Plenair Van der Voort bij voortzetting behandeling Goedkeuringswet vijfde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 17 mei 2022 (2021/2022 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Voort i (D66):

Voorzitter. Ik herhaal eerst dat ik beroepsmatig bij de covidzorg betrokken ben, maar desondanks als lid van deze Kamer op gepaste wijze de onderhavige wetgeving zal beoordelen en met de Kamer en de bewindspersonen hierover debatteer.

Voorzitter. Het verheugt ons om hier te kunnen debatteren in de periode van relatieve rust met betrekking tot de covidpandemie. Er zijn weer nieuwe varianten opgedoken, maar toch is de situatie op dit moment min of meer zoals we van voor deze pandemie kenden: geen afstand houden tot elkaar, samenkomen, feesten en het leven vieren. Dat hebben we allemaal bijzonder gemist de afgelopen twee jaar. Het is fijn dat dit kabinet bij zijn aantreden meteen de beperkende maatregelen kon afbouwen en een normale samenleving kon heropbouwen. Dat betekent dat er op dit moment minder behoefte is aan wetgeving die het samen leven, samen vieren, samen werken en samen leren beperkt.

De goedkeuringswet voor de vijfde verlenging ligt desondanks voor ons. Bij de beoordeling daarvan is het vooral een kwestie van terugkijken. Immers, we zijn aan het eind van de termijn waarin deze wet juridische grondslag regelt. Was het continueren van de Twm proportioneel in de afgelopen drie maanden? Achteraf gezien kunnen we constateren dat de maatregelen die in deze vijfde verlenging staan grotendeels niet nodig zijn geweest om de bestrijding van de pandemie voort te zetten. De D66-fractie vindt in dat licht dat de maatregelen die met de vijfde verlenging werden geregeld inderdaad niet langer dan nodig door het kabinet actief zijn ingezet en daarmee proportioneel zijn geweest. Er waren bovendien geen uitvoeringsproblemen.

Wij hebben in maart hier in deze zaal, vooruitlopend op vandaag, gesproken over de voorwaarden voor het aanvaarden van deze vijfde verlenging van de Twm. Op dat moment was het KB voor de vijfde verlenging reeds op weg om in de Staatscourant gepubliceerd te worden. Vooraf konden er dus geen aanpassingen meer worden gedaan, voor zover wij daar als Eerste Kamer überhaupt al zeggenschap over hebben. Collega De Boer heeft toen in een ook door onze fractie gesteunde motie een aantal voorwaarden geformuleerd waaronder een vijfde en eventueel zesde verlenging aanvaard zouden kunnen worden. De belangrijkste vraag die we vandaag in dit debat moeten zien te beantwoorden is of aan die voorwaarden is voldaan. Daarvoor heeft de D66-fractie antwoorden nodig op een aantal vragen die ons wat dat betreft nog bezighouden. Ze betreffen een aantal overgebleven artikelen en ook het proces na aanpassen van de Wpg.

Om te beginnen stel ik graag de vraag aan de minister of hij vindt dat aan de motie is voldaan. Dan is vandaag tevens de zesde verlenging aan de orde. Voor de zesde verlenging beoordelen wij nu voor het eerst voorafgaand aan het KB en toetsen dat aan de huidige covidsituatie, aan de motie-De Boer en natuurlijk aan onze gebruikelijke toetsingscriteria voor wetgeving.

De heer Janssen i (SP):

Ik sla even aan op wat de heer Van der Voort zei. Is deze Kamer vandaag bij elkaar gekomen voor dit debat om te beoordelen of aan de motie voldaan is, of om te beoordelen of er nog voldaan wordt aan de wet, aan de voorwaarden die aan de wet gesteld worden en of die wet op dit moment überhaupt nog verlengd dient te worden of dat daar geen aanleiding meer voor is? Volgens mij zei de heer Van der Voort: de belangrijkste vraag die we vandaag moeten beantwoorden, is of aan de voorwaarden van een motie is voldaan.

De heer Van der Voort (D66):

Het gaat er natuurlijk om dat wij de voorliggende wet beoordelen en kijken of we daarmee akkoord gaan of niet. Maar onze fractie heeft die motie gesteund en wij kijken dan ook of die motie is ingevuld, omdat dat een argument kan zijn om voor of tegen het wetsvoorstel te stemmen.

De heer Janssen (SP):

Dan begrijp ik het zo dat D66 zegt: voor ons is in de afweging de belangrijkste vraag vandaag of aan de motie voldaan moet worden. Maar dat is natuurlijk niet de kern van het debat vandaag.

De heer Van der Voort (D66):

Als er niet aan de motie voldaan is, dan is dat een argument om niet voor de wet te stemmen. Als er wel aan voldaan is, helpt dat om ervoor te stemmen. Maar er zijn natuurlijk nog andere argumenten, en die wegen we ook.

De heer Janssen (SP):

Dan hebben wij een omgekeerde opvatting, namelijk dat wij eerst over de wet stemmen en daarna over eventuele moties, om te kijken of daaraan voldaan is. Voor de SP is dat de volgorde die we graag handhaven.

De heer Recourt i (PvdA):

De minister kan op veel vragen antwoord geven, maar één vraag moet je als fractie zelf beantwoorden, namelijk of er voldaan is aan een motie. Dat is een eigenstandige afweging. Mijn vraag aan de heer Van der Voort is: wat vindt D66?

De heer Van der Voort (D66):

Wij zullen die afweging inderdaad zelfstandig maken. Wij vinden het interessant om te horen hoe de minister daarnaar kijkt. Daar heb ik naar gevraagd. Om de afweging over de motie te maken, heb ik nog een aantal vragen. Die ga ik later in mijn betoog stellen. Die gebruiken wij dan om straks, ook de antwoorden van de minister horende, ons besluit erover te nemen.

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen.

De heer Van der Voort (D66):

Het enige artikel van het KB voor de zesde verlenging meldt een continuering van de Twm tot 1 september aanstaande, met uitzondering van een aantal onderliggende artikelen. De vraag die onze fractie zich stelt, is dan ook: gaan de artikelen in de Twm die in het KB overblijven, dat KB in lijn brengen met de omschrijving in de motie-De Boer? Over drie artikelen van de Twm, die in de zesde verlenging aanwezig blijven, hebben we nog vragen aan de minister.

Ten eerste. De groepsvorming van 58g vervalt, maar een verbod op openstelling van publieke plaatsen, artikel 58h, vervalt niet. Kan de minister nog eens toelichten waarom artikel 58h niet kan vervallen als andere maatregelen, zoals afstand houden, mondneusmaskers et cetera, blijven bestaan? Wat is de meerwaarde van het verbod op openstelling als maatregelen ter voorkoming van overdracht al zijn genomen op basis van andere wetsartikelen? Betekent het verbod op openstelling dan een onnodige beperking van vrijheden?

Het tweede artikel waarover onze fractie vragen heeft, is de quarantaineplicht. Die blijft bestaan voor inreizende personen, artikel 58nb. Wat is hiervoor de onderliggende argumentatie? In de toelichting verwijst de minister naar het 144ste OMT-advies, maar lezende dat advies is er ook door het OMT geen onderbouwing gegeven. Er is ondertussen redelijk wat literatuur over reisbeperkingen en het verloop van besmettingen. Een Cochrane review van Burns en anderen laat zien dat er een gebrek is aan reallife-evidence en dat er in simulatiestudies slechts een beperkt effect is. Als we kijken naar eerdere stops van vluchten uit de regio's met nieuwe varianten, heeft een inreisbeperking deze varianten niet buiten Nederland gehouden. De varianten bleken al lang en breed in de Nederlandse samenleving te circuleren. Toch wil het kabinet dit artikel behouden. Wij vragen de minister om dit uit te leggen.

Ten derde. Artikel 58o, met name lid 4, betreft aanwijzingen per ministeriële regeling voor zorglocaties. De D66-fractie vraagt zich af of dit niet wat te betuttelend is. Kunnen de zorginstellingen dat niet zelf regelen met de kennis en ervaring die ze ondertussen hebben opgedaan? Zou dit artikel dan ook niet kunnen vervallen?

Naast de inhoudelijke beoordeling van de verschillende artikelen is een belangrijk punt de tijdelijkheid van de Twm. Die is hier vandaag al eerder aan de orde geweest. Hoelang kan tijdelijk eigenlijk zijn? Ik kan me de tijdelijke hoofdingang herinneren van het ziekenhuis waar ik in opleiding was. Die werd vanwege een verbouwing geopend in 1990 en was aan het einde van mijn opleiding, in 1996, nog steeds als tijdelijke ingang in gebruik. Maar, ja werkelijk, er kwam uiteindelijk een nieuwe definitieve hoofdingang. Zou het zo ook gaan met de Twm? Ook al is de Twm nu zo'n anderhalf jaar tijdelijk, die zes jaar van de hoofdingang is nog lang niet bereikt. Waarom dan het ongeduld in deze Kamer, en overigens ook bij de Raad van State? Naast de juridische elementen die er misschien zijn om een definitieve wettelijke grondslag te formuleren, is er in onze beleving ook sprake van een verplichting naar de samenleving. Laat als regering zien dat tijdelijk ook werkelijk tijdelijk is. Dat helpt om het onder druk staande vertrouwen in de politiek te vergroten.

Het is belangrijk om woord te houden en dus een definitieve wetgeving te presenteren. De vorige minister beloofde deze wetgeving al voor de kerst 2021. Is de minister nog steeds van zins om in de zomer aanpassingen aan de Wpg als vervanging van de Twm naar de Tweede Kamer te sturen? Kan dit proces nog versneld worden? Kan de minister zo precies mogelijk aangeven welke de maatregelen zijn die in de eerste tranche van de aanpassing van de Wpg worden opgenomen? De brief hierover van 4 mei was daar nog summier over. Aan wat voor maatregelen denkt de minister voor een volgende tranche?

Tot slot onze zorgen over het najaar. Sterker nog, er is een reële kans op een nieuwe piek nog in de zomer. Wij zullen nog voor het zomerreces met de minister debatteren over de langetermijnvisie covid en de pandemische paraatheid voor komend najaar, maar toch is het belangrijk om nu al onze bezorgdheid te melden. De brief van de minister over de aanpak in het najaar spreekt van zowel de samenleving openhouden als de zorg leveren aan iedereen die die zorg nodig heeft. Maar wat is aan die aanpak dan eigenlijk anders in vergelijking met eerder beleid? We hebben toch steeds gestreefd naar zo min mogelijk beperkende maatregelen en ook naar het in stand houden van de zorg voor wie die nodig had? We horen graag van de minister een nadere toelichting op wat er na de zomer na een nieuwe verheffing anders zal gaan dan bij vorige verheffingen. Welke maatregelen in een aangepaste Wpg zijn er dan nodig om de covidpandemiebestrijding zoals die is geformuleerd vorm te kunnen geven?

Voorzitter. De pandemie is grillig. We zitten vandaag op een cruciaal punt in de vormgeving van ons maatregelenpakket voor de komende maanden en het najaar en voor eventuele nieuwe pandemieën. Wij wachten de beantwoording door de minister af en zullen ons daarna beraden op de steun aan de voorliggende goedkeuringswet en het KB zesde verlenging.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank aan de heer Van der Voort voor zijn bijdrage. Het valt mij op dat er nogal wat kritische vragen aan de minister worden gesteld. Ik ben erg benieuwd wat de afweging van D66 zal zijn als die vragen niet geheel bevredigend worden beantwoord, maar dat gaan we zien.

Mijn vraag aan de heer Van der Voort is eigenlijk de vraag die ik ook al aan mevrouw De Bruijn-Wezeman stelde: vindt u dat er op dit moment een directe dreiging is die juridisch gezien de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen rechtvaardigt en, zo ja, waaruit bestaat die directe dreiging dan?

De heer Van der Voort (D66):

Ja. Ik heb al eerder in de interrupties aangegeven dat de WHO vindt dat de pandemie nog steeds gaande is. Dit moet een heel belangrijk issue en een belangrijk argument zijn voor regeringen in vele landen om hun instrumentarium op orde te hebben. Dat vind ik in ieder geval een belangrijk argument. Daar heeft mevrouw De Boer in haar bijdrage de term "juridische hygiëne" voor gebruikt. Dit is eigenlijk de afweging die we moeten maken: is die juridische hygiëne op dit moment belangrijker dan de dreiging van een nieuwe pandemie? Daar zullen we vandaag als fractie een oordeel over moeten vellen. Maar het feit dat de WHO vindt dat de pandemie nog gaande is en er recent ook weer nieuwe varianten gekomen zijn, is voor ons een heel belangrijk argument.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Dat snap ik. Misschien ter verduidelijking: ik vind het een beetje een valse tegenstelling. Ik denk dat het niet zijn voor een verlenging van de Twm iets anders is dan dat je vindt dat er niet gewerkt zou moeten worden aan pandemiebestendigheid. Er zijn natuurlijk ook andere pandemieën die door de WHO geconstateerd worden waarvoor we geen tijdelijke wet hebben. Dus ik vind het een beetje magere onderbouwing van het criterium "directe bedreiging die vraagt om grondrechtbeperkte maatregelen" — want daar hebben we het over in een tijdelijke wet. Maar goed, ik begrijp dat de finale afweging van de D66-fractie nog moet komen. Daar kijk ik naar uit.

De heer Van der Voort (D66):

Wij zijn wel heel blij dat de Wpg nu definitief onderdelen krijgt die gebruikt kunnen worden voor pandemiebestrijding. Er is namelijk al heel lang sprake van een dreigende pandemie. Het vogelvirus en allerlei andere verwekkers worden daarbij genoemd. Dat werd dus wel tijd. Het is natuurlijk jammer dat we ons pas tijdens een pandemie realiseerden dat de Wpg daar niet op voorbereid was. Ik denk dus dat het heel belangrijk is.

Dan is de vraag: wat moet je doen in de tussentijd, als het nu beter gaat met de pandemie en we nog geen definitieve wetgeving hebben? Ik weet niet of ik de volgende metafoor kan gebruiken. Als je een antibioticumkuur gebruikt, dan moet je de kuur ook afmaken. Zoals we nu dus begonnen zijn met onze Twm-maatregelen, en de definitieve maatregelen zijn er nog niet, dan is er wel wat voor te zeggen om het even af te maken totdat het definitief goed geregeld is.

De voorzitter:

Mevrouw De Boer, tot slot.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Misschien kan de voorzitter daar als arts iets over zeggen, maar in mijn beleving gaat deze metafoor een beetje mank.

De voorzitter:

Als voorzitter heb ik er geen verstand van. De heer Otten.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Er is mij door veel artsen altijd gezegd: als de antibiotica bijwerkingen begint te geven, moet je er meteen mee stoppen. Dat zou ik in dit geval toch wel terug willen geven aan de heer Van der Voort. Maar de heer Van der Voort zegt: ik moest zes jaar lang door een tijdelijke ingang van het ziekenhuis en ik vrees dat deze nieuwe behuizing van de Eerste Kamer ook wel zes jaar gaat duren, en misschien wel langer. Maar om nou te zeggen dat dat fundamentele, disproportionele inbreuken om onze grondrechten zijn? Nou ja, wat betreft deze behuizing kun je daarover misschien nog discussiëren, maar wat betreft de tijdelijke ingang niet, denk ik.

We hebben het hier dus wel over hele grote inbreuken op grondrechten met een zeer twijfelachtige democratische legitimatie, met goedkeuring achteraf et cetera. Daarover hebben we het vanochtend ook met de VVD gehad. Ik vind uw vergelijking, zo zeg ik via de voorzitter tegen de heer Van der Voort, met het even zes jaar door een tijdelijke ingang gaan, toch niet helemaal adequaat. Het gaat hier namelijk wel om hele serieuze grondrechtelijke inbreuken. Als dat antibioticum uitgewerkt is en zijn effect heeft gehad, stop daar dan alsjeblieft mee, zou ik willen zeggen. Anders wordt het middel erger dan de kwaal.

De heer Van der Voort (D66):

Ja. Overigens, de bijwerkingen zie ik nog even niet zo. Ondanks dat we de Twm hebben, hebben we ondertussen wel weer een open samenleving. Maar verder ben ik het natuurlijk helemaal met de heer Otten eens dat we het hier over serieuze zaken hebben. Daar moeten we inderdaad ook heel serieus naar kijken. Ik denk dat we dat ook doen.

Tegelijkertijd gaat het wel over 17,5 miljoen mensen die ook recht hebben op goede bescherming vanuit hun overheid. Dan is het niet lichtvaardig om zo'n Twm niet meer achter de hand te hebben. Dus nogmaals, wij moeten die afweging nog maken, maar dat zijn gewoon wel argumenten die meespelen en die zo'n juridische afweging in een bredere context zetten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, ik ben het eens met de afwegingen die de heer Van der Voort maakt. Die moeten ook gemaakt worden. Maar daar is nu dus bijna twee jaar de tijd voor geweest, met een degelijke, deugdelijke aanpassing van de Wet publieke gezondheid. Laten we het dus alstublieft in dat kader doen en laten we niet dit lapmiddel eindeloos verlengen, want als het verband te lang zit dan krijg je infecties, dan gaat het stinken et cetera. Ik wil de medische vergelijkingen hierbij stoppen. Er zijn genoeg doktoren in de zaal. Maar doe het via de Wet publieke gezondheid, zou mijn advies aan de heer Van der Voort zijn.

De heer Van der Voort (D66):

We delen het ongenoegen dat het al heel lang duurt totdat er zicht is op een Wpg die de pandemiebestrijding goed regelt. Ik deel de mening van meneer Otten dat dat bij voorkeur sneller had gemoeten.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik blijf toch nog heel eventjes bij die metafoor over antibiotica hangen. Zoals bekend, zeker bij artsen, verdwijnt de effectiviteit van antibiotica als je te vaak antibioticakuren gebruikt. Dat zie je nu dus ook bij het steeds verlengen van deze Wet tijdelijke maatregelen. De effectiviteit is er niet meer en daarmee is ook de noodzaak weg. Alleen daarom al zou je de wet niet meer moeten verlengen. Maar de heer Van der Voort zegt nu dat de bevolking, van 17 miljoen Nederlanders, beschermd moet worden met deze wet. Ik vraag me af: beschermd waartegen? Net als een te vaak gebruikte antibioticakuur beschermt deze wet nergens meer tegen als er geen acute noodzaak voor is.

Het tweede punt hierbij is: als voornaamste argument noemde de heer Van der Voort van D66 zojuist dat de WHO zegt dat er nog steeds een pandemie is. Maar waarom maakt de heer Van der Voort deze beslissing van de WHO, die als organisatie onder grote politieke druk staat, waaronder van de dictatuur in China, leidend voor deze binnenlandse afweging, voor deze eigen afweging hier in Nederland?

De heer Van der Voort (D66):

Ook onze nationale instanties, het RIVM bijvoorbeeld, vinden dat er nog steeds sprake is van een pandemie. Daarmee is misschien de vraag over de WHO beantwoord.

De argumentatie als zou de huidige Twm niet meer werken omdat die al zo vaak verlengd is, begrijp ik niet helemaal. De maatregelen werden immers, vind ik, de afgelopen tijd goed afgeschaald door het kabinet zodra ze niet meer nodig waren. Dan zijn ze ook niet meer actief, maar kunnen ze later eventueel weer opnieuw worden ingezet. Maar actief zijn ze nu niet meer. Maar als je dan weer opnieuw groepsvorming verbiedt of noem maar een van de maatregelen, dan is dat natuurlijk weer net zo effectief als daarvoor. Ik begrijp het argument dus niet dat die maatregelen niet meer zouden werken als ze al langer in de Twm staan.

De heer Van Hattem (PVV):

Nou ja, het RIVM laat zich ook weer leiden door de WHO en de pandemie is in ieder geval niet meer in ernstige mate aanwezig, zeker niet in Nederland, ten opzichte van een jaar of twee jaar geleden. Dat is dus een belangrijk verschil in de situatie. Maar waar het om gaat, is dat van geen van de maatregelen die op basis van deze Twm werden genomen — de heer Van der Voort noemt tal van voorbeelden, groepsvorming et cetera — de effectiviteit hard is bewezen. Kan de heer Van der Voort een duidelijk bewijs noemen van de effectiviteit van de maatregelen die in die Twm zitten? Er worden nu namelijk maatregelen verlengd, waarvan in ieder geval nooit bewezen is dat ze effectief zijn.

De heer Van der Voort (D66):

Het is in de wetenschap altijd lastig wanneer je van "bewezen" spreekt. Het is in ieder geval wel zo dat diverse maatregelen die ingesteld werden, de pieken die aan het ontstaan waren in besmettingsaantallen hebben doen afnemen. Dan kan je zeggen "dat komt niet door die maatregelen", maar dat blijft een discussiepunt. Wij denken dat die maatregelen effectief geweest zijn. Of ze wetenschappelijk ook door dik en dun bewezen zijn, daar kan je, denk ik, heel lang over discussiëren. Maar wij denken dat ze wel degelijk effectief geweest zijn, indien ingezet op het juiste moment.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Tot slot, voorzitter. Wat rechtvaardigt dan nu om een dusdanig verstrekkende inbreuk op grondrechten te laten voortduren voor maatregelen die op dit moment niet acuut noodzakelijk zijn en niet bewezen effectief zijn? Wat rechtvaardigt om de beslissingsbevoegdheid van de rijksoverheid, van het kabinet te laten voortbestaan, want dat is toch niet proportioneel? Ik hoor het graag.

De heer Van der Voort (D66):

Nou, het is maar de vraag of dat is zoals de heer Van Hattem het schetst. Immers, de maatregelen in de door het kabinet voorgestelde zesde verlenging zijn teruggebracht door grotendeels algemene maatregelen. Daarmee worden niet zo heel veel grondrechten ingeperkt. Daarnaast gaan ze ook pas in op het moment dat er een KB door de Tweede Kamer gaat en geaccordeerd wordt. Het is dus niet zo dat de maatregelen die in de Twm staan, altijd actief zijn en daarmee eventuele grondrechten belemmeren. Ik zie eigenlijk het punt niet zo dat het blijven bestaan van de Twm voor het geval dat maatregelen nodig worden, op zichzelf de grondrechten zou beperken.

De heer Nicolaï i (PvdD):

De essentiële vraag die aan de heer Van der Voort werd gesteld, is of er nu sprake is van een directe dreiging. Ik was heel erg benieuwd naar zijn antwoord, maar eigenlijk gaf de heer Van der Voort daar voor mijn gevoel geen antwoord op. Hij verwees er alleen naar dat de WHO nog steeds zegt dat er ergens in de wereld nog een pandemie gaande is. In de memorie van toelichting die ten grondslag lag aan deze wet — ik heb daar net ook al uit geciteerd — staat: "De directe dreiging van de ziekte kan echter ook verminderd worden door de beschikbaarheid van een goede behandeling en door verhoging van de weerstand in de samenleving, bijvoorbeeld met een vaccin." Is de heer Van der Voort het dan niet met mij eens dat het enkel verwijzen naar het feit dat de WHO nog steeds spreekt van een pandemie, geen voldoende motivering is voor zijn antwoord?

De heer Van der Voort (D66):

Waar ik eigenlijk op doelde — misschien zal ik iets preciezer moeten zijn — is dit: zolang er een pandemie gaande is en er zo veel virus circuleert dat er nieuwe varianten kunnen ontstaan die ziekmakender zijn dan de huidige omikronvariant, interpreteer ik dat als een directe dreiging. De mogelijkheid van het ontstaan van een nieuwe variant, die binnen een paar weken ons land en de wereld overgaat, ervaar ik dus als een directe bedreiging in het licht van een pandemie die gaande is.

De heer Nicolaï (PvdD):

Maar ik heb ook naar Marion Koopmans verwezen, die al regelmatig heeft gezegd dat we datgene wat u als een bedreiging ziet, nog decennialang gaan houden. Is D66 er dan voor om voortdurend te roepen dat er een directe dreiging is en dat we dus gewoon maar allemaal op de grondrechten ingrijpende maatregelen moeten blijven toepassen?

De heer Van der Voort (D66):

Volgens mij zijn heel veel partijen daarvoor, want er wordt door heel veel partijen gevraagd om een definitieve wetgeving voor pandemiebestrijding in de Wpg in te bouwen. Die regelt nou juist — althans, ik ga ervan uit dat die dat gaat regelen — dat er op het moment dat het nodig is, gepaste maatregelen genomen kunnen worden die al dan niet grondrechtbeperkend zijn. Ik vind het niet zo verbazingwekkend dat wij dat graag willen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voor iemand van D66, waar veel juristen in de fractie aanwezig zijn, verbaast me dit een beetje, want het gaat er nou juist om dat die structurele wetgeving gaat over een soort slapende gereedschapskist. Waar we het nu over hebben, is een actieve gereedschapskist. Het is dus toch aan de heer Van der Voort van D66 om aannemelijk te maken dat er sprake is van een directe dreiging en daarbij ook de criteria toe te passen die in de memorie van toelichting naar voren zijn gebracht.

De heer Van der Voort (D66):

Ik weet niet zo goed wat "slapend" is. Dat kan zich natuurlijk ook in allerlei vormen voordoen. Maar je zou ook kunnen zeggen dat de Twm, als de maatregelen niet actief zijn, zoals op dit moment het geval is, nu ook slapende wetgeving is die geactiveerd wordt op het moment dat er een ministeriële regeling naar de Tweede Kamer gaat, die dan geaccordeerd wordt. Tot die tijd is er wel een Twm die die maatregelen mogelijk maakt, maar dan zijn ze er niet. Daarmee is er in mijn beleving ook geen beperking van de grondrechten actief.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan gaan we naar de heer Verkerk namens de ChristenUnie.