Plenair Pijlman bij behandeling Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk



Verslag van de vergadering van 18 januari 2022 (2021/2022 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Dank, voorzitter. Ook van mijn kant een warm welkom aan de nieuwe staatssecretaris Cultuur en Media. U opent vandaag de debatreeks in deze tijdelijke huisvesting. Ik had graag met u in de Ridderzaal gestaan of in de prachtige oude zaal van de Eerste Kamer aan het Binnenhof, maar ze worden gerestaureerd. Nu debatteren we in een gebouw waar gelukkig veel beeldende kunst te zien valt, maar ook in een zaal waar het aan creatieve architectuur volledig heeft ontbroken. Gelukkig hebben we nog wel een prachtig kunstwerk van Navid Nuur. U hebt al gezien — de voorzitter heeft het ingeleid — dat er inderdaad heel veel verschil van mening in deze zaal aanwezig is, en dat is ook zichtbaar in het schilderij. Het is mooi dat u uw regeerperiode begint met een forse verhoging van het cultuurbudget, structureel, voor de komende periode, zodat de bezuinigingen van Rutte en Asscher ongedaan zijn gemaakt. Over de invulling daarvan zullen we vast nog debatteren.

Voorzitter. De aanschaf van De Vaandeldrager van Rembrandt uit 1631 kwam ook volgens het kabinet op een moeilijk moment. De cultuursector zit nog grotendeels op slot. Alleen de educatieve poot is weer open. Cultuurmakers hebben het moeilijk en het is onduidelijk of met name veel creatieve zzp'ers de coronacrisis zullen overleven. Is er in het steunpakket dat u voorbereidt steun voor hen mogelijk, nu ze geen gebruik meer kunnen maken van de Tozo-regeling? Volgens onderzoek verloren zzp'ers in de sector tussen de 50% en 70% van hun omzet.

Mevrouw Fiers i (PvdA):

De heer Pijlman stelt een vraag, maar ik heb ook een vraag aan hem over de zzp'ers in de cultuursector. Een deel van mijn betoog ging over de tijdsklem. We hebben een herstelplan; dat komt een keer. Er moet overlegd worden met de sector en voordat we een plan hebben, zijn we waarschijnlijk een tijdje verder. De nood is nu hoog, dus ik ben benieuwd naar uw reflectie of er geen aanleiding zou zijn om op korte termijn een noodmaatregel, een vangnet voor de zzp'ers te maken.

De heer Pijlman (D66):

Ik kan me die vraag heel goed voorstellen. Het is daarom ook dat ik de staatssecretaris vraag of er ook voor hen mogelijkheden zijn.

Dat de overheid met dit voorstel komt, zal te maken hebben met de unieke positie van het schilderij in het werk van Rembrandt en de positie die het kan innemen in de Collectie Nederland. Ook zal het te maken hebben met het gevaar dat het schilderij anders kan verdwijnen, bijvoorbeeld in een particuliere collectie van een oligarch of een olieprins, die overigens ook weer musea hebben, hetgeen de laatste jaren zo vaak is gebeurd. Het grote publiek heeft dan het nakijken. Dat wordt nu hopelijk voorkomen.

Maar hoe dan om te gaan met het publieke sentiment dat de overheid wél geld heeft voor een schilderij, maar de culturele sector te weinig steunt in de pandemie? Dat beeld behoeft overigens wel nuancering. De overheid heeft, in tegenstelling tot wat velen menen, de culturele sector gedurende de coronacrisis zeer geholpen. Ik vind ook dat dat weleens wat duidelijker mag worden uitgedragen. Ik meen — ik hoor graag een bevestiging van de staatssecretaris — dat er tot dusver voor 1,5 miljard aan generieke steun is uitgekeerd en voor 1,7 miljard aan specifieke steun. In totaal is dat 3,2 miljard. Daarnaast konden de creatieve cultuurmakers gebruikmaken van algemene zzp-regelingen voor coronagetroffenen en wordt er nu weer een nieuwe regeling voorbereid, waarover wij nog nader zullen worden geïnformeerd en waarover ik al een vraag stelde. De vraag is wel hoe we na de pandemie nieuw elan terug kunnen brengen in de sector. De extra gelden van het regeerakkoord kunnen daarbij zeer behulpzaam zijn. Wellicht kan de staatssecretaris daar al een reflectie op geven.

Voorzitter. Dat De Vaandeldrager Rembrandts eerste schilderij als zelfstandig kunstenaar is en past in de Collectie Nederland, behoeft mijns inziens geen betoog. Het is een uniek werk dat een leemte invult in de collectie, maar het is wel de tweede grote aankoop van de Staat na de gezamenlijke aankoop door Nederland en Frankrijk van Marten en Oopjen. Is de Rembrandtcollectie daarmee compleet of ontbreken er stukken die voor de Collectie Nederland nog van belang zijn, zo vraag ik de staatssecretaris. Meer in het algemeen willen we vragen wie nu welke rol vervult en voorstellen doet om tot een verdere vervolmaking van de Collectie Nederland te komen. Kunt u de procedures en de besluitvorming die daarbij horen inzichtelijk maken? Door wie heeft de Staat zich in dit geval laten adviseren? Hoe gaat dat in het algemeen bij aanschaffen door het aankoopfonds en bij bijzondere stukken als het voornoemde?

Voorzitter. Natuurlijk is er ook een discussie over de prijs die de Staat betaalt voor het schilderij. Afgelopen zaterdag beweerde kunsthistoricus Gary Schwartz in de NRC dat 175 miljoen meer dan twee keer het hoogste bedrag is dat ooit betaald is voor een schilderij van een oude meester. Marten en Oopjen had hij dan overigens over het hoofd gezien; 160 miljoen. Twee pagina's verder wordt er een Caravaggio beschreven die gewaardeerd is op 310 miljoen. Het geeft overigens goed weer dat de markt totaal op drift is, evenals de ongelijkheid die daarin bestaat.

Ik heb over het bedrag geen oordeel. Het schilderij is getaxeerd. Ik ga er zonder meer van uit dat de Staat zich ingespannen heeft om tot de best denkbare prijs te komen. De Staat betaalt immers het grootste deel van de aankoop van het schilderij. Immers, naast de OCW-begroting — die wordt daartoe opgehoogd; het bedrag voor het schilderij gaat dus níét ten koste van de sector — wordt alles door de Staat gefinancierd uit het museale aankoopfonds, dus ook door de overheid, maar wel met een andere governancestructuur. Daarnaast is het goed dat er ook privaat geld van de Vereniging Rembrandt komt en van de vriendenstichting van het Rijksmuseum — ook privaat geld. Maar uit het museale aankoopfonds wordt wel een flinke hap, 19 miljoen euro, gehaald, waardoor andere aankopen van andere musea onder druk komen te staan. De Tweede Kamerfractie heeft aan de toenmalige minister gevraagd om een aanvulling. Kan de staatssecretaris aangeven of het fonds nu genoeg armslag heeft om z'n werk te blijven doen? Hoe wilt u hiermee omgaan?

Voorzitter. Het schilderij gaat na de aankoop op tournee langs Nederlandse musea in de provincies. Dat vinden wij een mooi gebaar. We worden over de tournee en de daarmee gepaard gaande kosten nog geïnformeerd, zo hebben we begrepen.

Voorzitter. De aankoop van dit schilderij zorgt ervoor dat de Collectie Nederland met een uniek kunstwerk, dat toegankelijk wordt voor iedereen, verrijkt wordt. Op de rechtmatigheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid — en daarvoor zitten we hier eigenlijk, na de Tweede Kamer — valt niets aan te merken. D66 stemt dan ook van harte in met het voorstel, maar we zien wel uit naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

In het kader van toegankelijkheid van kunst voor iedereen: hoe staat de heer Pijlman tegenover het feit dat dit breder getrokken zou moeten worden? Ik bedoel bijvoorbeeld dat de gouden koets naar het Rijtuigmuseum in Leek gaat. Wat vindt u daarvan? Zou dat ook moeten kunnen? Zouden we ons daar niet ook voor moeten inzetten?

De heer Pijlman (D66):

U zei het net ook, maar daar is 'ie al geweest. Ik herinner me nog dat ik als klein jongetje met mijn ouders mee daarnaartoe werd getrokken om de gouden koets te bekijken. Toen was er overigens nog geen enkele discussie over de panelen.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Maar zouden we dat dan niet structureel moeten gaan doen?

De heer Pijlman (D66):

Ik heb niet het idee dat dit direct iets te maken heeft met de aanschaf van De Vaandeldrager, maar u zou er eens een voorstel voor kunnen doen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Kesteren.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Er wordt nu zo lyrisch gedaan over dat De Vaandeldrager op tournee door Nederland gaat, maar zou dat niet sowieso met het nationaal kunstbezit moeten gebeuren? Dan hebben die noodlijdende musea in Nederland ook iets om naar uit te kijken, lijkt mij.

De heer Pijlman (D66):

Dat begrijp ik niet. Ieder museum heeft z'n eigen collectie. U kent ongetwijfeld ook het programma van het Rijksmuseum waarbij het kunst uitleent aan kleinere musea. Het Hannemahuis in Harlingen is daar een heel leuk voorbeeld van, dus wat u vraagt gebeurt eigenlijk al.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.