T03419

Toezegging Geen inhoudelijke of procedurele inmenging regering bij nieuwe adviesaanvraag Adviescollege ICT-toetsing (33.118/34986)



De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks) en een opmerking van het lid Rietkerk (CDA), toe dat de regering zich niet zal bemoeien met de inhoud of de procedure van de nieuwe adviesaanvraag bij het Adviescollege ICT-toetsing inzake de werking van het DSO-LV.


Kerngegevens

Nummer T03419
Status openstaand
Datum toezegging 28 juni 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Adviescollege ICT-toetsing
werking DSO-LV
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 2

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Naast de vragen over de beslisnotitie heb ik nog een aantal andere vragen aan de minister. Wil hij toezeggen dat het kabinet en de programmaorganisatie zich op geen enkele wijze zullen bemoeien met de opzet en de resultaten van het onderzoek van het Adviescollege ICT-toetsing en dat ze zich beperken tot het leveren van gevraagde informatie? Ik

vraag dit omdat er in een eerdere fase discussie was tussen het ministerie en het adviescollege. Toen werd een onderzoek juist afgehouden. Het lijkt me goed om dat te voorkomen.

Ik hoor graag van de minister welke criteria hijzelf gaat hanteren wat betreft het rapport van het adviescollege, los van de criteria die wij hier in de Eerste Kamer hanteren.

Welke minimale eisen stelt het kabinet zelf aan de invoeringsgereedheid van de Omgevingswet in oktober? Is er een scenario denkbaar waarbij het kabinet op basis van een breed palet aan informatiebronnen zelf tot de conclusie komt dat de invoeringspraktijk nog niet gereed is voor invoering? En zo ja, waar wordt dan aan gedacht? En is er

een mogelijkheid dat u ook verder gaat kijken dan alleen naar het DSO?

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 5-6

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

Wij dienen een motie in, zodat er ruimte is voor een halfjaar oefenen met bestuurlijke borging met medeoverheden, waarbij de resultaten van de actualisatie van de adviescommissie AcICT in oktober 2022 van belang zijn, en waarbij het indringend testen van werking en stabiliteit van de DSOketen aan de orde is, op basis van de dan beschikbare informatie, en waarbij de gefaseerde invoering voor het onderdeel planketen mogelijk is, waarbij bevoegde gezagen nog geruime tijd gebruik kunnen maken van bestaande systemen, en waarbij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023 het uitgangspunt is en blijft, zodat de bevoegde gezagen hun voorbereidingen daarop

kunnen inrichten en de uitvoering geen vertraging oploopt.

(…)

De voorzitter: Door de leden Rietkerk, Van der Linden, Klip-Martin, Verkerk, Van Dijk, Dessing, Frentrop, Bezaan en Raven wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Omgevingswet het benodigde instrumentarium levert om de grote fysieke opgaven integraal aan te kunnen pakken en ruimtelijke procedures aanzienlijk kan verkorten;

constaterende dat Deloitte in haar tussenrapportage op 16 juni jongstleden heeft vastgesteld dat verbeteracties geadviseerd door het Adviescollege ICT-toetsing voor het overgrote deel in opzet in gang zijn gezet en zowel de vergunningsketen als de toepasbareregelsketen stabiel functioneert;

overwegende dat ruimtelijke opgaven en dienstverlening aan burgers en bedrijven ook na inwerkingtreding goed gefaciliteerd moeten blijven en dat daar zekerheid over moet bestaan;

overwegende dat de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen uitspreken dat zij de ingangsdatum van 1 januari 2023 willen blijven hanteren;

overwegende dat gefaseerde invoering voor het onderdeel van de planketen mogelijk is door de inzet van tijdelijke alternatieve maatregelen, waardoor bevoegd gezagen bij inwerkingtreding voor het onderdeel planketen nog geruime tijd gebruik kunnen blijven maken van bestaande systemen, waardoor gebiedsontwikkeling in alle gevallen doorgang kan vinden;

spreekt uit dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023 het uitgangspunt is en blijft, zodat de bevoegd gezagen hun voorbereidingen daarop kunnen inrichten en de uitvoering geen vertraging oploopt;

spreekt uit dat het wenselijk is dat het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) in oktober 2022 een geactualiseerd advies uitbrengt met het oog op inwerkingtreding per 1 januari 2023 (uitwerking geschiedt via de Voorzitter namens de Eerste Kamer);

verzoekt de regering om in oktober de voortgangsinformatie vanuit het interbestuurlijke programma over performance, stabiliteit, integrale ketentesten en tijdelijke alternatieve maatregelen aan te leveren, met als doel de Eerste Kamer kennis te laten nemen van de uitslagen van de testen en de verbeteringen van de keten die daarmee zijn georganiseerd met het oog op inwerkingtreding per 1 januari 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter DZ (33118, 34986).

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 6

Mevrouw Moonen (D66):

Ik heb één vraag aan de heer Rietkerk. In de zin over het Adviescollege ICT-toetsing geeft hij aan dat de uitwerking van de inwerkingtreding geschiedt via de voorzitter namens

de Eerste Kamer. Kan hij deze zin verduidelijken? De zin loopt namelijk niet. Wat bedoelt hij met de rol die de voorzitter van de Eerste Kamer heeft?

De heer Rietkerk (CDA):

Het is zo dat de voorzitter van de Tweede Kamer en de voorzitter van de Eerste Kamer namens die Kamers, of de minister zelve namens het kabinet, een opdracht kunnen

geven aan een adviesorgaan. De indieners hebben nadrukkelijk willen aangeven dat de Eerste Kamer aan zet is en dat die de regie wil voeren. Vandaar de zin die er staat.

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 12

Minister De Jonge:

(…)

Dan de bemoeienis met het AcICT. Het AcICT is een onafhankelijk adviescollege. Wij zullen hen uiteraard bedienen waar dat nodig is om hun werk te kunnen doen, maar het AcICT is onafhankelijk.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 13

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Ik ben ook dankbaar voor de toezegging dat de minister zich niet gaat bemoeien met de inhoud van het Adviescollege ICT-toetsing, noch met het proces, noch met de inhoud.

Het is goed dat dat geborgd is.


Brondocumenten


Historie