Plenair Lucas Vos bij debat met de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) over het rapport "Gelijk recht doen"



Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lucas Vos i (VVD):

"Wij zijn allen burgers van één wereld. Een mens haten omdat hij elders is geboren, omdat hij een andere taal spreekt, omdat hij anders over dingen denkt, omdat hij minder of meer dan jij weet? Wat een onbegrip. Wij zijn allen mensen, dus niet volmaakt. We hebben allen behoefte aan hulp. Niemand is zonder verplichtingen jegens anderen." Zo verwoordde Jan Amos Comenius zijn visie op het burgerschap, nadat hij als politiek vluchteling was aangekomen in Amsterdam. En nu, vier eeuwen later, staat die visie nog rechtovereind. Het rapport "Gelijk recht doen" dat we vandaag bespreken, laat zien dat leven naar de visie van Comenius nog steeds niet vanzelfsprekend is.

Voorzitter. Namens mijn fractie dank ik allen die hebben bijgedragen aan dit mooie gedegen rapport en ik spreek de vurige hoop uit dat dit huis de handvatten vindt om de kans op discriminatie als gevolg van het wetgevend proces te verminderen; dat het met instrumenten komt die toetsing op discriminatie mogelijk maakt, en dit alles zonder dat het een louter bureaucratisch ritueel wordt.

Ik voelde ook onmiddellijk de verbinding na het lezen van het voorwoord van voorzitter en ambtsgenoot Ruard Ganzevoort als hij beschrijft hoe het is om hand in hand op straat te lopen met zijn vriend, en daarop te worden aangesproken. Mijn partner Bart, mijn alles, en ik zijn al 32 jaar samen. Daarvan zijn we slechts twaalf jaar getrouwd, omdat wij hiervan eerder buitengesloten waren. Ik dank collega Boris Dittrich die zich daarvoor ingespannen heeft. Wij konden in 2005 voor mijn werk naar India verhuizen. We moesten hier goed over nadenken, omdat toen in India op het hebben van intieme relaties tussen gelijke seksen de doodstraf stond. We hebben besloten om te gaan. Als ons werd gevraagd naar onze relatie wilden we niet liegen, maar ook niet op z'n Hollands heel direct zeggen wat het dan wel was. Dus hadden we het volgende bedacht: in Holland you would call us cousins, in Holland noem je ons nichten.

(Hilariteit)

De heer Lucas Vos (VVD):

Al snel bleek dat in het kastensysteem de westerling een buitencategorie vormt, en dat wij ons hier niet druk over hoefden te maken. Over institutionele discriminatie gesproken, voorzitter. Het kastensysteem is voor ons niet te doorgronden, maar voor Indiërs heel normaal. In het volgende leven heb je kans om in een hogere kaste te komen, en dan is het jouw beurt. Misschien. Ik denk echter dat in dit huis die levensfilosofie geen meerderheid kent, dus is het aan ons om een zo gelijkwaardig mogelijk systeem voor iedereen in dit leven te creëren. Dat is precies de reden dat ik mij politiek geroepen voel. Esther, mijn zus — ik groet haar even: hoi zus — en haar collega's, zoals mijn moeder hen noemt, is een prachtmens met een verstandelijke beperking. Esther kan zichzelf niet hoorbaar maken of voor zichzelf opkomen bij de uitvoeringsinstanties, dus doen mijn moeder, die hier ook zit, en ik dat voor haar. Mijn politieke drijfveer is op te komen voor Esther en haar collega's, en langs die lat zal ik mijn eigen bijdragen in dit huis continu toetsen.

Het interessante is dat wij als Kamerleden misschien verschillende opvattingen hebben over de rol van vrouwen, de plek van moslims en de acceptatie van de lhbti-gemeenschap, maar over mensen met een beperking zijn wij het overwegend eens. Toch lukt het tegengaan van discriminatie ook hier niet voldoende, zoals we vandaag al eerder hebben gehoord. Dat kunnen we ook opmaken uit het deelrapport over de arbeidsmarkt, constateerde ook staatssecretaris Eric van der Burg toen ik hem interviewde naar aanleiding van het rapport en zijn bijdrage aan de commissie.

Esther heeft het zelf ook meegemaakt in het reguliere onderwijs, waar zij in haar vroege jeugd opnieuw weer in het normale systeem mee moest doen. Dat leidde tot stress bij haar en bij mijn moeder, omdat het anders zijn op een vervelende manier werd benadrukt. Het was ook een van de conclusies uit het deelrapport Onderwijs. "In de kern draait het erom dat inclusief onderwijs wordt benaderd als ontwikkelproces voor het onderwijssysteem als geheel, om de capaciteit van scholen, leerkrachten en onderwijsprogramma's zo te versterken dat alle leerlingen kunnen worden bereikt." Misschien gaat een dergelijke conclusie wat ver voor een rapport over discriminatie, maar het lijkt ons toch zinnig om onderwijs te benaderen vanuit de leerling. Als je begint bij het systeem, begin je bij de uitkomst.

Esther is ook een grootverbruiker van de zorg. Toen in de jaren tachtig geestelijk gehandicapten — die term was toen maatschappelijk aanvaardbaar — extramuraal, ofwel in de samenleving, moesten wonen en niet in een instelling, ging dat soms voorbij aan wat goed was voor het individu. Dat wat in de politiek als sociaal wenselijk werd gezien, was voor vele collega's desastreus. Overigens is het interessant om te vermelden dat een van de gedachtes achter extramurale zorg het tegengaan van discriminatie was.

Mijn zus heeft daar zelf een einde aan gemaakt. Door het gooien van schoenen en stoelen gaf Esther in duidelijke taal aan dat ze behoefte had aan meer structuur en dus een aangepaste leefomgeving. Ze kon gelukkig naar de noodopvang — waar hebben we die term vaker gehoord de laatste tijd? — op de groep Carpe Diem van de Amerpoort. Daar heeft ze nu haar vaste plek. Ze is gelukkig. We kunnen niet dankbaarder zijn. Via jou, Irma, dank ik al jouw collega's.

In het verhaal van Esther zit de essentie van het vandaag te behandelen probleem. Discriminatie is alleen uit te sluiten als we elk individu op elk gebied maatwerk kunnen geven. Maar zo werkt het helaas niet in de praktijk. We moeten aggregeren, besluiten nemen op algemeen niveau, en in die algemeenheid zijn consequenties van eventuele uitsluiting gewoon niet altijd te overzien, ook voor de uitvoerende organisaties niet. Wel zijn wij het eens met de commissie als ze stelt dat wij als wetgevers niet alles moeten proberen dicht te timmeren. We moeten uitvoeringsorganisaties vertrouwen en hun de ruimte geven om te doen wat nodig is. Continue aandacht voor ze en continue training van medewerkers is dan wel essentieel om ervoor te zorgen dat in die uitvoering de kans op discriminatie zo klein mogelijk wordt.

Als mensen plaatsen we dingen, activiteiten, dieren en ook andere mensen in hokjes om het overzichtelijk te houden, om grip te houden, om de illusie te hebben dat de onbegrijpelijkheid en het chaotische van het bestaan toch te bevatten en te organiseren vallen. Het is daarom menselijk om aan de hand van die hokjes opinies te vormen, meningen te uiten en keuzes te maken. Toch schuilt hierin het gevaar voor die discriminatie. Er is geen magic bullet om dit op te lossen, zoals de commissie zelf al concludeert. Wetgeving verandert mensen niet. "Met wetgeving is het wel mogelijk om gedrag van mensen te veranderen, maar hun onderliggende opvattingen en moraal verandert daarmee meestal nog niet." Dat is een citaat uit het rapport dat mijn fractie volledig onderschrijft.

Toch ontslaat ons dit niet van de plicht er alles aan te doen om de verhalen van mensen die met de commissie zijn gedeeld tot het verleden te laten behoren. In de termen van het rapport: wij hier beschikken toch over een groot doenvermogen? We hebben ook de plicht om de mensen te helpen die daarin minder zijn bedeeld. Ik refereer hier ook vast aan het debat over de zelfevaluatie naar aanleiding van de toeslagenaffaire over twee weken, waarin we dit thema nogmaals zullen onderstrepen, zoals de VVD ook al gedaan heeft in het debat over de rechtsstaat, eind mei van dit jaar.

De grote vraag is: hoe dan en wat nu dan? Dit rapport heeft €750.000 gekost en mag niet in zijn eigen schoonheid sterven. Hoezeer mijn fractie het ook eens is met de aanbevelingen rondom het afwegingskader, ze zijn voor ons niet voldoende. Denken we echt dat dit, door middel van zes hoofdthema's, waarbinnen 26 subthema's met 49 vragen — ik heb ze geteld — aan het einde van het wetgevende project een verschil gaat maken? Wij denken dat er in het politieke spel en in de hectiek van alledag toch iets moet worden toegevoegd.

Op de lange termijn is het aloude gezegde op z'n plaats: onbekend maakt onbemind. Het is de taak van de wetgever, de uitvoeringsorganisaties, de onderwijs- en zorginstellingen, maar ook van bedrijven om diversiteit en inclusie echt serieus te nemen en excuses, die daar altijd voor zijn, overboord te gooien Bij een scheepvaartbedrijf, in een industrie die achterdochtig vasthoudt aan "Jan, Piet, Joris en Korneel, die hebben baarden, die varen mee" heb ik nu toch een vrouw als CEO kunnen aanstellen. Het kan best. Overigens doet het mij goed om te zien dat vooral vanuit Amerikaanse klanten de aandacht voor diversity, inclusion en equality enorm is toegenomen.

"Onbekend, onbemind" geldt misschien ook voor de vluchtelingenproblematiek. Als we het in alle gemeenten als een verplichting gaan zien om deze mensen te helpen en kleinschalig op te nemen, dan moet het ons toch lukken: statushouders in elk dorp. Bekend maken zal bemind maken. Volgens ons geeft het de legale vluchteling ook meer kans om erbij te horen en bij te dragen aan onze maatschappij. Onbekend maakt onbemind. In de ander leren kennen zit uiteindelijk het antwoord, maar dat is een langdurig proces. Hoe gaan we ervoor zorgen dat dit rapport nu effect gaat hebben? Waar wij als Eerste Kamerleden op de korte termijn op moeten acteren, is "niets over ons zonder ons": nothing about us without us. Hoe blijven we ons continu bewust van zij die zich niet gezien en niet gehoord voelen, van die gevoelde afstand tussen politiek en praktijk? Ook wij hebben een verantwoordelijkheid om die te overbruggen. Wij delen daarbij de observatie dat internetconsultaties niet voldoende zijn. Het beter betrekken van het burgerperspectief in het wetgevende proces is essentieel. In deze context worden vaak voorbeelden zoals het burgerberaad genoemd. Het burgerberaad als een versterking van de stem van burgers in het wetgevende proces, niet als het afschuiven van verantwoordelijkheid van de parlementaire democratie.

Het verkleinen van afstanden tussen wet en praktijk, en tussen politiek en burger — het moet wel van twee kanten komen — het serieus nemen van de eigen verantwoordelijkheid, het creëren van een gelijkwaardige wereld en een continu besef hebben dat je eigen vrijheid ophoudt op het moment dat je die van een ander schaadt, zijn essentiële ingrediënten op dit pad en voor mij vormen zij de kern van het liberale gedachtengoed. Is mijn zusje mijn drijfveer, dan is dit mijn persoonlijke overwegingskader.

Voorzitter. De VVD heeft de volgende specifieke vragen aan de commissie. Wij zien hier graag een reflectie op. Hoe ziet de commissie het evaluatieproces voor zich? Het is een grote uitgave geweest en het zou goed zijn daarop te reflecteren, al is het alleen al voor een volgend parlementair onderzoek, dat ongetwijfeld een keer zal komen.

Als wij echt iets willen veranderen — ik sluit hiermee aan op wat allen volgens mij al gezegd hebben — moeten wij aan het begin van het wetgevende proces zitten. De VVD ziet daarom graag dat de commissie in gesprek gaat met de regering, de Tweede Kamer, de Afdeling advisering van de Raad van State, de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, en de ingestelde staatscommissie op dit punt. Als denkrichting willen we meegeven om specifieke aandacht voor ongewenste potentiële bijwerkingen van een wetsvoorstel in een memorie van toelichting mee te nemen, zoals een bijsluiter bij medicatie waarschuwt voor mogelijke bijwerkingen.

Punt drie. Kan de commissie haar licht laten schijnen over hoe wij het burgerperspectief beter kunnen betrekken om vorm te geven aan "niet over ons zonder ons"?

Vier. De VVD ziet het nut en de noodzaak van de periodieke verantwoordingsrapportages van uitvoerende organisaties, met name politie, instanties voor de sociale zekerheid, maar misschien ook de zorg- en onderwijsinspecties. Al is het maar om ervoor te zorgen dat het tegengaan van discriminatie altijd op de agenda zal staan. Doen! We horen wel graag van de commissie hoe wij ervoor kunnen zorgen dat dit geen leeg bureaucratisch proces zal worden, oftewel vinkjes zetten.

Vijf. Ten aanzien van de sociale zekerheid. De VVD is groot voorstander van het transparant maken en het onafhankelijk toetsen van artificial intelligence en algorithms. De meeste grote steden doen dit trouwens al. Ook het instellen van public sector equality duty zoals in the United Kingdom en Ireland spreekt ons erg aan. Hoe kijkt de commissie hiernaar en hoe kunnen we dit traject vormgeven?

Punt zes. Ten aanzien van de arbeidsmarkt valt het ons op dat in de huidige Corporate Governance Code niet wordt gerept over de rol van de directie of de toezichthouder ten aanzien van discriminatie. Wetende dat er momenteel aan een herziening wordt gewerkt, stelt de VVD voor dat de commissie dit rapport gaat inbrengen in deze herziening.

Als laatste — er is al aan gerefereerd — 49 vragen en 6 blokken als afwegingskader is een mooi begin, maar dit zou moeten worden versterkt. Hoe kijkt de commissie aan tegen het instellen van een jaarlijkse verantwoordingsrapportage op het thema van discriminatie door de Eerste Kamer zelf? Als je dit aan anderen vraagt, moet je het misschien zelf ook doen: taking your own medicine. Hoe kijkt de commissie aan tegen het expliciet opnemen van rechtvaardigheid als een van de hoofdtoetsingskaders naast rechtmatigheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid om er op die manier constant bewust van te zijn dat dit huis en elk individueel lid moet streven naar een rechtvaardiger Nederland, wetende dat er hierover in het politieke spectrum verschillende opvattingen zijn?

Ik kom tot een afronding. Meneer de voorzitter, als nieuw lid van deze Kamer wil ik alle leden danken voor de warme ontvangst. Hoewel ik een divers geluid zal hebben ten opzichte van velen van u, is de inclusiviteit die ik heb gevoeld en die ik van u heb mogen ervaren, geweldig. Dat doet niets af aan het feit dat ik af en toe nog zoekende ben naar mijn rol en af en toe met verbazing kijk naar wat hier gebeurt. Ik merk soms dat ik het met heel veel van u eens ben, zelfs als u tegenovergestelde dingen zegt. Een boeiend gebeuren. Maar misschien is de basisconclusie van "gelijk recht doen" dat elke senator uitgaat van het goede van de mens en dit als basis neemt om in zijn, haar of hun eigen afwegingskader tot goede wetgeving en een rechtvaardige uitvoering daarvan te komen.

Ik dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vos. Blijft u nog even staan. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U studeerde economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en bestuurskunde aan Nyenrode Business University. Tijdens uw middelbareschooltijd en ook later in uw leven heeft u op meerdere plekken in het buitenland gewoond, gestudeerd en gewerkt, onder meer in de Verenigde Staten, Frankrijk en India.

Uw werkervaring ligt met name op logistiek gebied, in het bijzonder verscheping. Die ervaring heeft u opgedaan bij onder andere P&O Nedlloyd en Maersk. Ook was u chief executive officer van Royal FloraHolland, de grootste bloemenveiling ter wereld. Transport en bloemen: twee sectoren waarin Nederland als handelsland excelleert. Momenteel bent u president van Stolt Tankers, dat zorgt voor transport en opslag van vloeistoffen, met name speciale en vloeibare bulkchemicaliën.

U bent naast uw reguliere werk onder andere lid van de raad van toezicht van rederij Wagenborg, van het Jeroen Bosch Ziekenhuis in 's-Hertogenbosch en van het Aidsfonds.

Sinds 18 januari van dit jaar bent u lid van de Eerste Kamer voor de VVD. Uw ervaring in het bedrijfsleven, en met name in de internationale transport- en bloemenhandel, biedt een waardevolle aanvulling op de toch al brede ervaring in deze Kamer.

Uw debuut in deze plenaire zaal is anders dan dat van de meesten van onze collega's. U spreekt uw inbreng immers niet uit tijdens een debat over wetgeving of beleid zoals te doen gebruikelijk, maar tijdens een debat over een rapport van een eigen onderzoekscommissie. Bovendien was het deels een zeer persoonlijk verhaal, waarbij de zelfdiscriminatie in de categorie "cousins" voor mij een geheel nieuwe was. Tegelijk is het schrijnend dat het nodig was, reden waarom wij hier vandaag dat debat voeren. Een heel bijzonder moment om meerdere redenen dus.

Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik, zodat de collega's u kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik u als eerste feliciteer. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties.