T03372

Toezegging Aanbevelingen commissie (35.925 VI)



De Minister van Justitie & Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag opmerking van het lid Otten (Fractie-Otten), toe om zodra de aanbevelingen van de onderzoekscommissie bekend zijn, deze te delen met de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03372
Status voldaan
Datum toezegging 22 maart 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen aanbevelingen
Pels Rijcken
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2021-2022, 35925 VI, G, blz. 12-13

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, voor wat u dan een nabrander noemt. De minister zegt: we wisten het nog niet zo lang. Dat is niet juist. De voorganger van de minister, de heer Grapperhaus, wist al in het voorjaar van 2019 dat er een onderzoek van het OM tegen Pels Rijcken liep. Hij heeft de Kamer daarover ook verkeerd voorgelicht. Dat is allemaal uitgebreid in de pers terug te vinden, dus dat verzin ik niet hier ter plekke. Er is dus al drie jaar wetenschap bij de voorganger van de minister, en nu bij deze minister, dat dit foute boel was. In aansluiting op wat de heer Nicolaï zei, het volgende. We kunnen wel weer allerlei klokkenluidersregelingen et cetera bedenken, maar waar ligt hier de morele ondergrens voor de Staat om te zeggen: tot hier en niet verder? Het gaat hier om de topman, niet om een of andere notaris, zoals de minister net zei; het moet niet worden gedownplayd. Het was de topman van het kantoor, de numero uno, de capo di tutti capi. Wat moet er gebeuren wil de Staat wél zeggen: we gaan die 1.000 zaken afbouwen? Wat moet die topman of topvrouw dan doen? Die vraag hebt u namelijk nog niet beantwoord. Moeten er dan nog ergere dingen gebeuren? Is er een ondergrens voor u, of een bovengrens, waarbij u zegt: nou, nu wordt het te bont? Want toen deze fraude aan het licht kwam, was ik stomverbaasd dat er niet meteen door de Staat werd gezegd: bij dit kantoor gaan we weg. Arthur Andersen was een van de grootste accountantsfirma's ter wereld, maar die is na Enron out of business gegaan. Dat is allemaal keurig op zijn pootjes terechtgekomen.

De voorzitter:

Dank. Volgens mij is de vraag helder.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Mijn vraag is: wat moet er gebeuren voordat de minister wel een lijn trekt? Waar ligt die grens?

De voorzitter:

De vraag is helder. Die heeft u net ook gesteld. Ik kijk even naar de minister of ze nog een ander antwoord wil geven dan ze net heeft gegeven.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga een poging wagen om het in ieder geval nog een keer goed te beantwoorden. Ik zou hebben gezegd dat ik het nog niet zo lang wist. Dat zei ik niet. Ik zei: sommige informatie komt gefaseerd naar buiten. Met alle kennis van nu terugkijken is natuurlijk anders dan wanneer je in dat proces zit en aan het ontdekken bent wat hier gaande is, wat voor onderzoeken er plaatsvinden en hoe we hiermee omgaan.

Nog even een opmerking in de richting van de heer Nicolaï en nu ook de heer Otten over klokkenluiders en dergelijke. Er werken ontzettend veel mensen bij dit kantoor. Gelet op waar we allemaal kennis van hebben genomen in zo'n artikel en op wat de deken erover zegt, vind ik het ook heel belangrijk dat er gezorgd wordt voor de mensen die daar werken en daar willen blijven werken. Ik zou dat dus niet willen wegwuiven als ware het maar iets cosmetisch. Doordat er vertrouwenspersonen en regelingen zijn, hebben zij ook het gevoel dat er serieus naar hun ervaringen, zorgen et cetera wordt geluisterd. Ik snap dat we het in deze context vanaf een ander niveau aanvliegen, maar ik hoop wel dat het kantoor zijn best doet om ervoor te zorgen dat de mensen die daar integer en naar eer en geweten werken in een veilige omgeving werken. Dat ga ik wel volgen zolang ik er op deze manier bij betrokken ben. Dat is ook een belangrijke taak. Dus dat zou ik niet weg willen schuiven als "niet relevante ontwikkelingen en elementen".

Dan mijn laatste punt. Ik geloof niet dat de heer Otten, de heer Nicolaï, de heer Van Hattem en ik helemaal op één lijn gaan uitkomen, al begon de avond zo mooi. Voor mij is het belangrijk dat onafhankelijke instanties constateren dat er sprake was van geïsoleerd handelen. Ik begrijp dat de heer Otten daar wat van vindt. Maar ik kan niet anders, zeker niet als minister, dan afgaan op onafhankelijke instanties die zeggen: dit was één persoon die iets heeft gedaan; dit is geen casus waar het kantoor op alle manieren bij betrokken is en waarbij het hele kantoor bezig was met het in stand houden ervan. Daar heb ik kennis van genomen, en vervolgens heb ik gezegd: aan de hand van onafhankelijk advies van deskundigen gaan we kijken hoe we hiermee moeten omgaan, hoe we überhaupt met het gegeven van een landsadvocaat omgaan. Want als je dit zonder onderbouwing gaat afbouwen en je ergens anders heen gaat, hoe ga je dan een nieuw kantoor selecteren en hoe weet je zo zeker dat je daar vervolgens niet ook in een bepaalde situatie terechtkomt? Dit moet je zorgvuldig doen, als je daar al iets aan wilt doen. Daarvoor is die commissie nodig. Ik kan met de heer Otten afspreken dat we er in ieder geval alles aan zullen doen zodat de commissie, onafhankelijk, gedegen onderzoek kan doen. Wij zullen vragen om dit zo snel mogelijk op te leveren, want het gaat echt ergens over. Met de aanbevelingen zullen we hier terugkomen. Ik kan me zomaar voorstellen dat de leden die nu hier zijn, daar weer wat van gaan vinden. Die ruimte moeten ze ook absoluut krijgen.



Historie