Plenair Kox bij behandeling van het onderdeel 'wonen' van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022



Verslag van de vergadering van 21 december 2021 (2021/2022 nr. 12)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 10.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Rond deze dagen herdenken we het verhaal dat een vader en moeder op zoek gingen naar een plek waar hun kindje geboren kon worden. Ocharm, toen dat bericht zich verspreidde dacht de koning van het land: dat moeten we niet hebben, want God weet zal dat kindje een enorme bedreiging voor mij worden. Hij stuurde zijn soldaten eropuit en sloeg uit voorzorg maar alle kinderen dood die zich bevonden in de omgeving van de plek waar het kindje geboren werd.

Dat is allemaal maar een verhaal. Het is nooit ergens geverifieerd, maar het is misschien wel een waarschuwing. Je moet niet te snel zeggen dat iemand iets gedaan heeft en daarom maar alle andere mensen die er een beetje op lijken, de schuld geven. Overigens was de laatste opmerking van collega Van Hattem geruststellend, want hij heeft het niet alleen over asielzoekers gehad die voor alles en nog wat verantwoordelijk zijn. De windturbines heeft hij er ook nog bij gevoegd. De gemiddelde asielzoeker zal het op prijs stellen dat er ook nog andere slechte dingen zijn.

Dit was allemaal nog even vooraf, voorzitter. Op de laatste dag van dit vergaderjaar bespreken we de woonbegroting voor komend jaar van het nu echt in zijn laatste dagen verkerende kabinet. Voor deze minister zal het waarschijnlijk ook haar laatste parlementaire debat zijn als lid van het kabinet-Rutte III. Wat de toekomst haar brengen zal, moeten we nog horen. Maar dat geldt voor ons allen. Dat is het aangename van de toekomst. Die is nog niet zeker. Dit is ook een geschikt moment om namens de SP-fractie de minister te bedanken voor al haar inzet gedurende de afgelopen 1.500 dagen die zaten tussen haar aantreden en vandaag. Vier jaar werken op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en daarbij ook nog zorgen voor een adequaat woonbeleid: dat zal de minister niet in de koude kleren zijn gaan zitten, neem ik aan.

We weten inmiddels dat er in het nieuwe kabinet een aparte bewindspersoon komt voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Aangezien die niet voor half geld zal gaan werken, neem ik aan, mogen we de minister prijzen dat zij in ieder geval bereid is geweest twee klussen voor één prijs te doen. Ik weet niet of daar nog een compensatieregeling voor komt, maar het is voor ons duidelijk dat de minister hard gewerkt heeft.

Maar dan is er een harde maar realistische en essentiële vraag: heeft het harde werken ook gerendeerd? En daarover — daar schrikt de minister niet van — is het oordeel van mijn fractie: nee, dat is niet het geval. Het beleid heeft niet gerendeerd in de afgelopen vier jaar. De scheefgroei tussen huurders en woningeigenaren is groter geworden. De financiële druk op een groot deel van onze huurders is zwaarder geworden. De kans om bijtijds een passende woning te vinden is kleiner geworden. Nederland verkeert op dit moment niet alleen in een crisis vanwege een steeds door weinigen voorziene pandemie, maar ook in een crisis vanwege een door velen voorspelde ontwikkeling, namelijk de wooncrisis. Er is een schreeuwend tekort aan betaalbare huizen. De wachtlijsten zijn krankzinnig lang voor heel veel mensen, vooral voor jonge mensen, en er is geen perspectief dat het op korte termijn beter zal worden.

Ik wil aan de minister vragen of zij, terugblikkend op de afgelopen vier jaar, inmiddels ook onderkent dat er sprake is van een wooncrisis. De meeste van de brieven die wij van haar ontvangen hebben, beginnen altijd heel positief: "Iedereen heeft recht op een goed huis. Gelukkig gaat het met heel veel mensen goed." Ik stel dat positieve wel op prijs, maar soms moet je ook zaken benoemen. Ik zou aan de minister willen vragen of zij, als zij terugblikt, inmiddels van mening is dat er sprake is van een regelrechte wooncrisis. Veel deskundigen en veel betrokkenen hebben het daarover. Zou er enig verband kunnen zijn met het feit dat wij tien jaar lang de problemen rondom wonen toch voornamelijk via de markt hebben willen oplossen? Is dat niet een cruciale fout geweest? Het valt te hopen dat het komende kabinet daarin een andere route gaat kiezen. Ik zou daar graag een bespiegeling van de minister op willen. Ik zeg niet dat zij het allemaal fout heeft gedaan. Wíj hebben het eigenlijk fout gedaan, door wonen als een markt te beschouwen en de oplossingen voor de problematiek daar te verwachten.

Voorzitter. Ik heb een aantal opmerkingen over het huurbeleid. In het afgelopen jaar heeft de minister eindelijk toegegeven aan de dringende wens van beide Kamers van het parlement om de huren in de sociale woningbouw te bevriezen en de huren in de vrije sector te begrenzen. Dat is winst. Het argument van beide Kamers was dat veel huurders het water al tot aan de lippen stond en dat hun positie als gevolg van de pandemie alleen nog maar verder verslechterde. Recent onderzoek laat zien dat de positie van huurders, zeker ten opzichte van woningeigenaren, nog verder scheefgegroeid is. De meeste huurders hebben een buitengewoon beperkt vermogen, waarop ze veel vaker dan eigenaar-bewoners een beroep moeten doen voor het betalen van dagelijkse lasten. Bijna 1,5 miljoen huishoudens moeten huurtoeslag krijgen omdat ze anders de huur niet kunnen betalen.

Vindt de minister terugblikkend dat er meer gedaan had moeten worden aan het tegengaan van die scheefgroei en aan het temperen van die huren? Blijkt dat trouwens ook niet uit het voornemen van het nieuwe kabinet om de huur van sociale woningen voor mensen met een lager inkomen te gaan verlagen? Had dat achteraf gezien al niet veel eerder moeten gebeuren? Graag een reflectie van de minister op dat punt.

Deze Kamer sprak alweer een tijd terug bij motie uit dat de minister moest bezien hoe gekomen zou worden tot een eenmalige huurverlaging, ook in de vrije sector. De minister heeft, daarvoor dank, die eenmalige huurverlaging geregeld voor de gereguleerde sector; voor de vrije sector zag zij geen mogelijkheden. Deze Kamer heeft erop aangedrongen om tóch met voorstellen te komen en ons niet alleen te vertellen dat het volgens de minister niet opportuun is. Maar die voorstellen liggen nog steeds niet op tafel. Kunnen we nog iets van de minister verwachten op dat punt, of zegt ze — zoals veel van haar collega's op dit moment natuurlijk — "dat is allemaal voor het nieuwe kabinet"? Dan toch nog de vraag of zij denkt dat het nieuwe kabinet op enigerlei wijze vergelijkbaar aan de gereguleerde sector zou kunnen komen tot een eenmalige huurverlaging voor de mensen voor wie de huur veel te hoog is, afgezet tegen hun inkomen.

Voorzitter. Aan de minister heb ik een vraag over het huurbeleid in 2022, want in de begroting staat wel dat de huurbevriezing geldt tot 30 juni 2022, maar voor de rest staat daar niet wat er dan gaat gebeuren. Als je ziet dat de komende regering zegt dat de sociale huur voor mensen met lage inkomens omlaag moet, zou je verwachten dat die in ieder geval per 1 juli 2022 niet omhoog zal gaan, want dat zou daar contraproductief aan zijn. Mag ik de minister vragen, omdat haar begroting het niet meldt, wat zij denkt dat de huren gaan doen in de gereguleerde sector vanaf 1 juli? Voor de vrije sector weten we dat daar een maximale huurverhoging van 2,3% plus 1%, dus 3,3% aanstaande is, wat ook volgens mij weer een vergroting is van de tegenstelling tussen huurders en eigenaar-bewoners, maar voor de gereguleerde sector is het mij nog niet duidelijk.

Voorzitter, dan een laatste punt. Geen ruimte biedt de begroting van de minister om tegemoet te komen aan de grote vraag in onze gemeenten naar ondersteuning zoals die dit jaar door het Volkshuisvestingsfonds werd geboden. In deze Kamer is een motie ingediend door collega Crone, ook ondertekend door mijn fractie, met de uitspraak dat het toch wel een buitengewoon grote misser zou zijn als we de plannen die nu op tafel liggen, weer van tafel halen, althans voor lange tijd wegschuiven, omdat er geen middelen beschikbaar zijn. Ik mag de minister vragen, maar collega's hebben dat ook al gedaan, om nogmaals in te gaan op het dringende verzoek om wél middelen vrij te maken in 2022 om deze plannen die er liggen, waar het gaat om concrete woningen in concrete gemeenten alsnog te realiseren. Omdat de verhuurderheffing pas in 2023 afgeschaft gaat worden, zou je zeggen dat er dan nog ruimte is in 2022, want dan hebben we nog steeds die verhuurderheffing. Uit de opbrengsten daarvan zou deze motie te financieren zijn.

Ik moet de minister erop wijzen dat deze Kamer volgens mij breed hecht aan een gebaar van haar op dit punt. Ik begrijp dat dat misschien in de nu wel erg demissionaire regering niet erg populair is, maar uiteindelijk moet de begroting toch de goedkeuring krijgen van deze Kamer; anders is er geen begroting. Ik mag de minister daarom vragen serieus in te gaan op de kritiek vanuit deze Kamer op dit punt en te kijken of er een creatieve oplossing, zoals collega Crone ook al zei, te vinden valt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Wenst een van de leden nog het woord? Dat is niet het geval. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien minuten.