Plenair Pijlman bij behandeling Afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 9 november 2021 (2021/2022 nr. 5)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Voorzitter. Het gebeurt niet vaak dat hier een initiatiefvoorstel wordt behandeld dat ingediend is door een Tweede Kamerlid van conservatief-christelijk rechts en een Tweede Kamerlid van radicaal links, waarbij het initiatief bestaat uit het schrappen van een initiatief van de vorige regering. De heren Bisschop en Kwint hebben elkaar gevonden in het schrappen van de bepalingen over lerarenregister en het registervoorportaal uit de verschillende onderwijswetten. Ik wil hen graag een compliment maken voor dit initiatief en het werk dat ervoor werd verricht.

Op 14 februari 2017 — ik wist niet dat het toen Valentijnsdag was, maar ik hoef dat, geloof ik, ook niet zo te onthouden — bespraken we hier de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal. Het was een voorstel van het vorige kabinet, van VVD en Partij van de Arbeid. Staatssecretaris Dekker verdedigde het. Dat deed hij met verve. Zowel voor- als tegenstanders roerden zich vóór het debat, al waren de tegenstanders ruim in de meerderheid. Er leek weinig draagvlak voor te bestaan. Tijdens het debat sprak ik mijn twijfel erover uit of het wel uitvoerbaar zou blijken.

Over de achtergrond van het voorstel bestond niet veel verschil van mening. De kwaliteit van ons onderwijs staat en valt met de kwaliteit van de leraren. Zij zijn de cultuurdragers die waarden en normen overdragen. Zij leren onze kinderen cognitieve en affectieve vaardigheden.

Onze welvaart is gestoeld op de kwaliteit van ons onderwijs. Daarom steunt D66 ook een beter salaris voor leraren. Daarom is de status van het leraarschap in onze samenleving zo belangrijk. Daarom dienen de omstandigheden waaronder zij hun werk kunnen doen zo optimaal mogelijk te zijn. Daarom is het belangrijk dat de lerarenopleidingen excellent zijn en de na- en bijscholingsmogelijkheden adequaat.

Zo sprak ik in 2017. Is de situatie nu anders? Nee. Er zijn wel de nodige stappen gezet, maar optimaal is het bij lange na nog niet. De invoering ging toen terug op de adviezen van de commissie-Van Es en later de commissie-Rinnooy Kan. We hebben er in onze fractie heel veel over gedebatteerd. Het voorstel leek gebaseerd op het BIG-register zoals dat werkt voor de gezondheidszorg. Maar het gebrek aan draagvlak, de governancestructuur, de rol van de Onderwijscoöperatie, de rol van de vakbonden en het gebrek aan zelfsturing van de leraren deden ons zo twijfelen over de uitvoerbaarheid dat D66 tegenstemde.

We kregen gelijk. Het register ging niet werken en de Onderwijscoöperatie is alweer opgeheven. De vraag is nu of we de bepalingen over het lerarenregister ook uit de wet moeten schrappen zoals de initiatiefnemers willen, of dat we ze moeten handhaven, zodat we er later mogelijkerwijs weer van kunnen gebruikmaken zoals de minister, tevens adviseur namens het kabinet, meent.

Een van mijn bezwaren tegen het toenmalige voorstel was dat het alleen het formele leren registreerde, maar onvoldoende verbonden was met een leercultuur op de scholen. Hoe moet het dan wel? Goed hr-beleid op de scholen is de taak van de schoolbesturen en vooral directies van de scholen. Binnen scholen moet er ruimte zijn voor het formele leren, de cursussen, maar ook voor een professionele leercultuur met peerreview. Het gaat niet alleen om kennis, maar ook om didactische en onderwijskundige vaardigheden, die impulsen kunnen krijgen als peerreview in de school en tussen scholen de norm wordt. Daar is nog heel veel werk te verzetten. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dit? Ik zou ook graag een reactie van de minister willen hoe hij dit heeft bevorderd, de afgelopen jaren. Naar wij menen hoort een dergelijke professionele cultuur tot de doelmatigheidseisen waarop de inspectie de directie van scholen dient te ondervragen.

Kortom, een professionele cultuur die van onderop wordt bevorderd en bewaakt door de inspectie, waarbij het professionele statuut vastlegt wat de rol en de bevoegdheid van de individuele leraar en het lerarencollectief is, en het lerarenportfolio de individuele ontwikkeling vastlegt. De overheid is dan veel meer de facilitator van de scholen, maar heeft anders dan bij het BIG-register geen formele rol. Graag een reactie van zowel de initiatiefnemers al de ministers.

Er is discussie geweest over het vrijwillige lerarenportfolio. De brief van afgelopen vrijdag van de minister, tevens adviseur namens de initiatiefnemers, heeft de status opgehelderd. Wij denken dat het goed zou zijn dat de inspectie de scholen faciliteert door een voorbeeld-lerarenportfolio aan te leveren, die de scholen kunnen gebruiken. Graag een reactie van zowel de initiatiefnemers als de minister. Is hij bereid dit ook te bevorderen?

Voorzitter. In het oorspronkelijke voorstel van de initiatiefnemers stond ook het voornemen, het professionele statuut te schrappen. De Tweede Kamer heeft dit bij amendement uit het voorstel gehaald. Gelukkig, zeg ik erbij, want anders was ik gaan twijfelen. Waarom hadden de initiatiefnemers dit voornemen? Was het werkelijk de bedoeling, de invloed van de leraren op de professionele cultuur te beperken? Of was het een vergissing? We horen het graag.

Voorzitter. Ten slotte de vraag of het nu verstandig is, die dode letters van dit artikel uit de wet te halen, zoals de initiatiefnemers willen, of het maar te laten staan, zoals de adviseur wil, omdat het wellicht op den duur nog tot leven kan worden gewekt. D66 constateert dat het het kabinet niet gelukt is, vier jaar nadat de wet is aangenomen, de wet tot leven te wekken. Daarbij is de toen gewenste governance inmiddels geheel achterhaald. Voor ons ligt het dan ook voor de hand, nu een einde te maken aan een wet die goedbedoeld was, maar geheel niet aansloot bij de beroepspraktijk.

Voorzitter. Wij wachten graag de reactie van de initiatiefnemers en de minister af. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pijlman. Er is een interruptie voor de heer Van Kesteren voor u.

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Is het bij- en nascholingsniveau van leerkrachten bepalend voor de kwaliteit van die leerkrachten en dus ook voor het onderwijs?

De heer Pijlman (D66):

Nou, dat is het niet alleen. Ik heb gesproken over excellente lerarenopleidingen. Bij- en nascholing is en blijft buitengewoon belangrijk. De gemiddelde leraar heeft — misschien wil de minister daar straks nog iets over zeggen — ik meen €600 die hij kan besteden voor zijn eigen ontwikkeling. Daar kan hij bijvoorbeeld een cursus voor doen. Dat is al een stap vooruit. Maar vergelijk dat eens met de gemiddelde ambtenaar op het ministerie van OCW. Welk persoonlijk budget heeft die om zich te scholen en bij te scholen? Daarbij steekt het allemaal nog heel erg bleekjes af wat scholen kunnen. Maar heel belangrijk vind ik, wat ik net zei, dat de cultuur zo is dat peer review, het bij elkaar in de klas komen en samen een didactisch en onderwijsconcept ontwikkelen, gewoon zijn, want daar gaat het heel erg om als je het over de kwaliteit van het onderwijs hebt.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Heel veel leraren staan al heel veel jaren voor de klas. Zij hebben zichzelf geschoold en ze hebben heel veel ervaring opgedaan. Het is ook wel een ervaringsvak, min of meer. Zij hebben een broertje dood aan bijscholing, want dan komen de cursussen waarvan zij zeggen dat ze er niet veel van leren. Ik noem maar iets: een cursus sfeer in de klas. Veel leraren hebben daar geen zin in, ze richten zich liever op die klas met scholieren. Het portfolio van zo'n leraar raakt ook niet vol. Is dat in uw ogen dan een leraar die kwalitatief onderdoet voor een collega die op elke cursus inschrijft?

De heer Pijlman (D66):

Nee, dat hoeft natuurlijk helemaal niet. Maar ik vind wel dat het bij een professionele cultuur hoort dat je je laat bij- en nascholen, dat je de kennis en de ervaring van de collega's ... Misschien kan zo'n oudere collega een jongere collega nog heel veel leren. Zo'n cultuur moet er dan ook zijn. Natuurlijk wil je je ook laten bij- en nascholen als het gaat om nieuwe leermethodieken en ontwikkelingen in een bepaald vakgebied. Zeker in het voortgezet onderwijs speelt dat een grote rol. Dus ja, ook de cursus hoort bij een professionele onderwijscultuur.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Kesteren.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Dus als ik het goed begrijp, dan is de heer Pijlman voor diversiteit in het aanbod van cursussen. Maar de praktijk is vaak dat het hele team op cursus moet, wat dan een cursus wordt van: we hebben nog budget daarvoor, dus we moeten inschrijven op een cursus en laten we dan dit maar met elkaar doen. Dat geeft veel wrevel in de praktijk. Daarom pleit ik altijd voor diversiteit in het cursusaanbod. Daar bent u voor?

De heer Pijlman (D66):

Ja, als u zo aandringt begin ik bijna te twijfelen, gezien waar het vandaan komt. Maar laat ik er dit over zeggen. Het kan belangrijk zijn dat een school zegt: team, we gaan gezamenlijk dit doen. Maar tegelijkertijd — daarin hebt u gelijk — is het voor de individuele leraar heel belangrijk dat een cursus aansluit bij wat hij of zij wil doorontwikkelen en waar anderen ook profijt van kunnen hebben.

De voorzitter:

Dan de heer Schalk namens de SGP.

De heer Schalk i (SGP):

De heer Pijlman heeft ons zojuist ook meegenomen naar de inspectie, die misschien zou kunnen helpen, die behulpzaam zou kunnen zijn. Bestaat dan niet het risico dat als de inspectie met een voorstel komt, dat een beetje op eenzelfde manier overkomt als wanneer de regering dat doet, dus dat de scholen zeggen "het komt bij de inspectie vandaan"? We moeten het juist van onderop laten komen.

De heer Pijlman (D66):

Ja, maar dat hoeft elkaar niet te bijten, denk ik. De inspectie kan heel erg helpen om zo'n andere cultuur in de school tot stand te brengen. Ik vroeg net of het mogelijk is om iets te doen met het portfolio. Het is een doelmatigheidseis: een goede leraar. Ik geloof dat het ook in het debat in de Tweede Kamer aan de orde is gekomen. Ik meen dat de heer Bisschop daar het nodige over heeft gezegd. Ik vind ook dat de inspectie de scholen daarover indringend moet ondervragen, want dit is misschien wel het meest essentiële van het onderwijs.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren namens de PVV.