T02688

Toezegging De Kamer de rapportage inzake ontwikkelingen woningcorporaties aanbieden (35.030)



De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Sent (Pvda) en Köhler (SP), toe een afschrift te zenden van de rapportage aan de Tweede Kamer waarin hij ingaat op de ontwikkelingen bij de woningcorporaties ten aanzien van de verhuurderheffing, de vennootschapsbelasting en de beperking van de renteaftrek (ATAD1)


Kerngegevens

Nummer T02688
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 december 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
vennootschapsbelasting
verhuurderheffing
woningcorporaties
Kamerstukken Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 10

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. De belastingontwijkingsmaatregelen uit het voorliggende pakket kunnen op de warme steun van de PvdA rekenen. We vinden het goed dat schuldfinanciering in de vennootschapsbelasting minder aantrekkelijk wordt gemaakt. Maar de mogelijkheden om corporaties uit te zonderen op ATAD 1 zijn naar onze mening onvoldoende onderzocht. De gevolgen voor de lastenontwikkeling voor de woningcorporaties achten wij onacceptabel. De aangehouden motie-Van Apeldoorn c.s. over de belastingdruk voor woningcorporaties is dan ook medeondertekend door ons. Wij vrezen dat de totale belastingdruk voor de woningcorporaties de afgesproken investeringen in de nieuwbouw van sociale huurwoningen en de verduurzaming van de bestaande sociale huurwoningen in de weg staat. En wat ons betreft moeten er dan mitigerende maatregelen komen. Voorzitter. De voorliggende voorstellen richten zich op maatregelen die uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst.

De heer Van Rij (CDA):

Ik zou graag even willen terugkomen op de passage die mevrouw Sent zojuist uitsprak over de woningbouwcorporaties. Op zichzelf is duidelijk dat ATAD en de beperking van de renteaftrek ook de woningbouwcorporaties fors raakt. Alleen, is zij niet met mij bevreesd dat als je daar voor een uitzonderingspositie gaat pleiten, je dan al heel snel in strijd komt met het Europees recht? Ik ben ook wel benieuwd of mevrouw Sent de verzachtende maatregelen waarvoor zij pleit in de fiscale sfeer of in de niet-fiscale sfeer ziet, want ik denk dat wij al snel tegen het Europees recht gaan aanlopen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb het gevoel dat het kabinet zich onvoldoende heeft ingespannen om de corporaties uit te zonderen van ATAD 1. Als daadwerkelijk blijkt dat die uitzondering niet mogelijk is, als dat inmiddels een gepasseerd station is, dan moeten er andere mitigerende maatregelen komen als de consequenties voor de verduurzaming en voor de opdracht van de woningcorporaties zodanig zijn dat wij ze onwenselijk achten. Mijn zorgen liggen op dat terrein.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 10 - blz. 3-4

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. De beperking van de renteaftrek voor de vennootschapsbelasting wordt door het kabinet om twee redenen wenselijk geacht. Ten eerste om belastingontwijking tegen te gaan. Ten tweede om het investeren met vreemd vermogen niet meer zo veel te bevoordelen boven het investeren met eigen vermogen. Daarmee wordt het werken met eigen vermogen bevorderd. In beide doelstellingen kan de SPfractie zich vinden. Ook de woningcorporaties worden hierdoor getroffen, omdat ook zij vennootschapsbelasting betalen. Volgens het kabinet is dat door het recht van de Europese Unie onvermijdelijk. Wij betwijfelen dat, maar die discussie laat ik nu terzijde. Duidelijk is dat geen van beide argumenten voor de beperking van de renteaftrek opgaan voor de woningcorporaties. Zij schuiven niet met rentebetalingen en winsten over de landsgrenzen en zij moeten juist extra vreemd vermogen aantrekken om voldoende te kunnen investeren in nieuwbouw van betaalbare huurwoningen en verduurzaming van hun bestaande woningen. Het kabinet had daarom de corporaties kunnen uitzonderen van deze maatregel. Maar dat is volgens de regering niet in overeenstemming te brengen met het EU-recht. Ook dat betwijfelen wij. Er is een alternatief: de onbedoelde verhoging van de vennootschapsbelasting voor woningcorporaties volledig compenseren door een even grote verlaging van de verhuurderheffing. Het kabinet zegt dit min of meer te doen, maar dat zien wij toch anders. Door beperking van de renteaftrek gaan de corporaties stapsgewijs meer vennootschapsbelasting betalen. Structureel bedraagt dat 353 miljoen euro per jaar. Het kabinet trekt daar 106 miljoen euro vanaf, omdat verlaging van de tarieven van de Vpb, de vennootschapsbelasting, ook bij de corporaties doorwerkt. Tot zover kunnen wij de redenering volgen. Maar dan trekt het kabinet er ook nog 100 miljoen van af waarmee de verhuurderheffing wordt verlaagd. En ook nog de 104 miljoen korting op de verhuurderheffing als corporaties investeren in verduurzaming van hun huurwoningen. Dat klopt natuurlijk niet. Als de corporaties dit geld voor verduurzaming gebruiken, kunnen ze er de verhoging van de vennootschapsbelasting niet meer mee compenseren. Er rest dus vanaf 2022 een aanzienlijke lastenverzwaring. Die gaat ten koste van de ruimte voor investeringen. Aedes, de vereniging van woningcorporaties, heeft uitgerekend dat door de autonome ontwikkeling van de verhuurderheffing en de vennootschapsbelasting, samen met de beperking van de renteaftrek, de corporaties in 2021 1 miljard euro meer belasting gaan betalen. Van ruim 2 naar ruim 3 miljard euro per jaar. Dat betekent dat iedere huurder straks €100 per maand aan rijksbelastingen gaat betalen. Ik heb het kabinet gevraagd te reageren op die berekening van de belastingverhoging van 1 miljard per jaar door de corporaties. De staatssecretaris dingt daar in zijn antwoord nauwelijks op af. Hij stelt op de meeste punten dat het Rijk in het kader van de begroting op deze manier niet vooruit rekent. Dat zal wel waar zijn, maar dat neemt het probleem helemaal niet weg. Uit het hele land bereiken ons berichten van woningcorporaties en gemeenten dat door de verhoging van de belastingdruk de noodzakelijke nieuwbouw en verduurzaming van huurwoningen in gevaar komen. "We lijken wel de pinautomaat uit Den Haag", zegt Ger Peeters namens de Limburgse corporaties over de toenemende belastingdruk. Zeven Flevolandse corporaties schreven een brief over de gevolgen van de beperking van de renteaftrek. "We kunnen 1.450 minder woningen bouwen of 5.000 minder verduurzamen", zegt Arjan Deutekom, directeur van de corporatie GoedeStede uit Almere. De stapeling van belastingen maakt dat de Tilburgse corporaties tot 2021 300 in plaats van 1.500 woningen kunnen bouwen. "Het is een optelsom van fiscale ellende", zegt René Scherpenisse namens hen. De vier Apeldoornse corporaties hebben berekend dat ze 7 miljoen kwijt zijn door de beperking van de renteaftrek. "Het loopt al snel op tot 140 miljoen die we minder kunnen investeren", aldus Arjen Jongstra, voorzitter van hun samenwerkingsverband. Volgens Egbert de Vries, directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, kunnen deze door de beperking van de renteaftrek, waardoor ze in 2022 samen 30 miljoen extra belasting betalen, 10% minder woningen bouwen. En dat in een stad met een groot tekort aan betaalbare woningen. Voorzitter. De regering reageert nogal lauw op deze onheilstijdingen. Vooralsnog vindt ze de investeringsruimte van de woningcorporaties groot genoeg. Ze zal er na overleg met de corporaties nog eens naar kijken en rapporteert dan volgend jaar aan de Tweede Kamer over de stand van zaken. Dat vinden wij een veel te laconieke houding van het kabinet. De stelling "regeren is vooruitzien" wordt hier vervangen door "regeren is vooruitschuiven". Het ergste is dat de regering helemaal niet zegt wat ze gaat doen als uit 11-10-3 11 december 2018 Eerste Kamer Pakket Belastingplan 2019 EK 11 het nader onderzoek blijkt dat de toenemende belastingdruk op corporaties inderdaad de corporaties te veel beperkt in hun investeringsruimte, waardoor ze de afgesproken nieuwbouw en verduurzaming van woningen niet kunnen realiseren. Wij willen dat er nu wordt vastgelegd dat het kabinet dan aanvullende voorstellen zal doen, zodat de woningproductie en verbetering niet terugvallen. Daartoe dien ik, mede namens mevrouw Sent, de heer Binnema, mevrouw Baay en de heer Ten Hoeve, een motie in. Deze vervangt de motie-Van Apeldoorn die bij de Algemene Financiële Beschouwingen is aangehouden.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 1

Staatssecretaris Snel:

Dank u wel, voorzitter. Ik had bij de eerste drie blokjes één vraag van mevrouw Sent niet kunnen beantwoorden. Wanneer vindt die evaluatie van de Innovatiebox precies plaats? Dat is inmiddels opgezocht. De laatste evaluatie dateert van 2016. De volgende evaluatie is beoogd in 2022. Zo staat het in de Miljoenennota van dit jaar. Dan mijn vierde blokje. Het is een van mijn lievelingsblokjes: belastingontwijking. Het was vanavond al zo leuk, maar het wordt hoop ik nog veel leuker. Ik heb al een inleidende beschieting gegeven. Nu gaat het meer om de specifieke vragen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de ATAD-maatregelen. Wat doet een earningsstrippingmaatregel? Zo'n maatregel heeft tot doel om niet te veel rente in aftrek te kunnen brengen. Daar vielen ook de woningbouwcorporaties onder, waarover wat vragen zijn gesteld. Mevrouw Sent en de heer Köhler vroegen aandacht voor de lastendruk die de woningcorporaties als gevolg van deze maatregel ondervinden. Zou je geen uitzondering kunnen maken? Daar is al een klein debatje over gevoerd. De regering denkt dat het opnemen van een uitzondering voor woningbouwcorporaties juridisch te risicovol is. We hebben daar in het verleden al een aantal keren discussie over gehad bij de vennootschapsbelastingplicht. Het risico op verboden staatssteun is daarmee te groot. Die uitweg hebben wij dus niet kunnen zoeken. Tegelijkertijd hebben wij wel aandacht voor de problemen die de woningbouwcorporaties zeggen te ondervinden. Zij zijn een belangrijke partner, ook als het gaat om verduurzaming. Naast de al voorziene heffingsvermindering in de verhuurderheffing voor verduurzaming heeft het kabinet een extra verlaging van de verhuurderheffing van 100 miljoen voorgesteld. Op deze manier wordt de meest gerichte tegemoetkoming voor de woningbouwcorporaties bereikt. In die zin zoekt het kabinet misschien wel in dezelfde hoek als de heer Köhler, al is een een-op-eencompensatie in de verhuurderheffing wat ons betreft niet aan de orde. Tegelijkertijd verlaagt het kabinet het Vpb-tarief behoorlijk. Dat is in de tabel opgenomen. Ook de woningbouwcorporaties genieten daar behoorlijk van. Als je dat bij elkaar optelt, dan zie je dat er in de jaren van dit kabinet een lastenverlichting voor woningbouwcorporaties optreedt. Nu zou de heer Köhler kunnen zeggen dat er structureel sprake is van een kleine lastenverzwaring. Dat klopt ook, maar de investeringscapaciteit van de woningbouwcorporaties voor de komende jaren is alleen maar groter, omdat hun lasten lager zijn.

De voorzitter:

Meneer Köhler, ik geef u nu nog even niet het woord. Ik wil dat de staatssecretaris eerst de gelegenheid krijgt om een beetje gang te maken in de beantwoording, want ik hou de klok in de gaten. U heeft straks een tweede termijn en u kunt dadelijk interrumperen, maar nu even niet.

Staatssecretaris Snel:

Dat geeft de sector ook ruimte, zoals ik zei, om de benodigde duurzaamheidsinvesteringen te doen. Als kabinet hebben wij ambities in de woningmarkt. Nogmaals, de corporaties zijn daarin onze partner. Ik heb de Tweede Kamer eerder toegezegd dat ik dit nadrukkelijk blijf volgen, want dit is wat wij verwachten dat er gaat gebeuren. De heer Köhler had andere cijfers. Ik blijf het volgen, zowel wat de corporaties betalen aan vennootschapsbelasting als wat zij betalen aan verhuurderheffing. Het kabinet zal de rapportage van de ontwikkelingen ook naar de Eerste Kamer sturen, zodra we die rapportage hebben gemaakt. Mocht het anders zijn dan wij voorzien, dan is er in ieder geval een rapport waaruit blijkt of wij gelijk hadden of niet.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 17

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Ten slotte de belastingdruk op woningcorporaties door beperking van de renteaftrek in de VPB. Per 2021 krijgen de corporaties volgens de staatssecretaris door andere financiële maatregelen een overcompensatie en per 2022 resteert er van de 350 miljoen belastingverhoging door de beperking van de renteaftrek nog een gering bedrag aan verhoging. Dat is dus volgens de staatssecretaris. Mijns inziens is dat een onjuiste manier van rekenen. Ik heb het in eerste termijn uitvoerig voorgerekend, maar daar is de staatssecretaris aan voorbijgegaan. Hij behoudt zijn oude berekening. Op dat punt zijn we het dus niet eens. Belangrijker zijn echter de cijfers — de staatssecretaris noemt dit "cijfers van anderen", waarbij die anderen de woningcorporaties zijn — die ook blijk geven van een autonome stijging van de VPB en van de verhuurderheffing in de komende jaren. Alles bij elkaar optellend komen zij tot een miljard meer. Op die cijfers heeft de staatssecretaris nauwelijks afgedongen. Hij heeft alleen gezegd dat de fasering wat hem betreft misschien anders loopt en dat we het allemaal nog eens moeten gaan bekijken. Ten slotte zegt hij dat hij er in het voorjaar op terugkomt in een rapportage. Hij zegt toe om deze ook naar onze Kamer te sturen. Daar komen we niet veel verder mee.


Brondocumenten


Historie