T02431

Toezegging In het implementatieprogramma aandacht besteden aan het belang van een goede informatiepositie van burgers bij participatie en invoeringsregelgeving daarop aanpassen (33.118)



De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verheijen (PvdA), toe dat zij zal bezien hoe in het implementatieprogramma aandacht besteed kan worden aan het belang van een goede informatiepositie van burgers bij participatie. Daarnaast zal zij in de invoeringsregelgeving ook nadere regels stellen over de kwaliteit en de beschikbaarheid van omgevingsdocumenten en gegevens om de deugdelijkheid en de toegankelijkheid van gegevens te borgen.


Kerngegevens

Nummer T02431
Status voldaan
Datum toezegging 30 mei 2017
Deadline 1 januari 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen informatiepositie
participatie
Kamerstukken Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 29, item 7, blz. 7-59

De heer Verheijen (PvdA):

(...)

De wet kent wel een belangrijke participatieverplichting richting de burgers. Omdat deze is gekoppeld is aan grootschalige digitalisering, wordt het een kwetsbaar onderdeel van het stelsel. Onze vragen hebben met name betrekking op de wijze waarop burgers informatie van de overheid zouden kunnen toetsen. We spraken hierover eerder dit jaar in deze Kamer, in het debat over de milieueffectrapportageverplichtingen. De minister zei toen dat het volgens haar heel belangrijk is dat er goede professionele informatie en toetsingsfaciliteiten zijn om de informatietegenmacht van burgers goed te kunnen organiseren. Op mijn vraag om te bezien of daar nog een gat zit, een vacuüm, zei zij toe dat te doen en dat we dat maar in een nader overleg moesten bespreken. Ik zei toen dat wij het zeer op prijs zouden stellen als we in een verder debat conclusies zouden kunnen trekken die ertoe leiden dat burgers gebruik kunnen maken van een neutrale faciliteit om overheidsinformatie te kunnen toetsen. Daarom verzoeken wij de regering ons te laten weten in welke mate zij kan toezeggen dat in een onafhankelijke faciliteit kan worden voorzien, zodat op verzoek van belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium de door de overheden verstrekte onderbouwing van plannen en projectbesluiten kan worden getoetst op toegankelijkheid — dat is een belangrijke voorwaarde — en kwaliteit. Als dat namelijk niet gebeurt, is het risico zeer groot dat onderzoekslasten en elkaar tegensprekende informatievoorziening leiden tot een veelheid van juridische procedures, die qua energie en geld waarschijnlijk meer kosten dan het tegemoetkomen van de burger hierin en het voorzien in een dergelijke neutrale faciliteit. Op welke wijze kan deze suggestie worden opgenomen in de invoeringswet of het invoeringsbesluit?

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Ik kom op de vraag van de heer Verheijen over het onderzoeken van een second opinion. Ik heb die vraag nu hiertussen gestopt. Hij heeft mij al eerder gevraagd of er met een facultatief advies van de Commissie voor de m.e.r. voor projecten geen gat ontstaat, waarbij burgers nergens terechtkunnen als zij een second opinion willen onderzoeken. Ik heb aangegeven dat ik dat zou bekijken en ik heb dat ook gedaan. Ik vind het, net als u, heel belangrijk dat de kwaliteit van de gegevens die overheden gebruiken, goed is geborgd. Wat mij betreft moet de kwaliteit vooral vooraf goed geborgd zijn. Ik heb liever niet achteraf een toets, maar vooraf kwaliteit, toegankelijkheid en zekerheid. Ik ben van plan om dat te gaan doen door nadere regels te stellen aan de kwaliteitsborging en de beschikbaarstelling van omgevingsdocumenten of gegevens in het DSO. Voor het meten en rekenen ten bate van nationale regels stel ik bijvoorbeeld in de omgevingsregeling een meet- en rekenvoorschrift op.

Er zijn op dit punt in de Tweede Kamer twee moties aangenomen van de leden Veldman en Çegerek. De motie op stuk nr. 58 gaat over decentrale omgevingswaarden. Decentrale overheden moeten gebruikmaken van inhoudelijk gevalideerde en onafhankelijke onderzoeken. Ik zal dat ook in de invoeringswet opnemen. De motie op stuk nr. 59 gaat over meet- en rekenvoorschriften. Ook op dat punt zal ik in het invoeringsspoor een voorziening treffen om centraal regels te kunnen stellen als dat nodig is. Ook in de Omgevingswet is voor grote, complexe projecten met maatschappelijk belang geborgd dat er op verzoek van derden een onafhankelijk onderzoek kan worden gedaan naar alternatieven die tijdens de verkenning zijn ingediend.

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik was gebleven bij de beantwoording van de vraag van de heer Verheijen over een onafhankelijke faciliteit. Nogmaals: ik vind het belangrijk om recht te doen aan ingediende alternatieven. Dat past bij een participatiemaatschappij. Daarom wil ik ook digitale omgevingsloketten hebben. Die moeten gevalideerde gegevens hebben die voor iedereen toegankelijk zijn, niet alleen voor overheden, maar ook voor burgers. Instituten, zoals het RIVM enzovoorts, moeten de gegevens bekijken om ze te kunnen valideren. Dan heb je al de tweede toets te pakken. Ik zal, naar aanleiding van de motie-Smaling, in het Omgevingsbesluit regelen dat het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat de benodigde informatie voor participatie bij de projectprocedure op een toegankelijke wijze beschikbaar is. Als de kwaliteit van de gegevens goed is, gaat het vooral om de vraag hoe die gegevens worden gebruikt. Daarover kan in het participatietraject vroegtijdig helderheid komen.

Ik zou het niet wenselijk vinden om een aparte faciliteit in het leven te roepen. Als er een faciliteit is die alles altijd moet narekenen en iedereen dat gaat doen, kan dat enorm vertragend werken. Ik wil de zorg van de heer Verheijen het liefst wegnemen door ervoor te zorgen dat alle gegevens aan de voorkant betrouwbaar en gevalideerd zijn.

De heer Verheijen (PvdA):

Dat is helder. Het ging mij met name om de toegankelijkheid. We hebben net een debat gehad over mensen die minder geletterd zijn. Dat is een zorggroep, maar ook de mensen die normaal gesproken de krant goed kunnen lezen en duiden, zullen moeite hebben om de ingewikkelde en vaak geabstraheerde informatie die beschikbaar komt in de informatiehuizen, op hun eigen situatie te kunnen projecteren en toepassen. Een hulplijn is dan vaak nuttig. We kennen bij verschillende ministeries hulplijnen die burgers ondersteunen. Die kunnen ook helpen bij de validering van informatie. Ze kunnen niet alleen de toegankelijkheid verbeteren, maar ook de vraag beantwoorden of dit de actueelste informatie is die beschikbaar is. Mijn zorg en vraag is hoe we in het heel ingewikkelde stelsel dat het DSO is, herkenbaar voor burgers kunnen neerzetten dat ze daar hun hulpvraag kunnen stellen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is een belangrijk vraagstuk. Bij de inrichting van het DSO moeten we bekijken hoe we het zo toegankelijk mogelijk kunnen maken voor burgers, en niet alleen voor overheden, die daar misschien net iets beter in zijn. Ik wil de validering regelen door ervoor te zorgen dat er alleen cijfers in staan die gevalideerd zijn. Dat is nu de problematiek. Nu moet iedereen zelf zijn rapportje laten maken. Je kunt daarvoor een adviesbureau inhuren, maar anderen hebben geen toegang tot die gegevens. Eigenlijk heb je nu helemaal niets. Straks zit het allemaal in informatiehuizen. Sommige informatie is al heel goed en gevalideerd, maar andere informatie bevindt zich nog op het beginpunt. We hebben nog jaren te gaan voordat we dit goed kunnen doen. De heer Verheijen vraagt mij om ervoor te zorgen dat als we het straks openbaar maken, het ook gevalideerd is. Dat gaan we zeker doen. Maar het moet ook begrijpelijk zijn voor burgers; daar zal ik naar omkijken.

De heer Verheijen (PvdA):

Ik kom daarop terug in de tweede termijn.

(...)

De heer Verheijen (PvdA):

Ik kom ten slotte op het DSO, de vormgeving van de informatiehuizen en de positie van de burger daarbij. We hebben natuurlijk nadrukkelijk geconstateerd dat de financiële dekking voor het totale stelsel, inclusief het DSO, nog niet beschikbaar is. Er zal dus zeker een beroep worden gedaan op het nieuwe kabinet, maar ook op de lagere overheden om daar voldoende dekking voor te waarborgen. Dat is dan ook de voorwaarde voor inwerkingstelling. De minister heeft toegezegd dat zij wil borgen dat daar ook voor burgers heldere ondersteuning gegeven gaat worden voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van die informatie. Ik dien een motie in waarin dat wordt bevestigd en die kan worden gebruikt bij toetsing van de invoeringswet en het invoeringsbesluit.

De voorzitter:

Door de leden Verheijen, Vos, Sini, Bikker en Diederik van Dijk wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

dat de Omgevingswet een sterk beroep doet op de bereidheid van burgers om actief deel te nemen aan inspraak- en participatieprocedures;

dat de overheden ten behoeve van de gegevensvoorziening onder de Omgevingswet een digitaal stelsel instellen;

dat het wenselijk is dat burgers ondersteuning kunnen krijgen bij het zoeken naar de juiste informatie;

dat het gewenst is dat de betrouwbaarheid van de gegevens in het digitaal stelsel geborgd is;

verzoekt de regering om in het implementatieprogramma aandacht te besteden aan het belang van een goede informatiepositie van burgers bij participatietrajecten en bij de invoeringsregelgeving de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gegevens in het digitaal stelsel te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter S (33118).

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Ik kom bij de heer Verheijen van de PvdA. Hij heeft op een aantal punten gewezen en heeft gezegd dat hij blij is dat daar meer aandacht voor komt of meer zekerheid over komt, bijvoorbeeld over luchtkwaliteit. Hij heeft ook gesproken over het DSO en de duidelijkheid voor de burger. In hoeverre kun je als burger in die wirwar aan gegevens met zekerheid conclusies trekken? Hij heeft een motie daarover ingediend, op letter S, waarin hij vraagt om in het implementatieprogramma aandacht te besteden aan het belang van een goede informatiepositie van burgers bij participatietrajecten en bij de invoeringsregelgeving de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gegevens in het digitaal stelsel te borgen. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid. In het nieuwe stelsel worden burgers ook in staat gesteld om actief deel te nemen. Ik begrijp zijn zorgen over de beschikbaarheid van betrouwbare informatie voor burgers om echt te kunnen participeren. We moeten allemaal nog een beetje wennen aan onze nieuwe rol. Onderdeel van de implementatie is de Inspiratiegids Participatie Omgevingswet. Die is voor burgers.

Daarnaast wil ik bezien hoe in het implementatieprogramma aandacht besteed kan worden aan het belang van een goede informatiepositie van burgers bij participatie. Ik zal in de invoeringsregelgeving ook nadere regels stellen over de kwaliteit en de beschikbaarheid van omgevingsdocumenten en gegevens om de deugdelijkheid en de toegankelijkheid van gegevens te borgen.


Brondocumenten


Historie