T02858

Toezegging Brief toezenden aan de Kamer over de NOVI in februari-maart 2020 (34.986)



De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Moonen (D66) en Rietkerk (CDA), toe de Eerste Kamer een afschrift te sturen in februari-maart 2020 van de brief aan de Tweede Kamer over de wijzigingen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) ten opzichte van de ontwerp-NOVI.


Kerngegevens

Nummer T02858
Status voldaan
Datum toezegging 28 januari 2020
Deadline 1 juli 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Milieu en Wonen
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Invoeringswet Omgevingswet
Nationale Omgevingsvisie
Omgevingswet
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 9-36

Mevrouw Nooren (PvdA):

(…)

En concreter: wat mogen we verwachten van de inhoudelijke invulling van de NOVI? Wij danken de minister voor de snelle antwoorden dit weekend over de NOVI. Helaas bevatten die niet de door ons gewenste duidelijkheid. Het blijft onduidelijk op welke punten landelijk keuzes worden gemaakt en of die desnoods via instructieregels opgelegd gaan worden aan de lagere overheden. Is de minister nu al bereid toe te geven dat wat betreft stikstof — niet meer alles kan, zoals Remkes zegt — woningbouw, mobiliteit, natuur, landbouw en energietransitie, de optelsom van wat gemeenten en provincies doen, niet vanzelfsprekend genoeg en evenwichtig zal zijn? Wat vindt de minister van het rapport "Klein land, grote keuzes, ruimtelijke ordening richting 2050" van de onafhankelijke organisatie Denkwerk, dat vorige week verscheen en dat hier ook op wijst? Voor onze fractie is het cruciaal dat er een inhoudelijk stevige NOVI komt. Anders hebben we wel alle verantwoordelijkheden decentraal belegd, maar niet de balans tussen wat kan en wat moet om de voorgenoemde vraagstukken aan te pakken. Graag een reactie van de minister hierop.

(…)

Mevrouw Moonen (D66):

(…)

We hebben ondertussen kennis kunnen nemen van een Ontwerp Nationale Omgevingsvisie en onze fractie heeft hier vrij veel vragen over gesteld die gaan over de landelijke regie. Daar gaat ook mijn volgende vraag aan de minister over. Hoe ziet de minister het belang van het hebben van wat meer richtinggevende landelijke kaders en regie voor de ruimtelijke ordening in Nederland?

Laat ik een concreet praktijkvoorbeeld geven. Mede door de komende Omgevingswet zijn er allerlei overlegorganen die bezig zijn regionale energiestrategieën op te stellen. Wij kennen het MIRT-overleg, klimaatadaptatie-allianties en teams die bezig zijn met regionale woningbouwafspraken. Dat is op zichzelf genomen allemaal heel positief, want dat zijn die regionale partijen, zoals het College van Rijksadviseurs ook zegt. Zo werkt het ook op regionaal niveau. Op het regionale niveau maak je die afspraken.

De fractie van D66 vraagt zich af hoe je ervoor zorgt, bijvoorbeeld bij energie, dat die energietransitie en die projecten die lokaal en regionaal worden uitgedacht, wel aansluiten op elkaar en bij bovenregionale netwerken, heel praktisch gezien, en bij landelijke plannen? En, voorzitter, een vraag aan de minister is: wie is er verantwoordelijk voor deze inhoudelijke aansluitingen over grenzen van gemeenten en provincies heen?

Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 3, blz. 1

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

Met de Nationale Omgevingsvisie, afgekort de NOVI, wordt beoogd een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving te bieden. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen en de maatschappelijke opgaven die voor ons liggen. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken, niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. Ik citeer: niet van bovenaf opgelegd, zoals in de NOVI staat. Kan de minister dan een toelichting geven op het antwoord van de regering: "Sommige richtlijnen, bijvoorbeeld de habitatrichtlijn en de richtlijn luchtkwaliteit, bevatten dwingende afwegingskaders waar Nederland niet van kan afwijken. In de regels binnen het stelsel van de Omgevingswet is aangegeven waar de nationale beleidsvrijheid wordt beperkt door Europees bepaalde normen en regels." En het andere antwoord: "In de NOVI is aangegeven dat de nationale belangen in beginsel allemaal van gelijk gewicht zijn." Wat wordt daarmee bedoeld?

De NOVI biedt overigens een kader, geeft richting en zou nationale keuzes moeten maken waar dat nodig is. Op onderdelen is dat wat ons betreft ook echt nodig. Het thema "wonen" heb ik al genoemd. Met de NOVI en de Omgevingswet zetten we een proces in gang waarmee we keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter kunnen maken. Zo bouwen we samen aan een mooier en sterker Nederland.

Voor de ruimtelijke inrichting van Nederland hebben we een betrouwbare overheid nodig. De gemeentelijke belangen krijgen een plaats in de gemeentelijke omgevingsvisies, de provinciale belangen krijgen een plaats in provinciale omgevingsvisies en de nationale belangen krijgen een plaats in de Nationale Omgevingsvisie. Zo vraagt bouwen aan een mooier Nederland sterke verbindingen tussen gemeenten, provincies, waterschappen en de rijksoverheid om als overheid te ordenen in verbinding met burgers, inwoners, ondernemers én maatschappelijke organisaties. Cruciaal voor de christendemocratie is de wijze waarop de overheid orde schept, ordent, waarbij mensen en organisaties zo veel mogelijk invulling geven aan maatschappelijk eigenaarschap. Een combinatie van deze gespreide verantwoordelijkheden en de gedecentraliseerde eenheidsstaat komen bij de ruimtelijke inrichting van Nederland tezamen.

Dan denken wij dat wij daarbij uitgaan in de christendemocratie van het vertrouwen in mensen, van mensen en maatschappelijke verbanden, waarbij de overheid uitgaat van "decentraal wat kan" en "centraal wat moet". Voor mensen en ondernemers is het vooral belangrijk dat er daadkracht en duidelijkheid is. Dat is ook de kern van deze wetgeving.

Door deze christendemocratische bril kijkt onze fractie naar de ruimtelijke inrichting van Nederland, de Nationale Omgevingsvisie, en de bedoeling van de instrumentenkoffer, die daarvoor nodig is, de Invoeringswet Omgevingswet. Het CDA steunt de bedoeling van de Invoeringswet Omgevingswet en zijn vier doelen. Allereerst: van een wirwar aan regels naar een inzichtelijk en voorspelbaar stelsel dat eenvoudig is in gebruik. Twee: van een sectorale naar een samenhangende benadering van de leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving. Drie: meer ruimte voor gebiedsgericht maatwerk en het maken van eigen afwegingen. Vier: snellere en betere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 16-58

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

(…)

Dan de NOVI, voorzitter. De NOVI volgt de sturingsfilosofie van de Omgevingswet, waarbij de primaire verantwoordelijkheid voor de inrichting van de leefomgeving decentraal ligt, net als nu. De NOVI formuleert een aantal nationale belangen en maakt op basis van afwegingsprincipes op verschillende beleidsterreinen ook nationale keuzes. De NOVI geeft richting mee aan te maken decentrale keuzes. Denk aan de voorkeursvolgorde zon-PV of de verstedelijkingsstrategie. Het geeft dus een nationaal kader met optimale ruimte voor decentraal maatwerk en die scherpen wij op dit moment nog verder aan. Ik refereerde daar zojuist al even aan.

Ik stuur binnenkort een brief aan de Tweede Kamer hierover. Ik stuur u daarvan graag een afschrift, gezien het belang en de samenhang met het onderhavige traject. In deze brief licht ik een aantal belangrijke wijzigingen toe in de NOVI ten opzichte van de ontwerp-NOVI, vooral daar waar we meer regie willen nemen op een aantal nationale keuzes in de NOVI en waar we wat meer richting willen geven aan decentrale keuzes.

(…)

De heer Rietkerk (CDA):

Ik hoor u zeggen dat u in de brief van februari die we tegemoet kunnen zien, ook nadrukkelijk ingaat op de verantwoordelijkheden in het decentrale stelsel van de ruimtelijke inrichting en het instrumentarium en daarbij op de verbinding tussen de minister van Economische Zaken en de minister van Ruimtelijke Inrichting.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik kan het nog een stukje complexer maken, want bijvoorbeeld ook het aanleggen van infrastructuur heeft grote ruimtelijke consequenties over verschillende regio's heen. Ook klimaatadaptatie heeft grote ruimtelijke consequenties over regio's heen. We zien ook bodemdaling en grote woningbouwopgaven en we zijn natuurlijk ook allemaal bekend met de stikstofproblematiek. Er spelen op dit moment dus gewoon heel veel grote transitievraagstukken. Nogmaals, als we niet nadenken over hoe die met elkaar samenhangen, kunnen we er niet van uitgaan dat we tot een optimale of efficiënte inrichting komen. Maar het zal ook niet een blauwdruk zijn en er zal ook niet één minister zijn die voor alles verantwoordelijk is, want dan krijgen we één "minister van Alle Zaken". Ik geloof niet dat we daar ooit voor gekozen hebben. In die brief — we noemen die in de volksmond "de februaribrief", maar de brief komt dit voorjaar; ik laat me niet vastbinden op een exacte maand — zullen we wat meer schetsen wat de stand van ons denken is op dit moment.

(…)

Mevrouw Moonen (D66):

Ik dank de minister voor de toezegging dat er een brief komt waarbij de NOVI wordt aangescherpt. Daar heb ik in eerste termijn om gevraagd, dus dat is een hele goede toezegging.

(…)

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

(…)

Ten aanzien van de NOVI-brief. Ik heb inderdaad gezegd "dit voorjaar". Wat mij betreft is juni zomer. Dan ben ik zelf jarig en wordt het als zomer beschouwd. Mijn doel is februari-maart. Ik vind het alleen belangrijk om eventueel de samenhang met het stikstofbeleid daarin mee te kunnen nemen. Dat kan nog een soort van finetuning van de timing betekenen, maar dan heeft u ongeveer mijn planning.


Brondocumenten


Historie