Plenair Essers bij voortzetting behandeling Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking



Verslag van de vergadering van 8 maart 2022 (2021/2022 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.07 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Essers i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank natuurlijk hartelijk de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording en de ambtenaren die daaraan hebben gewerkt. Ik heb nog een aantal aanvullende opmerkingen.

Als zowat de hele Kamer zegt dat het wetsvoorstel eigenlijk niet effectief is en geen directe werking heeft omdat de minimumprijs veel lager is dan de ETS-prijs, dan kun je als kabinet twee kanten uit. Ofwel, je trekt het hele wetsvoorstel in, maar dan moet je weer van voren af aan beginnen en dan ben je ook het beginsel kwijt. Ofwel, wat nu gebeurt, je zegt: we gaan op korte termijn evalueren hoe nu de stand van zaken is en hoe het straks uitpakt, en we komen met wijzigingsvoorstellen als wij dat nodig vinden op basis van die evaluatie.

Voor beide scenario's is wat te zeggen. Ik zal het scenario zoals het kabinet nu voorstelt voorleggen aan mijn fractie. Maar ik denk wel dat het belangrijk is dat de brief die is toegezegd door de minister er goed uitziet, in die zin dat niet alleen over parameters wordt gesproken maar ook over scenario's en over de methodologie, de systematiek die nu wordt toegepast bij die evaluatie.

Een van de vragen die vaak is voorgekomen, is hoe zich nu die CO2-belasting verhoudt ten opzichte van de marktveranderingen van die ETS-prijs. Dus in hoeverre gaat de relatie tussen de minimumprijs en de ETS-prijs meebewegen? Ik vond het idee van de heer Crone van een wiebeltaks eigenlijk wel heel aantrekkelijk. Het wordt daarmee wel een stukje ingewikkelder en minder voorspelbaar, maar het principe dat je toch moet kijken naar de marktverhoudingen voor die CO2-belasting, spreekt mij wel aan. Ik ga het aan mijn fractie voorleggen.

Dan was er het punt of het nou wel verstandig is om de uitvoering van de hele problematiek niet over te laten aan de Belastingdienst maar aan de Nederlandse Emissieautoriteit. Dat is ongetwijfeld een punt waar we nog meer over gaan discussiëren in de toekomst. Ik wil één element nadrukkelijk markeren. Het risico met een dergelijke instantie die belasting gaat heffen en innen is dat het een heel technocratische benadering wordt. Dat is ook het probleem geweest bij de toeslagenzaak, dat op een gegeven moment die toeslagen volstrekt technocratisch werden uitgevoerd. Dat is toch iets waar de Belastingdienst denk ik veel beter in getraind is. Die zijn gewend, althans, dat zouden ze wel moeten doen, om op te treden als rechter en niet als techneut of als belangenbehartiger van de schatkist. Dat is wel een element dat we goed in de gaten moeten houden.

Tot slot had ik het element van de staatssteun. Ik dank de staatssecretaris voor de toelichting waarom daar in de visie van het kabinet geen sprake van is. Eén ding wil ik toch wel even nadrukkelijk vaststellen. Bij de BIK was de toenmalige staatssecretaris er echt van overtuigd dat er geen risico was op staatssteun. Er waren wel twijfels over de vraag of het in overeenstemming was met de vrijheid van vestiging als er een fiscale eenheid was. Maar die staatssteun speelde eigenlijk geen rol en dat kwam ook als een duveltje uit een doosje naar voren. Nogmaals, ik wil daarvoor waarschuwen. Kijk, wij zijn erg voor een Europese regeling. En als je toch naar een Europese regeling gaat, dan zie ik eigenlijk geen noodzaak om dat verschil tussen elektriciteitsopwekkende bedrijven en elektriciteitsverbruikende bedrijven te handhaven. Als je dat zou kunnen wegnemen, zou je daarmee ook het staatssteunrisico elimineren. Daar hoor ik de staatssecretaris graag nog over.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Voort namens D66.