Plenair Van Ballekom bij debat over rechtsstatelijkheid, grondrechten en democratie in de Europese Unie



Verslag van de vergadering van 8 februari 2022 (2021/2022 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. Laat ik in ieder geval beginnen met te stellen dat ik erg blij ben dat Mark Rutte onze premier is en dat mevrouw Bruins Slot en de heer Hoekstra onze minister van Binnenlandse Zaken en minister van Buitenlandse Zaken zijn. Ik verheug mijzelf op inhoudsvolle debatten de komende jaren. Dat voor alle duidelijkheid.

Er zijn enkele randvoorwaarden waaraan je zou moeten voldoen wil je succesvol zijn. Ik heb er tijdens het kerstreces wat langer over nagedacht. We zijn niet voor niets une chambre de réflexion. Ik ben tot de conclusie gekomen dat die voorwaarden niet alleen gelden voor personen, maar ook voor huwelijken, bedrijven en organisaties. De kern is in mijn ogen: betrouwbaarheid, loyaliteit, respect en wederzijds vertrouwen. Als daaraan voldaan is, is succes binnen handbereik, ook omdat er sprake is van een gunfactor. Je staat elkaar wat meer toe en als je sporadisch uit de bocht vliegt, wordt dat met de mantel der liefde bedekt. En dat kan ook weleens een feestje zijn. Maar dat moet wel sporadisch blijven. Het moet zeker niet zo zijn dat het staand regeringsbeleid is om willens en wetens af te wijken of afspraken te negeren, regelgeving op een oneigenlijke manier te implementeren en uitspraken van het Hof van Justitie niet rechtsgeldig te verklaren. Natuurlijk, geen enkele samenwerking is perfect, evenmin als de bestuurlijke organen. Ook in Nederland laat de regering weleens steken vallen, soms te vaak. De rechtsbescherming van de burger en de democratische rechtsstaat vereisen voortdurend aandacht. Hiervoor wordt in de rapporten van de Europese Commissie overigens ook aandacht gevraagd, en terecht. Maar gelukkig kennen wij een regering die deze opmerkingen serieus neemt, daarop acteert en zo mogelijk verbeteringen aanbrengt. En zo hoort het ook.

Mijn fractie verwelkomt dit debat. Dat was voor ons een belangrijk onderwerp bij de discussie over het Meerjarig Financieel Kader en bij de ratificatie van het Eigenmiddelenbesluit, en waarom? Niet alleen omdat regels moeten worden nageleefd, maar vanuit de overtuiging dat de rechtsstatelijkheidsbeginselen, ingebed in een vrije, liberale openmarkteconomie de beste garantie zijn voor welvaart en welzijn.

Destijds concentreerde het debat zich op de koppeling tussen de rechtsstatelijkheidsbeginselen en de noodzakelijke hervormingen om in aanmerking te komen voor uitkeringen uit de Recovery and Resilience Facility. Een koppeling die in mijn visie, en de visie van mijn fractie, wel wat sterker had gemogen, omdat er tevens sprake van moet zijn dat de Europese Unie financieel benadeeld wordt en wanneer er niet voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Maar goed, een compromis is een compromis en je kan nu eenmaal niet alles binnenhalen.

Maar vandaag, voorzitter, tijdens dit debat, kunnen we het onderwerp wat breder benaderen en ook artikel 7 van het Unieverdrag erbij betrekken. In de mededelingen van de Commissie en de blauwdruk voor actie wordt het respect voor de grondrechten en het beschermen van de rechtsorde essentieel geacht voor het voortschrijdende communautaire proces. Terecht, maar de mededeling stelt, alle goede bedoelingen ten spijt, ook zeer teleur. De Commissie spreekt van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van álle lidstaten, álle EU-instellingen, en zet in op meer transparantie, meer dialoog en meer uitleg. Dat is goed om te horen, maar is het niet zo, zo vraag ik de minister, dat de Commissie de hoedster is van de verdragen en daarbij ook veelal als enige het initiatiefrecht heeft? Met andere woorden, schuift de Commissie niet te veel van haar verantwoordelijkheid af? Raad en Parlement zijn in belangrijke mate afhankelijk van de initiatieven van de Commissie en zijn dus in handelen in zekere zin beperkt. Graag hierop een reflectie.

Meer dialoog, meer uitleg, meer transparantie, maar wat levert dat op, zo vraag ik de minister, als het toch overduidelijk is dat er sprake is van een dialogue de sourds? Dit kan ik overigens met een litanie van voorbeelden onderbouwen. Laat ik beginnen met een recent rapport van de Europese Rekenkamer. Ik hoop dat de minister de rapporten van de Europese Rekenkamer in zijn nieuwe functie ook even belangrijk vindt als in zijn vorige functie. In dat rapport wordt het programma becommentarieerd van 700 miljoen euro, uitgetrokken om de rechtsstatelijkheidsbeginselen beter te verankeren in de samenleving. De constatering is dat deze 700 miljoen euro nauwelijks enig effect hebben opgeleverd vanwege het ontbreken van de politieke wil hervormingen door te voeren. Op het terrein van de vrijheid van meningsuiting is tenminste voortgang geboekt. Het maatschappelijke draagvlak voor hervormingen ontbreekt en de regimes zijn eerder autoritair geworden dan meer democratisch, zo constateert de Rekenkamer.

Nu zult u zeggen, minister: ja, maar Van Ballekom, dat rapport gaat over toekómstige toetreders. Dat klopt, maar als er in de fase van toetredingsonderhandelingen al sprake is van politieke onwil om de rechtsstatelijkheidsbeginselen te verankeren in het rechtssysteem en daarnaar te handelen, dan vraag ik me af wat de intenties van deze regeringen en lidstaten zijn wanneer ze zijn toegetreden. Het wordt er meestal niet beter op. Het zet de voortgang en de duurzaamheid van het toetredingsproces onder druk, volgens mij. Dat baart mijn fractie grote zorgen. Ik zou graag een reactie van de zijde van de regering krijgen op dit rapport van de Rekenkamer. Deelt de regering onze zorgen? Welke politieke en beleidsconsequenties zou dit moeten hebben? Want voordat we het weten, laten we nieuwe leden tot de club toe die zich op dezelfde wijze gaan gedragen als bijvoorbeeld Polen en Hongarije. Dan wordt die viervijfdemeerderheid die noodzakelijk is om artikel 7 te activeren, helemaal onhaalbaar, laat staat dat de Europese Raad bij unanimiteit kan besluiten om die beslissing te bekrachtigen. Dat gaat nooit gebeuren, want de ene lidstaat houdt de andere uit de wind, terwijl het gedrag van de genoemde lidstaten in de ogen van mijn fractie onaanvaardbaar is.

Voorzitter. Vrees niet, ik ga niet de hele dag vullen met de reeks aan voorbeelden van onaanvaardbaar gedrag. Maar laat ik beginnen met de opstelling van de Poolse regering bij het openhouden van de Turowbruinkoolmijn — over de energietransitie en over Fit for 55 gesproken, overigens, maar dat valt buiten de reikwijdte van dit debat. De Poolse regering heeft de bruinkoolmijn permissie gegeven operationeel te blijven zonder dat een vergunning wordt afgegeven, hoewel dat verplicht is conform Europese regelgeving. De Tsjechen hebben een procedure aangespannen en gewonnen voor het Hof van Justitie, dat de Polen een dwangsom heeft opgelegd van €500.000 per dag zolang de zaak niet wordt rechtgezet. De Polen betalen niet. Waarom betalen ze niet? Omdat ze de uitspraak van het Hof van Justitie niet erkennen. De inhouding op de betalingen door de Europese Commissie heeft dus absoluut niets te maken met rechtsstatelijkheid, zoals weleens wordt gesuggereerd, maar met het negeren van een rechtelijke uitspraak. Zeer recent, zo heb ik begrepen, is de Poolse regering toch akkoord gegaan met het afgeven van een vergunning, en ik hoop dat het een zorgvuldige procedure is. Maar het zou goed zijn als de Commissie en de regering hier een nauwgezet oog op houden, want als zulke zaken gebeuren, ondermijnt dat het functioneren van de Europese Unie op een zeer ernstige manier.

De betalingen uit de Recovery and Resilience Facility zijn voorlopig opgeschort door de Commissie. Kan de minister de Kamer inlichten over de laatste stand van zaken hieromtrent? Geldt de opschorting ook andere lidstaten, zoals Hongarije en Slowakije? De Commissie is diverse ingebrekestellingsprocedures gestart tegen met name de beide genoemde landen. Kan de minister de Kamer daarvan een actueel overzicht presenteren, inclusief de strafprocedures die zijn gestart vanwege één: de instelling van lgbti-vrije zones in Polen, twee: de informatierestricties die van toepassing bij het Hongaarse onderwijs voor kinderen, drie: de hervorming van de tuchtcolleges waartoe de president van Polen opdracht heeft gegeven, maar waarvan velen zeggen dat het oude wijn is in nieuwe zakken, en vier, eigenlijk de belangrijkste: de ingebrekestelling van 22 december jongstleden over het primaat van het Europees recht?

Het is overigens helemaal vermakelijk — hoewel de zaak daarvoor te ernstig is — om het persbericht van de Poolse minister van Justitie te lezen. Hij heeft gedreigd de betaling aan de Europese Unie op te schorten en overweegt de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie om te voorkomen dat de Europese Commissie de uitbetalingen uit de Resilience Facility koppelt aan rechtsstatelijkheidsissues, ondanks het feit dat dat afgesproken is. Ik vind het vreemd dat je iets voorlegt aan een instantie wier jurisdictie je helemaal niet erkent. Maar — en dan spreek ik de minister weer aan — zolang deze dreigementen klinken, zou ik willen stimuleren dat de Polen hun betaling aan de Europese Unie opschorten. Want zolang ze de belangrijkste netto-ontvangers zijn, levert dat de Europese schatkist en daarmee ook de Nederlandse schatkist alleen maar voordelen op. De minister van Justitie in Polen schiet dus in zijn eigen voet. Nou ja, beter hij dan wij.

Nu terug naar de ernst van het debat. De commissie Europese Zaken heeft onlangs gesprekken gevoerd met de Eurocommissarissen Reynders en Jourová. Deze waren informatief, maar niet altijd geruststellend wat betreft de afdwingbaarheid om de essentiële beginselen van een rechtsstaat te respecteren.

De Commissie beschikt over enkele instrumenten, maar die worden niet altijd effectief geacht. Impliciet werd door commissaris Jourová opgemerkt dat artikel 7 van het Verdrag een niet-werkend instrument is. Zij pleitte ervoor het artikel zodanig aan te passen dat het gemakkelijker toepasbaar is. Met andere woorden, de viervijfdemeerderheid in de Raad en de unanieme bevestiging in de Europese Raad zouden moeten worden aangepast. Onderschrijft de regering deze mening? Welke initiatieven worden er genomen om dit te bewerkstelligen? Ik kan de regering overigens nog wel enkele suggesties doen om dit te bewerkstelligen. Soms wordt iets geacht onmogelijk te zijn vanwege de unanimiteit die noodzakelijk is om het Verdrag te kunnen wijzigen, maar daar zijn wel oplossingen voor.

Bij het ontbreken van effectieve verdragsinstrumenten moet de Commissie meer en meer gebruikmaken van ingebrekestellingsprocedures. Nadeel is dat deze procedures tijdrovend zijn. Zou de minister eens bij zijn eigen juridische dienst of bij die van de Raad of de Commissie willen nagaan of er mogelijkheden zijn om deze procedures te verbeteren en te versnellen? De VVD-fractie zou informatie verwelkomen. Het zou goed zijn deze te ontvangen voorafgaand aan het jaarlijks te houden Europadebat. Ik dacht dat dat ergens in juni gehouden wordt, of in juli. Het zou goed zijn als die informatie vóór dat debat beschikbaar is.

Voorzitter. In de visie van mijn partij zou het goed zijn als de Europese Unie aan daadkracht wint, op verschillende terreinen. Dat beperkt zich niet tot de munt en de markt, maar dat gaat ook terreinen aan als buitenlands beleid, veiligheid, migratie en klimaatbeleid, om slechts enkele voorbeelden te noemen. Succes op dit terrein en het maatschappelijke draagvlak om tot meer samenwerking over te gaan valt of staat echter met het nakomen van gemaakte afspraken en het respecteren van rechtsstatelijkheidsbeginselen.

Met de hoop op succes ben ik mijn interventie begonnen. Ik wil deze afsluiten met wat vragen en suggesties aan de regering waarop mijn fractie een reactie zou verwelkomen.

Is de regering het met mijn fractie eens dat het uitbreidingsproces van de Unie direct gekoppeld moet worden aan het respecteren van de rechtsstatelijkheidsbeginselen, daarbij refererend aan het rapport van de Europese Rekenkamer?

Is de regering het met mijn fractie eens dat er een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de naleving van de verdragsbepalingen en het behalen van voordelen uit de Europese Unie?

Is de regering het met mijn fractie eens dat er van verdere bevoegdheidsoverdracht of uitbreiding van de Europese Unie geen sprake kan zijn zolang artikel 7 van het verdrag een dode letter blijkt en blijft, zodat de Commissie, de Raad en het Parlement niet beschikken over effectieve instrumenten om vrienden bij de les te houden?

Is de regering het met mijn fractie eens dat het alleeninitiatiefrecht van de Commissie op diverse beleidsterreinen archaïsch is? Zou het niet zo moeten zijn dat de Raad en het Parlement meer bevoegdheden krijgen op dit terrein?

Ten slotte. Is de regering het met mijn fractie eens dat het het democratische proces zou versterken wanneer het gemakkelijker wordt van Commissievoorstellen af te wijken?

Tot slot, voorzitter. Is de regering bereid de genoemde punten tot inzet te maken in het debat over de toekomst van Europa? Een toekomst wensen wij voor Europa, want die is in het belang van Nederland.

Dank u wel.

De heer Koole i (PvdA):

Het verhaal van de heer Van Ballekom waardeer en ondersteun ik in grote lijnen zeer. Toch zou ik hem een vraag willen stellen. Zowel aan het begin als aan het eind van het verhaal heeft hij impliciete kritiek op de Europese Commissie vanwege gebrek aan daadkracht.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, dat klopt. Dat heeft u goed begrepen.

De heer Koole (PvdA):

Er moet meer snelheid komen, en het instrumentarium werd aan het eind zelfs archaïsch genoemd. De Europese Commissie moet natuurlijk ook eigen initiatieven tonen en vaart maken. Is het echter niet zo, zou ik de heer Van Ballekom willen vragen, dat de Europese Commissie voor een belangrijk deel alleen met vaart kan opereren als de lidstaten in de Raad daartoe de gelegenheid geven? Ze moeten daartoe niet alleen de gelegenheid geven, maar ze moeten de Commissie ook stimuleren om dat te doen. Zou de heer Van Ballekom het dus met mij eens zijn dat zijn oproep aan de Europese Commissie er eigenlijk ook een is aan de Nederlandse regering — en aan de regering van andere lidstaten — om veel meer druk in de Europese Raad uit te oefenen, zodat er wat vaart komt en de Commissie ook echt vaart kan maken?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat ben ik het met de heer Koole eens, maar het is natuurlijk wel vaak zo dat het begint met een initiatief van de Commissie. Als het dan vervolgens door het Parlement en de Raad wordt afgeschoten — dat zij zo — weet je precies waar de verantwoordelijkheid ligt. Die verantwoordelijkheid ligt dan bij de Raad en het Parlement. Heel veel in de Europese Unie kan geen begin maken met een debat zonder een initiatief van de Commissie. Maar ik ben het helemaal met u eens dat de druk in alle instellingen moet worden opgevoerd.

De heer Koole (PvdA):

Ik ben blij dat te horen. Natuurlijk ligt het initiatief bij de Commissie, maar als een Commissie draalt en traag is op sommige punten, dan kun je natuurlijk ook vanuit de lidstaten wel vragen stellen aan die Commissie. Is de heer Van Ballekom het met mij eens dat de Nederlandse regering veel actiever zou moeten zijn om de Europese Commissie tot actie te bewegen op het gebied van mensenrechtenschendingen en rechtsstatelijke schendingen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik dacht dat de Nederlandse regering zich in bepaalde rechtszaken gevoegd heeft. Dat is ten eerste toch ook een teken dat wij het serieus nemen als Nederland. Ten tweede, als de Europese Commissie een initiatief neemt, dan denk ik dat de Nederlandse regering zeer gemotiveerd is om daaraan steun te verlenen. Zoals u weet, kan bij artikel 7 met een derde meerderheid een initiatief genomen worden, maar als je weet dat vier vijfde dat vervolgens blokkeert, is het natuurlijk een heel vreemd proces om je enorm in te zetten om een derde te bereiken als je vervolgens in stadium twee bakzeil moet halen, laat staan dat je in stadium drie unanimiteit verkrijgt in de Europese Raad. Ik denk dat werkelijk een begin moet worden gemaakt om dat artikel 7 op een andere manier in te richten, zodat er werkelijk een instrument wordt ontwikkeld waarin we, zoals ik heb gezegd in mijn speech, vrienden bij de les kunnen houden. Ik vind alleen initiatiefrecht van de Commissie archaïsch en niet passend bij een normaal democratisch proces. Dat is persoonlijk.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koole.

De heer Koole (PvdA):

Ik ben het ermee eens dat de omstandigheden, de werkelijkheid, soms erg weerbarstig zijn. Toch nog even de vraag aan de heer Van Ballekom: vindt hij niet dat de regering niet alleen actie moet tonen en zich moet voegen met de activiteit van de Commissie, maar ook daar waar de Commissie traag is, soms om technische redenen, op allerlei manieren moet proberen te zorgen dat de Europese Unie, die zegt een waardegemeenschap te zijn, dat ook handhaaft, daar waar de rechtsstaat echt wordt geschonden? En vindt hij niet dat de Nederlandse regering daar permanent actief aan bij moet dragen in alle bijeenkomsten in Europees verband?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat ben ik met de heer Koole eens. Ik denk dat er ook veel achter de schermen gebeurt. Mijn ervaring leert dat je ook druk kunt uitoefenen zonder het publieke domein op te zoeken. Ik denk dat de minister van Buitenlandse Zaken daar aardige voorbeelden van kan geven. Het zou mij verwonderen wanneer de Nederlandse regering zulk soort initiatieven niet zou ondersteunen.

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Ik zou ook aan de heer Ballekom een vraag willen stellen.

De voorzitter:

Van Ballekom.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Meneer Van Ballekom had het over de rechtsstatelijkheid in het toetredingsproces. Is dat dan anders dan de Kopenhagencriteria?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, die zijn natuurlijk nauw met elkaar verbonden. Ik heb alleen dat rapport van de Europese Rekenkamer aangehaald omdat de ervaring leert, mevrouw Oomen, dat lidstaten meer bereid zijn om compromissen te sluiten voordat ze zijn toegetreden dan nadat ze zijn toegetreden. Dus ik word er een beetje onrustig van als er in de voorfase al onbereidwilligheid bestaat om bepaalde rechtsbeginselen toe te passen. Dan denk ik bij mezelf: wat gaat er dan gebeuren als ze eenmaal toegetreden zijn? Maar de rechtsstatelijkheidsbeginselen en de Kopenhagencriteria die leidend zijn voor het toetredingsproces kennen vele overeenkomsten.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Voorzitter. Begrijp ik het goed dat rechtsstatelijkheid in de Kopenhagencriteria zit ...

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, ja.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

... en dat we die volledig moeten laten meewegen bij elke toetreding, ook de toetredingen op de Westelijke Balkan?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, ja. Maar mijn betoog was anders ingericht. Ik vind zelfs dat je goede werkzame instrumenten moet hebben, wil je overgaan tot een verdere uitbreiding van bevoegdheden van de Unie en een verdere uitbreiding van de Unie met andere lidstaten.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik heb ook met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Van Ballekom, en op een aantal punten ook met veel instemming. Heb ik de heer Van Ballekom nu goed begrepen dat hij zegt dat we voor een effectief instrumentarium ter handhaving van de naleving van de beginselen van de democratische rechtsstaat eigenlijk ook een verdragswijziging nodig hebben, en dat hij ook ideeën heeft over hoe we ondanks de unanimiteitsvereiste tot zo'n verdragswijziging zouden kunnen komen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat je artikel 7 van het Verdrag nauwelijks kunt wijzigen als je geen verdragswijziging doorvoert. Dat lijkt me zo simpel als wat.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, maar mijn concrete vraag is of de heer Van Ballekom daarmee ook pleit voor zo'n verdragswijziging en bij de minister zou willen aandringen om die eventueel te agenderen, bijvoorbeeld in de context van een discussie daarover binnen de conferentie over de toekomst van Europa. Dat zou mijn fractie dan van harte ondersteunen.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik zou het verwelkomen als er op een gegeven moment instrumenten komen bij de Europese Unie — Commissie, Raad en Parlement — waarmee die rechtsstatelijkheidsbeginselen beter afdwingbaar worden. Als dat moet met een verdragswijziging, dan moet het met een verdragswijziging. Als het kan op een andere manier — ik zie dat niet direct, maar wellicht horen we van de ministers daarop een reflectie — dan zou het ook op een andere manier kunnen. Maar ik denk dat dat moeilijk is.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tot slot. Daar vinden wij elkaar dan ook, de heer Van Ballekom en ik. Misschien mag ik nog even terugkomen op dat punt van die Kopenhagencriteria, want dat sluit er, denk ik, goed bij aan. Die Kopenhagencriteria zijn er inderdaad om lidstaten die willen toetreden, te laten voldoen aan de beginselen van de rechtsstaat. Het probleem is alleen dat als ze eenmaal toegelaten zijn, die criteria niet meer effectief worden gehandhaafd. Het is dus een proces vooraf. Dan staan kandidaat-lidstaten onder druk om te hervormen, maar als ze eenmaal binnengelaten zijn, is die druk weg. Daarom zouden we, denk ik, tot een effectief instrumentarium moeten komen. Is de heer Van Ballekom het daar ook mee eens?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dan hebt u wellicht niet goed naar mijn betoog geluisterd. Dat is namelijk juist waar ik de regering in vraag vier om vraag. Is de regering het met mij en met mijn fractie eens dat we niet moeten overgaan tot het uitbreiden van de Europese Unie, totdat er een effectief instrument bestaat waarmee die rechtsstatelijkheidsbeginselen kunnen worden afgedwongen? Dan is er een directe koppeling.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik had het goed begrepen, hoor.

De heer Van Ballekom (VVD):

Oké. Dank u wel.

De voorzitter:

Naar aanleiding van wat u zei: die Algemene Europese Beschouwingen staan vooralsnog gepland voor 17 mei 2022.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dan heeft de regering minder tijd om vragen te beantwoorden.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.