T02382

Toezegging Eindresultaat onderhandelingen Europees Openbaar Ministerie ter beoordeling voorleggen (33.709)



De Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van diverse leden, toe de Kamer per brief te informeren over het definitieve eindresultaat van de onderhandelingen inzake het Europees Openbaar Ministerie (EOM) teneinde de Kamer in staat te stelen haar eindoordeel kenbaar te maken. De regering zal vervolgens het eindoordeel van beide Kamers der Staten-Generaal betrekken bij haar definitieve standpuntbepaling over het al dan niet deelnemen van Nederland aan een EOM. In de brief zal de minister tevens de vragen die in de tweede termijn door verschillende fracties zijn gesteld beantwoorden.


Kerngegevens

Nummer T02382
Status voldaan
Datum toezegging 6 december 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. D.J.H. van Dijk (SGP)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen EOM
Kamerstukken EU voorstel: Verordening oprichting Europees openbaar ministerie COM(2013)534 (33.709)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 10, item. 10 - blz. 1

Minister Van der Steur:

Als er wel gestemd zou worden, zou ik bij de uiteindelijke eindafweging het oordeel van de Eerste Kamer betrekken. Daar wil ik zo nog nader op ingaan.

(...)

Minister Van der Steur:

Ik heb gemeend er goed aan te doen daarin volledig te zijn door ook de uitkomst van het op 23 november in de Tweede Kamer gevoerde overleg te melden. Ik proef dat door die toevoeging de indruk is ontstaan dat het eindoordeel van de Eerste Kamer niet meer ter zake zou doen. Dat is niet het geval. Ik heb willen aangegeven dat er sprake is van een politiek feit door het consequente standpunt van de meerderheid van de Tweede Kamer. Ik zeg hier onomwonden dat ook voor mij vaststaat dat dit onverlet laat dat het kabinet ook in dit dossier rekening zal houden met het standpunt van de Eerste Kamer. Om dat standpunt zal ik nu dus niet vandaag vragen, omdat ik verwacht dat er niet gestemd zal worden over het Europees Openbaar Ministerie, maar met het gevoelen van de Eerste Kamer kan en zal ik wel rekening houden

Handelingen I 2016-2017, nr. 10, item. 10 - blz. 2.

Minister Van der Steur:

(...) Ik neem mij dus voor om beide Kamers aan de hand van het eindresultaat opnieuw om hun oordeel te vragen.

(...)

Minister Van der Steur:

Ik denk dat het goed is om aan de Tweede Kamer op basis van het totale eindresultaat opnieuw een soortgelijk oordeel te vragen. Ik weet niet of dat de Tweede Kamer in meerderheid op andere gedachten zal brengen, maar dat zien we dan. 

Handelingen I 2016-2017, nr. 10, item. 10 - blz. 9.

Minister Van der Steur:

Hiervoor geldt precies wat ik in het begin heb gezegd: het voorstel is nog mobiel en volatiel, ofte wel vrij vluchtig. Ik weet echt niet waar het nu naar toe gaat. Zoals altijd zal ik beide Kamers op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Als we een stemming voorzien, zullen we die aankondigen. Dan zullen we net als de vorige keer wederom vragen om een oordeel van beide Kamers over het dan voorliggende eindresultaat, in de hoop dat dat ook het eindresultaat is. 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

In hoeverre is het denkbaar dat u aanstaande donderdag toch iets zult moeten zeggen over eventuele deelname aan zo'n EOM? 

Minister Van der Steur:

Niet, want er wordt niet gestemd. Verder zal ik mij houden aan wat ik altijd heb gezegd, namelijk dat er veel kritiek in onze parlementen is op het voorstel. Dat hebben we consequent uitgedragen, daarbij aangevend dat we, ook in overleg met deze Kamer, niet instemmen met tussenliggende resultaten, om simpelweg aan het eind van de dag over het totaal een oordeel te kunnen vellen. Dat laat onverlet dat de Tweede Kamer vlak voor het zomerreces al een motie heeft ingediend met als inhoud: u mag niet instemmen, ongeacht de verdere ontwikkelingen. Het sentiment van de Kamer is niet veranderd. Maar als daarvoor aanleiding is, zal ik de Kamers vragen een oordeel te geven. Aan de Tweede Kamer moet ik dan opnieuw vragen of zij bereid is, haar standpunt te herzien. 

Handelingen I 2016-2017, nr. 10, item. 10 - blz. 16.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik wil met uw toestemming en met die van de leden voorstellen dat ik even de procedure schets. Er komt een debat in de JBZ-Raad, maar geen stemming. Er wordt van de regering niet verwacht dat zij zich uitspreekt voor of tegen wat er dan op tafel ligt. Ik zal dan ook blijven doen wat ik altijd heb gedaan, namelijk aangeven dat wij een eindoordeel zullen vellen over een voorliggende voorstel voor het EOM als dat eindoordeel er is. Ik heb in het debat al gezegd dat wij per brief het eindresultaat aan beide Kamers zullen voorleggen. Ik neem mij voor om in die brief de punten die specifiek in tweede termijn zijn genoemd door mevrouw Duthler, de heer Engels, de heer Rombouts en mevrouw Strik mee te nemen. Ik zal al die vragen meenemen in de brief die ik aan beide Kamers zal sturen, zodat u antwoord hebt op de vragen die in tweede termijn zijn gesteld. 

Ik neem mij voor om aan het debat in de JBZ-Raad deel te nemen en in te brengen dat ik namens de Nederlandse regering mijn oordeel voorbehoud totdat er een volledig voorstel ligt dat ik met beide Kamers nog eens heb kunnen bespreken. Dat doet niets af aan het kabinetsstandpunt, zeg ik tegen de heer Rombouts. Dat is genoegzaam bekend. Ik kan op dit moment namens het kabinet zeggen dat ik geen behoefte heb aan de ene of de andere motie om de simpele reden dat er geen besluitvorming voorligt. Beide moties zien op besluitvorming. Er zijn twee mogelijkheden. Ik kan de indieners van de moties in overweging geven om die aan te houden. Als dat niet gebeurt, lijkt het mij het meest zuiver om de moties te ontraden om de simpele reden dat zij in functie op dit moment overbodig zijn omdat er geen besluitvorming voorligt over het EOM. 

Ik heb in het begin al gezegd dat ik niet zeker weet — het borrelt en bruist op dit moment in Brussel — of er niet alsnog gevraagd zal worden om instemming met de PIF-richtlijn. Nederland zal overigens vinden dat dit niet voor de hand ligt omdat wij het in onderlinge samenhang met het EOM willen beoordelen. Ik sluit echter niet uit dat dit eventueel tot de mogelijkheden behoort. De Kamer heeft overigens per brief gezien wat ons standpunt daarover is. Over het EOM zal niet gestemd worden en wij zullen dan ook geen standpunt hoeven in te nemen. In die zin hebben wij op dit moment geen behoefte aan welke richtinggevende uitspraak van de Kamer dan ook. Ik zal de beantwoording van de vragen die nog nader zijn gesteld, schriftelijk aan de Kamer voorleggen zodra het resultaat bekend is. 


Brondocumenten


Historie