Plenair Hiddema bij voortzetting debat Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 21 juni 2022 (2021/2022 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Hiddema i (Fractie-Frentrop):

Meneer de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun inbreng. Dit is mijn eerste omvangrijke justitiedebat. Ik heb te maken met mixed emotions. Ik durf mij nauwelijks te begeven in dit debat. Ik word er verlegen van. Geen kromme tenen, maar ik denk wel: oh hemel, waar ben ik nou in beland? Dit is zo abstract; dit is zo theoretisch. Dit gaat over de rechtsstaat. Dat is voor mij een organisatie die geschraagd wordt door mondige burgers die zich herkennen in de rechtsstaat en die rechtsstatelijk worden bediend op de wijze die zij gepast vinden. That's it. In hoeverre komt deze rechtsstaat tegemoet aan de verlangens van de burger? Dat behoort centraal te staan. Maar wat ik hier zie, is meer een interne discussie. Die is heel welwillend jegens elkaar, heel waardig, maar de burger heeft hier niks aan. Sorry, hoor. Het is laat op de avond, maar mede namens de burger, denk ik: hoe moet dit nou?

En dan voel ik me opeens heel prettig bij onze nieuwe minister van Justitie en Veiligheid. Volgens mij vindt die dat ook. Zij houdt van daadkracht; dat voel ik aan m'n water. No nonsense. Niet de papieren werkelijkheid, maar die van de werkvloer. Toch? Ja. Praatjes vullen geen gaatjes. Die moeten we hebben. Daar kunnen we wat mee. Daar heeft de burger wat aan. Het is al goed begonnen met de afschaffing van het MIT, een onzalig prestigeproject van haar voorganger. Ik heb het hele debat van haar goed gevolgd, op het puntje van mijn stoel. Daar word je wel toe gedwongen, want er wordt een verbale mitrailleur op je losgelaten. Bij haar geëerde voorganger kon je nog eens even achteroverleunen. Maar dat is er hier niet bij. Dit is een kruidje-roer-mij-niet met daadkracht van jewelste. Daar zullen we nog wat van merken.

Nou, dat komt goed uit. Want alle trucjes die haar voorgangers hebben bedacht bij het aantreden, werken niet meer. Zich een crimefightermentaliteit aanmeten, manhaftige poses op de voorpagina van De Telegraaf naast in beslag genomen dure automobielen en zakken met contrabande en "we zullen ze leren, wij staan pal", het werkt niet meer. We kunnen niet meer — hoe zal ik het zeggen? — van de daken schreeuwen dat we ze een lesje zullen leren, want straffen verhogen werkt niet meer. Dat was altijd een oude methode om je te manifesteren als nieuwe bewindsman of -vrouw: de straffen gaan omhoog. Dat kan niet meer, want de rek is eruit. Dat lukt niet meer; dat kan niet meer. Er moet nou echt iets gebeuren.

De rechtsstaat deugt op papier, vind ik. De papieren basis van de rechtsstaat is hartstikke solide. Het komt er gewoon op neer dat bewindslieden met moed en met pit kracht bijzetten aan wat de rechtsstaat van ze verlangt en wat de burger van ze verlangt. Nou, dan kunnen we met deze minister aan de slag. Het MIT is van de baan. We hebben nu een staatscommissie rechtsstaat, ook weer zowat. Als ik de minister was, zou ik zeggen: ontmantel 'm meteen, begin er niet aan. Dat wordt een heilloos debat. Zeer waardig, vast en zeker. Dat wordt een vergadercircuit van jewelste met alle usual suspects, deftig gepalaver en veel declarabele uren. Over een paar jaar neemt de minister dankbaar het rapport in ontvangst. Dat ligt dan in de la en we hebben er niks aan. Het heeft helemaal geen zin. We gaan gewoon nu echt eens wat doen. Dus halt aan het Nederlandse rapporteerwezen, want we hebben al zoveel rapportages in handen gekregen richting het ministerie van Justitie waar nooit iets mee is gedaan. De wal keert het schip, dus er moeten nu dingen gebeuren.

Waar wat mij betreft de rechtsstaat echt op beoordeeld kan worden maar waar je niemand over hoort, dat is de plaag van het vuurwapengebruik. Er gaat bijna geen dag voorbij — vroeger kon je nog zeggen: er gaat geen weekend voorbij — zonder dat in bepaalde stadskwartieren tieners, jongeren elkaar beschieten. Dat is volstrekt idioot, maar het gaat gewoon door. Het lijkt wel of we dat zijn gaan beschouwen als een natuurverschijnsel: het hoort erbij, het zal wel. Nee, daar moet massief tegen worden opgetreden. Dat is waar de burger zich druk om maakt. Die herkent een situatie van totale wetteloosheid, dag in, dag uit. Die jongens — vergis u niet — hebben IQ'tjes van tegen de 80 en dan heb je het gehad, maar wel een vuurwapen. Er is nog nooit een situatie geweest binnen de rechtsstaat zoals wij die kennen, al jaren, dat zo veel dommen met zo veel wapens de openbare ruimte terroriseren, maar daar gebeurt niks mee.

Daar gaat deze minister vast en zeker wat aan doen, want dat kan. Ik heb het al een keertje geopperd. Er liggen zat dossiers te versloffen, omdat er te weinig mankracht om die door te snuffelen. Wat moet je nou doen? Leg ze niet meteen op de plank. Nee, je gaat ze gewoon uitharken op een wapenverdenking. Die vind je overal, want alle criminele organisaties hebben leden met een wapenverdenking om zich heen. Dat is ... Sorry, mijn tandarts heeft vandaag z'n werk niet goed gedaan. Dus dan hoef je alleen maar al die dossiers ... Het zijn er negen van de tien geweest. In negen dossiers van criminele organisaties van de tien werd er niet vervolgd. Als je nou die negen — misschien zijn het er inmiddels acht, mag ik hopen — doorlicht op wapenverdenkingen, dan moet je massief optreden. Heel simpel, dan moet je een signaal afgeven. Dan moet je massief optreden. Dan zet je maar een paar agenten in die ziek zijn van de sfeer op de werkvloer. Die worden door de minister thuis bezocht. Gaat u gewoon eens kijken hoe het er op de werkvloer aan toegaat. Dan zeg ik: "Pietje, volgens mij ben je ziek van je werkvloer. Hoe is het met jou? Je bent niet fysiek ziek. Weet je wat jij gaat doen? Je krijgt een van die dossiers, samen met je maatjes die ook ziek zijn, en dan gaan jullie samen die dossiers eens even uitpluizen op de Wapenwet."

Dan heb je tien, vijftien verdenkingen. Die heb je zo. Dan moet je massief optreden tegen alle vijftien adressen tegelijk. Dat hakt erin. Dan geef je het signaal af: wapenbezit wordt niet getolereerd en u komt nu niet meer weg met een zoveelste zakje geld via de jeugdhulpverlening. Ik heb het hier ook weer gehoord: we moeten de preventie hoog in het vaandel voeren. Dat werkt niet bij die jongens en dat zijn er duizenden. Jongens die al thuis een wapen hebben, en dat zijn er duizenden. Van 12 tot 18 jaar, duizenden. Die hebben een wapen en daar ontlenen ze hun hele statuur aan, hun hele machocultuur. Het hoort bij hun persoonlijke uitrusting. Daar gaan ze mee de straat op. Daar zijn ze helemaal niks mee van plan, maar het hoort bij hun uitrusting. Dan komen ze met hun machoruzies op straat in conflict en dan wordt er geschoten. Ze weten achteraf nauwelijks waarom. Zo gaat dat.

En in al die huizen zitten dus jongetjes met een vuurwapen. Denkt u nou werkelijk dat die jongetjes bezig zijn om met behulp van de hulpverlening een betrekking te zoeken? Natuurlijk niet. Die moet je eerst repressief aanpakken, zodat de hele buurt, de hele wijk weet: er komen teams op onze huizen af, die halen onze hele huizen leeg en als ze wat vinden, ben jij de klos. Moet je eens kijken wat voor effect dat heeft. En het is nog nooit geprobeerd. Waarom wil men dat niet? Ik heb uw voorganger gezegd: doe dat nou. Ik maakte een grote fout, want ik noemde het een "razzia op wapens". Weet je wat hij zei? De Tweede Wereldoorlog is voorbij. Weer taboeïsering van een heikel onderwerp. Einde discussie.

Het is steeds erger geworden en u heeft een prachtige taak om iets te doen wat uw voorgangers jarenlang hebben laten versloffen: gewoon massief een razzia op wapens in bepaalde stadskwartieren, zodat iedereen weet "o jee, ze zijn er weer, nou zijn we de klos". Dan pas zeggen die ouders: jij komt niet met een wapen de straat op. Daar hebben ze echt geen jeugdhulpverlening voor nodig. De jeugdhulpverlening is alleen welkom thuis als de ouders denken: we doen lief en aardig, zoetsappig, en dan zit er misschien ook nog een financieel voordeeltje aan. Maar het jongetje verandert niet en het wordt steeds erger. U zegt: zwakbegaafden. Met een vuurkracht van jewelste. Dat is waar de rechtsstaat zich over opwindt en zich zorgen over maakt. Niet als je hier woont, maar wel als je daar woont. Dan vind ik dat iemand, ook in de Eerste Kamer, die de rechtsstaat wil beschermen, die staat van wetteloosheid moet aanpakken. Deze minister wil dat best. Dat weet ik zeker. Daarop aanspreken.

De voorzitter:

Meneer Hiddema, u had mij gevraagd u te waarschuwen als u nog vijf minuten had. Dat is op dit moment het geval. Ik kom dus tegemoet aan uw verzoek.

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Had ik dat nou toch eerder bedacht.

De voorzitter:

Ik kom tegemoet aan uw verzoek.

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Goed zo. Dan hebben we nog een paar restpuntjes. Er is een motie tot mij gekomen die handelt over dikastocratie, heb ik in de gauwigheid gezien. Een belangenvereniging die met het Burgerlijk Wetboek, Boek 3, artikel 305 in de hand zegt: "Ik heb een algemeen belang, rechter luister naar mij. Ik heet Urgenda en de CO2 gaat." Dat. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris of de minister voor Rechtshandhaving op dat punt wou nadenken. Nou, ik kan hem een gedachte meegeven. Er kunnen ook rechtse Urgendamensen de kop op steken. Die zijn niet zo stom. Die denken met een krakende windmolen in de tuin en het verdrag erbij: ik heb recht op gezondheid, mijn gezondheid. Ik noem maar een dwarsstraat. Die richten een stichting op en dan pakken ze er een mensenrecht bij: we worden allemaal ziek van die windmolens. En dan gaan ze naar de rechter. En wat zegt die rechter dan? "Nee hoor, die vordering wijs ik niet toe." En dan heb je de pleuris. Dan zeggen ze: Urgenda wel en wij niet. Zo komt de rechter in een politiek steekspel. Zo wordt die bij de politiek betrokken, terwijl dat helemaal niet hoeft.

De voorzitter:

Over welke motie heeft u het, meneer Hiddema? Over welke ingediende motie?

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Even kijken. Ik heb 'm gezien hoor. Ik verzin het niet.

De voorzitter:

Voor de goede orde: het gaat om de motie W, van de heer Van Dijk. De heer Backer.

De heer Backer i (D66):

Voorzitter. Is de heer Hiddema bekend met ...

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

De heer Van Dijk wil een zekere uitbouw aan die motie geven, of althans aan de interpretatie daarvan. Ik zou zeggen: schaf het hele artikel af.

De voorzitter:

Ik heb nu het woord gegeven aan de heer Backer, meneer Hiddema. Dus meneer Backer heeft nu het woord.

De heer Backer (D66):

Is de heer Hiddema bekend met de groep Viruswaanzin en de, nou, 30, 40 kortgedingen en procedures die die groep gevoerd heeft?

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Ik heb van Viruswaanzin gehoord en die vind ik ook waanzin. Dus die procedures volg ik inhoudelijk niet, want die vind ik op voorhand ook waanzinnig. Daar ben ik dus niet allemaal van op de hoogte. Wat is de strekking van de vraag?

De heer Backer (D66):

De strekking van de vraag is dat dat ook een belang is dat vindt dat het bij de rechter gehoor dient te krijgen. En dat mag. U zegt: er zijn misschien belangengroeperingen die geen ontvankelijkheid zouden ... U zei het niet in die woorden, maar daar gaat de motie over. Het gaat dus om de ontvankelijkheid bij de rechter.

De voorzitter:

Wilt u allebei via de voorzitter praten?

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Het gaat dus om de ontvankelijkheid bij de rechter. Daarom vroeg ik aan de heer Hiddema of hij daarmee bekend is. Maar hij stelt me gerust, want die ontvankelijkheid is hem kennelijk wel bekend en hij weet dat ze bestaan. Dat lijkt mij een voldoende antwoord.

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Ik kan u op dat punt heel simpel geruststellen: ja, ik weet ervan.

De voorzitter:

De heer Hiddema vervolgt zijn betoog.

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter:

Dat kunt u zien op de klok. U hebt nog 3 minuten en 57 seconden.

De heer Hiddema (Fractie-Frentrop):

Als ik die nou eens in stilte door ga brengen en daarvan ga genieten. Of ik zeg: nou, hou ze maar. Zullen we dat eens proberen? Het is goed zo. Dank u wel.

De voorzitter:

U rondt af? Dank u wel, meneer Hiddema.

Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan ga ik op verzoek schorsen tot 21.35 uur.