Plenair Van der Voort bij behandeling Initiatiefwetsvoorstel-Raemakers/Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang



Verslag van de vergadering van 19 april 2022 (2021/2022 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Voort i (D66):

Voorzitter. Graag complimenteer ik de initiatiefnemers met het initiatiefwetsvoorstel en ook met het geduld dat zij aan de dag leggen om tot afronding te komen. Het verheugt de D66-fractie daarom dat wij vandaag met elkaar over het wetsvoorstel aangaande keuzemogelijkheid kindercentra op basis van deelname Rijksvaccinatieprogramma kunnen debatteren.

Vaccineren staat de afgelopen twee jaar in een buitengewone belangstelling. Dan gaat het natuurlijk om de vaccinatie tegen het SARS-CoV-2-virus, maar laat het voor dit debat zonneklaar zijn, zoals ik in mijn interruptie ook al aangaf, dat dit initiatiefwetsvoorstel gaat over het Rijksvaccinatieprogramma. De zogenoemde coronavaccinatie is daar geen onderdeel van. Of die daarvan in de toekomst onderdeel gaat uitmaken, doet evenmin ter zake. Het gaat in het initiatiefwetsvoorstel om de principiële keuze of ongevaccineerde kinderen mogen worden geweigerd door kinderopvangcentra. Onze fractie vraagt daarom aan de initiatiefnemers of ze nog eens helder kunnen uitleggen wat de reden voor dit initiatiefwetsvoorstel is en hoe dat zich verhoudt tot de redenen die tegenstanders hebben om dit juist niet te willen.

Voorzitter. Onze fractie vindt het belangrijk om te benadrukken dat de opbrengst van vaccinaties allereerst ten goede komt aan de gevaccineerden zelf. Wereldwijd zijn de effecten van vaccinatieprogramma's groot en ook in Nederland is het Rijksvaccinatieprogramma succesvol. Onderzoek laat zien dat vaccinaties wereldwijd op zijn minst 30 miljoen dode kinderen hebben kunnen voorkomen in lage- en middeninkomenslanden in de periode tussen 2000 en 2019.

Ik geef nog wat cijfers om te adstrueren hoe groot de effecten van vaccineren zijn. Sinds 1903 zijn de sterftecijfers aan infectieziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland met bijna de helft gedaald. Per 10.000 inwoners daalde dit van 156 overledenen in het jaar 1903 naar 84 in 2012. Het gemiddelde aantal verloren levensjaren aan deze infecties was 3,8 jaar voor kinderen geboren in 1903, 0,59 jaar voor kinderen geboren in 1952 en nog slechts 0,16 jaar voor kinderen geboren in 1992. Dat is een sterke afname aan vroege sterfte door vaccinaties. We hebben het dan over polio, tetanus, kinkhoest, difterie, mazelen, rodehond en bof. Het Rijksvaccinatieprogramma heeft daarmee maar liefst tussen 6.000 en 12.000 sterfgevallen voorkomen onder kinderen en jongvolwassenen in Nederland, geboren in de periode tussen 1953 en 1992. Laten we zeggen: de generatie zoals wij hier zitten. Dat zijn honderdduizenden levensjaren. Statistisch gezien zou een van ons hier niet hebben gezeten, als er geen vaccinaties waren geweest zoals die in het Rijksvaccinatieprogramma zijn opgenomen. En een aantal van ons zouden zonder deze vaccinaties last hebben van complicaties, soms levenslang, zoals bijvoorbeeld bij polio.

De cijfers die ik hier noem, hebben betrekking op de zeven vaccins tegen de klassieke kinderziektes die ik zojuist noemde. Ondertussen beschermt het huidige Rijksvaccinatieprogramma met acht injecties tegen twaalf infectieziekten. Gelukkig is de vaccinatiebereidheid lange tijd zeer hoog geweest onder de bevolking, maar enkele jaren terug was die wat dalende. Dit wetsvoorstel is ontstaan in de tijd dat er onrust in de samenleving was over de betrekkelijk lage vaccinatiegraad. Ouders maakten zich daardoor zorgen of hun kind in het kinderdagverblijf veilig was. Een keuze om je kind te brengen naar een kinderopvangcentrum waar uitsluitend gevaccineerde kinderen zijn, biedt voor deze ouders enige rust.

Hoe komt het dat vaccineren in een minder goed daglicht is komen te staan? Al vanouds bestaan er religieuze overwegingen om vaccinaties niet te geven, maar er zijn ook ouders die vanuit bijvoorbeeld een antroposofisch gedachtegoed terughoudend zijn. Wetenschappelijke inzichten zijn bij sommige ouders niet meer vanzelfsprekend overtuigend om te komen tot een keuze tot vaccineren. De weging van voors en tegens kan bij ouders leiden tot een keuze om hun kind niet te laten vaccineren. Gelukkig is er voor een ongevaccineerd individu binnen een populatie met een hoge vaccinatiegraad bescherming: de groepsimmuniteit. Dit is een bijkomend effect van vaccinatie dat ongevaccineerde personen ervaren. Ook gevaccineerden met een afwezige of verminderde immuunreactie hebben hier baat bij.

In de kindercentra waar we over spreken, zijn sommige kinderen vanwege de leeftijd nog niet volledig gevaccineerd. Voor hen is het dus erg belangrijk om met zo veel mogelijk gevaccineerde kinderen bijeen te zijn. Een individuele afweging van ouders die leidt tot een keuze om niet deel te nemen aan het Rijksvaccinatieprogramma is daarmee niet in het belang van de samenleving en in dit geval de kinderen in de kinderopvangcentra. Tegelijkertijd heeft een ongevaccineerd kind zelf geen belang bij een lagere vaccinatiegraad in de samenleving, een schijnbare tegenstelling. Wij vragen het kabinet daarom wat het van plan is te doen om de vaccinatiegraad hoog te houden; het is al eerder in het debat aan de orde geweest. Dit beschermt immers zowel gevaccineerde als ongevaccineerde kinderen?

Voorzitter. Bij dit debat gaat het er niet om te overtuigen dat vaccinaties zinvol zijn. Zelfs de tegenstanders van dit wetsvoorstel zullen, neem ik aan, de genoemde cijfers niet betwisten. Het gaat erom dat kinderen die door de keuze van hun ouders willens en wetens een naïef immuunsysteem houden voor de ziekteverwekkers zoals genoemd in het Rijksvaccinatieprogramma, kunnen worden geweigerd door kinderopvangcentra. Daarbij is het belangrijk te beseffen dat er door dit initiatiefwetsvoorstel geen vaccinatieplicht ontstaat, ook geen indirecte. De verwachting van de initiatiefnemers is immers dat er voldoende plaats zal blijven in kinderdagverblijven of gastoudergezinnen die de weigering niet zullen toepassen. Kunnen de initiatiefnemers daar nog een onderbouwing voor geven?

Het wetsvoorstel biedt keuzevrijheid voor ouders en transparantie over de vaccinatiestatus. Het RIVM memoreert dat ook nu al bijna de helft van de ongevaccineerde kinderen naar een kinderopvanglocatie gaat waar de vaccinatiegraad minder dan 80% bedraagt. Het RIVM-rapport rekent voor dat er geen reden is te denken dat er door dit wetsvoorstel een groter risico ontstaat in de kindercentra waar ongevaccineerde kinderen worden opgevangen. De andere helft van de ongevaccineerde kinderen gaat volgens het RIVM-rapport naar een locatie waar de vaccinatiegraad hoog is. Het wetsvoorstel regelt dat die locaties deze kinderen kunnen weigeren maar niet moeten weigeren. Het is dus geen verplichting van deze kindercentra maar een keuze. Hierdoor is het voor de ouders inzichtelijk dat hun kind niet in contact komt met kinderen die buiten het vaccinatieprogramma worden gehouden. Dat leidt tot keuzemogelijkheid voor de ouders.

Is het daarbij rechtmatig om als gevolg van de keuze om niet te vaccineren ook de toegang tot een kinderopvangcentrum te weigeren? De D66-fractie vindt dat de initiatiefnemers dit aannemelijk hebben gemaakt. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft zich uitgesproken over een Tsjechische verplichting tot vaccinatie en de daaruit voortvloeiende toelating of weigering tot een kinderdagverblijf. Het Hof heeft dat rechtvaardig geacht. Dit is een belangrijk signaal, aangezien het voorliggende wetsvoorstel ruim binnen de grenzen van dat arrest blijft.

Voorzitter. De juridische en morele aspecten die tot nu toe in de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer en de schriftelijke vragen aan de orde zijn geweest, zijn relevant en moeten geadresseerd worden. Onze fractie neemt het standpunt in dat het bij vaccinatievraagstukken vooral gaat om de medische effecten van vaccineren, zowel voor het individu als voor de samenleving. Vanuit die positie, waarin gezondheid als waarde vooropgesteld wordt, steunen wij onderhavig initiatiefwetsvoorstel. De D66-fractie heeft zich afgevraagd of de belangenafweging van ouders en kinderen met en zonder vaccinatie door de initiatiefnemers voldoende is geweest. Onze fractie vindt van wel. Wij leven in een samenleving en zijn daarin afhankelijk van hoe we voor elkaar zorgen en elkaar beschermen. Een hoge vaccinatiegraad is daarin passend. Keuzevrijheid voor ouders om hun kind naar een kinderopvangcentrum te sturen waar de andere kinderen ook zijn gevaccineerd, is daarin ook passend.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Het is fijn om medici in de zaal te hebben, want die hebben veel kennis van zaken. Dat draagt bij aan de overwegingen. Toch zou ik de heer Van der Voort willen vragen om ook wat mee te denken over de puzzel waarmee we zitten. Inderdaad, niemand van de sprekers tot nu toe stelt vaccinatie ter discussie, maar het is wel de vraag hoe transparantie enerzijds en volksgezondheid anderzijds zich tot elkaar verhouden. Als wij eens even inzoomen op de volksgezondheid, meent de heer Van der Voort dan dat dit wetsvoorstel de volksgezondheid ten goede komt en, zo ja, waarom?

De heer Van der Voort (D66):

Ik deel de mening die de heer Ganzevoort volgens mij heeft dat het belangrijk is dat de vaccinatiegraad zo hoog mogelijk is in de samenleving. Dat komt ten goede aan zowel de ongevaccineerde als de gevaccineerde kinderen. Volgens mij is de vraag die u stelt of dit wetsvoorstel de vaccinatiegraad daadwerkelijk gaat verhogen. Dat is onzeker. Er zijn volgens mij geen onderzoeken die heel duidelijk het een of het ander aantonen. Het zou kunnen. In dat geval is dat een mooi effect, maar dat is niet de primaire reden voor dit wetsvoorstel — althans, zo heb ik het begrepen, maar we gaan het horen van de initiatiefnemers — maar het zou wel mee kunnen helpen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dank. Het is belangrijk dat de heer Van der Voort dat zegt, want als dat niet de primaire reden is, dan blijven alleen de andere redenen over, namelijk transparantie, waarbij het grondwettelijke principe een discussiepunt wordt. Maar ik wil toch even inzoomen op de volksgezondheid. Misschien draagt het daar niet per se aan bij, maar misschien wel. De heer Van der Voort had het net over het punt dat veel van de ongevaccineerde kinderen op plekken zitten, en misschien wel meer komen te zitten, waar de vaccinatiegraad veel lager is. Hoe taxeert hij het risico voor die kinderen?

De heer Van der Voort (D66):

Ik ben het helemaal eens met hoe dat in het RIVM-rapport staat beschreven, namelijk dat de kans op een infectie met bijvoorbeeld mazelen of een andere ziekte vooral wordt bepaald door de vaccinatiegraad in de samenleving en niet zozeer door de vaccinatiegraad in het kinderdagcentrum. Vanuit dat oogpunt is het sowieso belangrijk dat we met elkaar streven naar een hoge vaccinatiegraad. Ik ben ook heel benieuwd hoe de regering daar vorm aan gaat geven. Maar dat impliceert dus niet dat daarmee het risico voor de kinderen in het kinderdagcentrum met ongevaccineerde kinderen verhoogd zou zijn.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Nu ben ik de heer Van der Voort kwijt, want óf de vaccinatiegraad op het kinderdagverblijf is relevant, en dan is die dat ook als die te laag is, óf de vaccinatiegraad is niet relevant en dan doet dit wetsvoorstel niks. Maar je kunt niet zeggen: het is relevant voor de kinderen op een kinderdagverblijf waar de vaccinatiegraad hoog is en hoog gehouden wordt, maar voor de andere kinderen is het niet relevant, want het risico zit in de samenleving.

De heer Van der Voort (D66):

Nee, ik heb gezegd dat het belangrijk is dat de vaccinatiegraad in de samenleving hoog is. Dat beschermt tegen de introductie van een virus, in dit geval bijvoorbeeld mazzelen, in het kinderdagcentrum. Daar moet het om gaan. Daarnaast kan het voor de ouders een geruststellende gedachte zijn dat hun kind zich bevindt onder kinderen die gevaccineerd zijn. Dat zijn volgens mij de issues.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Afrondend, voorzitter. Dan is dus de afweging of de geruststelling van de ouders voldoende grond is voor de inperking van de grondrechten van anderen. Dan zijn we een heel end vandaag.

Mevrouw Gerkens i (SP):

Ik wou daar toch even op doorgaan. De heer Van der Voort zegt: nee, ik heb het anders bedoeld of anders gezegd. Maar hij zegt eigenlijk wel degelijk wat het RIVM zegt. Het RIVM zegt namelijk: het risico op infectie bij kinderen wordt niet direct beïnvloed door de toegangsbeperking. Dat betekent dus dat het volgens het RIVM niet uitmaakt of een kind op een kinderdagverblijf komt met ongevaccineerde kinderen of gevaccineerde kinderen. Dat betekent dus dat het wetsvoorstel geen effect gaat hebben op de vaccinatiegraad. Hoe staat de heer Van der Voort dan tegenover het wetsvoorstel, wetende dat het geen effect gaat hebben op de vaccinatiegraad?

De heer Van der Voort (D66):

Volgens mij weten we niet of het effect gaat hebben op de vaccinatiegraad. Het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat er ouders zijn die de keuze om hun kinderen niet te vaccineren heroverwegen en alsnog hun kinderen laten vaccineren, waarmee zij toegang tot het kinderdagverblijf verkrijgen. Dat zou kunnen. Er zijn geen harde cijfers dat dat gaat gebeuren, maar het zou dus wel zo kunnen zijn dat de vaccinatiegraad gaat stijgen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Die vraag is door de indieners ook aan het RIVM gesteld. Dat was inderdaad, zoals de heer Ganzevoort zei, vanuit de andere kant: heeft het nadelige effecten op ongevaccineerde kinderdagverblijven, als ik het even zo mag noemen? Als het effect daar nihil is, hoe kunt u dan zeggen dat het effect aan de andere kant wellicht wel positief is? Dan is er op die ongevaccineerde kinderdagverblijven sowieso ook een risico, met de kans dat er wel een uitbraak komt. Het is óf de ene kant, óf de andere kant.

De heer Van der Voort (D66):

Het is natuurlijk in ieder geval zo dat als er een ziekte wordt geïntroduceerd in een kinderdagverblijf, de ongevaccineerde kinderen het risico lopen om die daar op te lopen. Dat geldt dus ook voor de kinderen die nog niet volledig gevaccineerd zijn in het dagverblijf waar alleen gevaccineerden, althans deelnemers van het vaccinatieprogramma, zich bevinden. Ik begrijp dus niet helemaal welk punt u hiermee wilt maken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Het punt is dat het wetsvoorstel dan inderdaad alleen de transparantie kan dienen. Ook het RIVM zegt namelijk dat het wetsvoorstel geen verschil gaat maken in de vaccinatiegraad. Volgens het RIVM kan het wetsvoorstel geen positief effect hebben op de volksgezondheid. Dan blijft dus alleen de transparantie, de keuzevrijheid over, en dan sluit ik mij aan bij de conclusie van de heer Ganzevoort dat dat toch echt onvoldoende grond is.

De heer Van der Voort (D66):

Ik heb het RIVM-rapport niet zo gelezen dat het geen effect kan hebben. Ik denk dat het wel degelijk effect kan hebben, maar het is niet aangetoond dat het effect er zal zijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan adviseer ik u om toch nog een keer het antwoord bij punt twee in de brief te lezen, waarin daadwerkelijk staat dat het effect nihil is.

De heer Schalk i (SGP):

Ik wilde nog even naar de praktische kant van datgene wat de heer Van der Voort naar voren heeft gebracht, met name het punt dat ouders straks keuzevrijheid hebben om te kiezen voor een kinderdagverblijf waar alleen gevaccineerde kinderen zouden zitten. Ziet hij die kinderdagverblijven dan als een soort afgesloten eenheid? In de opvang voor kinderen zijn toch ook vaak oudere kinderen, die bijvoorbeeld ook weer naar school gaan. Er zijn kinderdagverblijven die verbonden zijn aan een school. Hoe ziet de heer Van der Voort dat dan?

De heer Van der Voort (D66):

Het punt is dat het voor ons allemaal van belang is dat de vaccinatiegraad hoog is. Dat is wat zowel gevaccineerde als ongevaccineerde kinderen zal beschermen tegen ziekte. Het lijkt mij dus buitengewoon belangrijk dat we met elkaar op allerlei manieren proberen om de vaccinatiegraad zo hoog mogelijk te krijgen. Daarmee is het wetsvoorstel an sich geen directe bescherming van die kinderen. De echte bescherming van die kinderen komt uit een hoge vaccinatiegraad. Wellicht gaat dit wetsvoorstel eraan bijdragen, maar in beginsel is het streven naar een hoge vaccinatiegraad belangrijk. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat die keuzevrijheid, die transparantie en die inzichtelijkheid voor de ouders er zijn.

De heer Schalk (SGP):

Begrijp ik het dan goed dat de heer Van der Voort het eigenlijk omdraait door te zeggen "het draait uiteindelijk om de vaccinatiegraad en een mooi neveneffect is de transparantie"? Zo komt het nu bijna bij mij over. Dat terwijl we consequenties hebben voor kinderen die dan misschien weer andere kinderen ontmoeten op zo'n school of iets dergelijks.

De heer Van der Voort (D66):

Ik draai helemaal niks om. Ik meld dat hier een aantal aspecten meespelen. Die spelen allemaal mee zonder dat er iets omgedraaid wordt.

Mevrouw Mei Li Vos i (PvdA):

Even vanuit het perspectief van de ouders die zich zorgen maken over de vraag waar hun kind in te schrijven. Stel dat dit wetsvoorstel is aangenomen. Je kan dan inderdaad kiezen. Er is dan transparantie. Deze vraag stel ik aan een arts: kan ik dan als ouder ervan uitgaan dat doordat deze wet er is, mijn kind 100% veilig is en niet besmet kan worden door de mazelen als ik kies voor een kinderopvangcentrum waar het vaccinatiebeleid als bedoeld wordt gehandhaafd?

De voorzitter:

Voor de goede orde, de heer Van der Voort staat hier niet als arts. U kunt hem ook niet als zodanig aanspreken, want dat zou allerlei consequenties kunnen hebben ten aanzien van zijn antwoord en zijn positie in zijn werkveld.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Excuus, voorzitter. Dat zal ik ook niet doen. Ik vraag senator Van der Voort, die redelijk wat kennis heeft over vaccinatie, of een ouder ervan kan uitgaan dat na aanneming van deze wet het heel duidelijk is dat een kind niet besmet kan worden.

De heer Van der Voort (D66):

Het antwoord daarop is natuurlijk nee, want die garantie kan niemand geven. Nogmaals, de kans op besmetting hangt vooral af van de introductie van het virus. Die is afhankelijk van de vaccinatiegraad in de samenleving als geheel.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Wat is dan de meerwaarde van deze wet?

De heer Van der Voort (D66):

De meerwaarde van deze wet is dat er transparantie voor de ouders is, dat er inzichtelijkheid is voor de ouders, dat dit enige rust voor hen kan geven, dat het keuzemogelijkheid geeft, dat het wellicht de vaccinatiegraad iets verder verhoogt. Dat zijn de punten die in deze wet aan de orde komen.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik hoor hier behoorlijk veel mitsen en maren. Zou je ook kunnen zeggen, met een misschien iets negatieve bril, dat dit ook schijnveiligheid kan betekenen?

De heer Van der Voort (D66):

Ik moet er nog aan toevoegen dat hoewel de kindercentra op dit moment natuurlijk ook dit beleid kunnen voeren, dit wetsvoorstel hun wel meer rechtszekerheid geeft. Dat is ook nog een effect van dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Vos.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Dus het belangrijkste effect van dit wetsvoorstel ligt bij de kinderdagverblijven, de centra die dit beleid dan vrijelijk mogen gaan voeren.

De heer Van der Voort (D66):

Ik begrijp de vraag nu niet helemaal.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik vroeg het net vanuit een ouder. Die kan na aanneming van deze wet niet volledige zekerheid hebben over het beleid en het effect daarvan voor de vaccinatie en de veiligheid van het kind. U zegt net: nee, dit gaat eigenlijk vooral voor de kinderopvangcentra op; voor hen zal dit wetsvoorstel wél effect uitmaken.

De heer Van der Voort (D66):

Er zijn natuurlijk overwegingen bij de ouders. Er zijn overwegingen bij de kinderdagcentra. Een kindercentrum kan ervoor kiezen om dit beleid te voeren, om daarmee ouders die dat graag willen, tegemoet te komen.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Maar dat kinderdagverblijf zal dan wel moeten aangeven dat er geen 100% zekerheid is dat het kind niet besmet zal worden met een van de ziektes waartegen je kan vaccineren.

De heer Van der Voort (D66):

Ik denk dat het goed is als iedereen zich dat realiseert, namelijk dat de beste bescherming tegen een infectie is om jezelf te vaccineren, om je kinderen te laten vaccineren en om te zorgen voor een hoge vaccinatiegraad. Dat er daarbovenop toch ouders zijn die graag deze keuzemogelijkheid hebben, dat waarderen wij ook.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb nog even één korte vraag over een ander aspect: de keuzevrijheid. Hoe waardeert de heer Van der Voort de keuzevrijheid van ouders die besluiten om hun kinderen niet te vaccineren? Is die keuzevrijheid minder van belang?

De heer Van der Voort (D66):

Nee, wij hechten er erg aan dat ouders die individuele keuze kunnen maken. Tegelijkertijd is het wel zo dat een zo goed mogelijke bescherming van je kinderen tegen deze ziektes bestaat uit het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma. Maar dat er ouders zijn die daar niet voor kiezen, is natuurlijk vrij.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van der Voort (D66):

Voorzitter. We hebben aan de initiatiefnemers en de regering nog enkele vragen over hoe zij de uitvoering zien. Gaan kinderopvangcentra op de een of andere wijze uiting geven aan het feit dat ze ongevaccineerde kinderen wel of niet weigeren? En hoe kunnen de opvangcentra bij de aanmelding van een kind handelen om hun keuze om ongevaccineerde kinderen te weigeren ten uitvoer te brengen? Zijn er bij de initiatiefnemers of bij de regering voornemens om nog een evaluatie uit te voeren? Wanneer zou die dan gaan plaatsvinden? En welke specifieke aspecten worden dan geëvalueerd? Het lijkt onze fractie van belang om daarin te onderzoeken hoeveel kindercentra van dit recht gebruikmaken, hoe de toegankelijkheid tot kinderopvangcentra zich ontwikkelt voor gevaccineerde én ongevaccineerde kinderen, en hoe de uitvoering en eventuele conflicten gehanteerd worden. Graag horen we of de regering dit ook zo ziet.

Voorzitter, tot zover. We wachten de beantwoording af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is het nu het woord aan de heer Van Strien namens de fractie van de PVV.