienen. Zou de minister mij willen toezeggen dat in dat wetsvoorstel, dat naar de Tweede en de Eerste Kamer gebracht zal worden komend najaar, nader wordt verduidelijkt hoe we dit debat precies moeten duiden? Ik noem het punt van de heer Nicolaï over artikel 1 en mijn zorgen over de duiding van artikel 2. Kan het kabinet expliciet duidelijk maken hoe het de uitgaven ten laste van die begrotingswet verbindt met de maatschappelijke uitdagingen? Kan het kabinet ook inzichtelijk maken — ik denk dat dat plezierig is — wat het doet met de kritiek van het CBP vorig jaar? Die hebben ook een punt gemaakt van de maatschappelijke missies en de prioritering: wat weegt het zwaarst? Ik vraag niet aan de minister om dat nu uit te sorteren, maar ik vraag wel aan de minister om dit punt bij de start van die begrotingswet eens even heel goed uit te schrijven. Dan kunnen we nog eens goed bekijken of we in de uitvoering van dit wetsvoorstel elkaar goed snappen, als het gaat om de relatie tussen de uitgaven van dit fonds en de maatschappelijke transities, waar ook het kabinet voor aan de lat staat.

Minister Adriaansens:

Ik ben zeker bereid om een toezegging te doen aan de heer Vendrik. Ik ben alleen even aan het nadenken over welke plek daarvoor de juiste is: de bijlage of de toelichting bij de begroting of bij de verantwoording. Er gaat een brief naar de Kamer uit over het geaccordeerde voorstel, het voorstel zoals het is geaccepteerd door de ministerraad op basis van het advies van de adviescommissie. Ik zoek dus even wat de beste plek is om aan die toezegging te voldoen. Dat wil ik anders in de tweede termijn aangeven.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nogmaals, mijn fractie vindt het jammer en snapt eerlijk gezegd niet dat de brede welvaart niet als doelstelling is gekozen. Volgens mij was dat toch echt beter geweest. De minister heeft nu wel gezegd: het gaat om een bijdrage aan het verdienvermogen en aan de groei van het bbp, maar wat in artikel 1 staat, namelijk met het oog op onder andere een milieuvriendelijke duurzame toekomst, moet gelezen worden als "onder voorwaarde van". Dat lijkt mij winst. De vraag voor mijn fractie is nog steeds wat dat in de praktijk betekent. Het moet nog steeds ook bijdragen aan een vergroting van het bruto binnenlands product, niet morgen maar over tien of twintig jaar. Je zou ook kunnen redeneren, waar mijn collega Nicolaï ook op hintte: als je niet zorgt voor die duurzame toekomst en niet wat doet aan die klimaatcrisis, dan blijft er misschien helemaal geen verdienvermogen meer over. Als je het zo interpreteert, dan zou je alle maatregelen of investeringen die kunnen leiden tot het bestrijden van de klimaatcrisis en het zekerstellen van de toekomst van de planeet Aarde eigenlijk ook kunnen zien als indirect bijdragend aan ons duurzaam verdienver- mogen. Maar de vraag is of de minister dat dan ook zo uitlegt.

Minister Adriaansens:

Dank u, voorzitter. Ik sla even de vraag van de heer Vendrik over, totdat hij aanwezig is. Dat zal zeker zo zijn. Dat is al het geval. Dan houd ik toch de volgorde aan, voorzitter. Ik begin met de beantwoording van de vraag van de heer Vendrik. Hij vroeg of ik kan toezeggen dat ik in de begrotingswet de doelstelling van het fonds, zoals beschreven in artikel 1 en 2 van de wet, nader zal verduidelijken. Ja, dat kan ik toezeggen. Bij de ontwerpbegroting 2023 van het NGF zal ik de interpretatie van het kabinet van artikel 1 en 2 van de wet nader toelichten. Ik moet wel even kijken of dat in de memorie van toelichting zelf gebeurt, of in de Kamerbrief erbij. Maar het zal in ieder geval met Prinsjesdag bekend zijn, zodat u het kunt meenemen bij de bespreking van de begrotingswet van het Nationaal Groeifonds. Ik zal tevens de beantwoording van de vraag van de heer Van Apeldoorn, over de betekenis van "onder voorwaarde dat", in die brief en die toelichting meenemen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik hoorde de minister, in reactie op de vragen over hoe het nou precies zit met dat "onder voorwaarde dat", zeggen dat daar nog een brief over komt. We hebben hier van de minister in ieder geval gehoord dat je dat zo moet lezen. Waar gaat die brief dan nog over?

Minister Adriaansens:

Een groot deel van dit debat is gegaan over de uitleg van artikel 1 en 2. Omdat we daar heel veel met woorden spreken, is het, denk ik, goed om dat vast te leggen. Zo hebben we een duidelijke uitleg van wat nou precies de doelstelling van het fonds is en hoe je moet lezen wat er in de wet staat. Ik heb toegezegd aan u en anderen die daar vragen over hebben gesteld, onder andere de heer Vendrik, om daar even goed op papier op in te gaan en dat te doen voor Prinsjesdag, ofwel in de memorie van toelichting bij de begroting die wordt voorgelegd of in een brief die daarmee gepaard gaat.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat betekent dus dat de minister vasthoudt aan wat ze hier gezegd heeft: je moet het lezen als "onder voorwaarde dat". Ik had in mijn bijdrage ook nog gevraagd of de minister bereid was om dat uiteindelijk in de nadere regels, die nog moeten worden vastgelegd, ook zo uitdrukkelijk vast te leggen.

Minister Adriaansens:

Ik meen dat ik met de toezegging die ik nu net doe, dus zorgen dat ik dat op papier zet in een brief die uw Kamer bereikt, voldoe aan de gestelde vragen. Ik zou me kunnen voorstellen dat we, als er twijfels of vragen zijn naar aanleiding van die brief of die memorie van toelichting bij de begroting, het er dan nog over hebben. Maar ik zal zeker de inhoud van dit debat dat we met elkaar hebben gevoerd daar terug laten komen.

De voorzitter: De heer Nicolaï, tot slot.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat is niet helemaal mijn punt. Het punt is dat het, als het in een nadere regel staat, algemeen verbindende voorschriften zijn. Ik hoef de minister verder niet uit te leggen wat dat betekent. Een brief en een toelichting enzovoorts zijn een ander verhaal. Als de minister zegt dat je dat zo moet lezen in artikel 1, dan ligt het toch voor de hand dat dat ook in die nadere voorschriften bindend wordt vastgelegd? Dat zou ik toch wel graag horen van de minister.

Minister Adriaansens:

We hebben het over de uitleg van de wettelijke bepaling van het voorliggende wetsvoorstel. Als ik dat zou vastleggen in de memorie van toelichting bij de begroting die voor het komende jaar geldt, dan zijn daarmee ook de regels vastgelegd over hoe je het moet uitleggen


Brondocumenten


Historie