Plenair Van der Voort bij behandeling Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen



Verslag van de vergadering van 14 september 2021 (2020/2021 nr. 47)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Voort i (D66):

Voorzitter. De strijd om gelijkheid tussen man en vrouw begon openlijk al in de achttiende eeuw. Pas een kleine 100 jaar later, dus einde negentiende eeuw, begonnen er successen behaald te worden. En nu, nog weer 100 jaar later, concluderen we dat vrouwen nog steeds niet voldoende zijn vertegenwoordigd in de bestuurlijke gremia van beursgenoteerde bedrijven. Maar niet alleen bij beursgenoteerde bedrijven, maar ook in de publieke sector is dit het geval. De meest recente Female Board Index, een jaarlijks onderzoek van de TIAS-hoogleraar Mijntje Lückerath, laat zien dat van de 89 beursondernemingen er nu 61 voldoen aan het voorgestelde quotum van minimaal 33% vrouwen in de rvc. In de raden van bestuur is het percentage nog lager. 17% van de ondernemingen heeft geen enkele vrouw in rvc of rvb. Het zal in dit tempo tot 2035 duren totdat 30% van de bestuurders vrouw is. Dat de man-vrouwverhouding ongelijk is, is geen kwestie van te weinig potentieel. Het is een cultuurfenomeen dat alsmaar niet doorbroken wordt.

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt een verbetering van deze situatie voor alle ondernemingen te bereiken, zowel in de rvc als rvb. Het wetsvoorstel voorziet in een maximaal uitstel door herbenoeming van acht jaar. Binnen acht jaar moet het doel dus bereikt zijn. Het doet onvoldoende recht aan dit wetsvoorstel om het uitsluitend te bezien als een maatregel om de nog niet voltooide emancipatie verder te helpen. Natuurlijk is een toename van vrouwen in bestuurlijke posities vanuit gelijke kansen voor man en vrouw gewenst. Het is uit onderzoek immers bij herhaling gebleken dat de aanwezige genderdiversiteit in de raden van bestuur en de raden van toezicht niet overeenkomt met die van de samenleving als geheel. Het gaat daarbij overigens niet alleen om gender. Ook andere vormen van diversiteit zijn onvoldoende aanwezig. Dit wetsvoorstel zal wat betreft geslacht leiden tot een betere afspiegeling van de samenleving in de rvc. Er is een evaluatie gepland na vijf jaar.

Naast redenen van emancipatie is het voor de D66-fractie ook belangrijk dat de diversiteit in bestuurlijke gremia de bedrijven en organisaties beter in staat stelt hun doelstellingen te bereiken. Het doel van deze wet, genderdiversiteit in een rvc, leidt in die zin tot het evenwichtiger afwegen van verschillende perspectieven. Zeker beursgenoteerde bedrijven, maar ook andere organisaties, kunnen hierdoor hun strategische besluitvorming toekomstbestendiger maken en daarmee succesvoller in hun markt opereren. Diversiteit betekent niet alleen dat vrouwen en mannen vertegenwoordigd zijn. We hebben de vurige wens dat ook anderszins de bestuurlijke gremia de smaak te pakken krijgen en diversiteit breder opvatten dan genderdiversiteit. Onze vraag aan de ministers is dan ook of daar vanuit de overheid op enigerlei wijze in de toekomst ook op wordt gestuurd.

De wens en noodzaak van genderdiversiteit is dus evident. De volgende vraag is dan of van overheidswege een meer overeenkomstige afspiegeling van de samenleving in rvc's moet worden afgedwongen. Het is ook de vraag of dat afgedwongen mág worden. De D66-fractie is van mening dat als een vrijwillige ordening binnen de bestuurlijke lagen niet op gang komt, de overheid wat wind in de rug mag geven, of zelfs moet geven, in die beweging.

Als progressieve partij vinden wij dat de conservatieve krachten, ook binnen private ondernemingen en organisaties, op deze manier wat ingeperkt mogen worden ten behoeve van een belangrijker doel dat anders te traag wordt bereikt. Tenzij dit natuurlijk tegen bestaande wetgeving in gaat, maar dat is in onze ogen niet het geval. Het College voor de Rechten van de Mens meldt in zijn brief van 12 april dat een quotum voor mannen niet rechtmatig is. Het voorliggend wetsvoorstel met de memorie van toelichting gaat uit van een eenderdequotum voor zowel mannen als vrouwen. Er is dus geen sprake van een quotum voor mannen sec, maar er is sprake van een gecombineerd quotum voor mannen en vrouwen.

De ministers spreken van een symmetrische benadering. Wie kan daar tegen zijn? Dit uitgangspunt helpt de bedrijven bij hun strategische besluitvorming en economische prestaties. Het gaat in dit wetsvoorstel dus niet om een quotum voor mannen, maar om een gelijkere verdeling van mannen en vrouwen binnen rvc's. De Raad van State heeft op dit punt geen bezwaren gezien.

Het antwoord van de beide ministers op vragen betreffende de symmetrische benadering, is helder en overtuigend. De symmetrische benadering is daarmee een manier om het aandeel mannen in rvc's niet hoger dan twee derde te laten uitvallen en gelijkerwijs voor vrouwen. Immers, met een asymmetrisch quotum zou een volledige rvc uit vrouwen kunnen bestaan.

Daarnaast regelt het wetsvoorstel een registratie van de man-vrouwverdeling in raden van commissarissen en raden van bestuur voor alle beursgenoteerde bedrijven. Ook dienen deze bedrijven een plan van aanpak te formuleren. Deze registratie en het plan van aanpak zullen op zichzelf, naar het zich laat aanzien, ook in die bedrijven een gelijkere verdeling van mannen en vrouwen bewerkstelligen.

Er resteren voor onze fractie nog een aantal vragen. Met betrekking tot de geslachtsregistratie is het zo dat in toenemende mate geslacht niet meer wordt geregistreerd. Dat juichen we toe. Het gaat in dit wetsvoorstel echter om een afweging van prioriteiten. Op dit punt vindt de D66-fractie dat registratie noodzakelijk is, boven de algemeen geldende wens om geslacht niet te registreren. Graag horen we de visie van de ministers op dit punt. Daarbij horen we graag van de minister of de SER voorbereid is op deze registratietaak en hoe de SER deze taak gaat invullen.

We hebben eerder vragen gesteld over de plannen van de minister aangaande andere bedrijven en organisaties die niet onder deze wet vallen, zowel in de publieke als in de private sector. Zijn er principiële redenen om deze organisaties niet dezelfde diversiteitsregels op te leggen?

De motie van de Tweede Kamerleden Bergkamp, Özütok en Van den Hul roept op om voor juni 2021 de adviezen van de Adviesgroep Vinkenburg hierover uit te werken. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie?

Verder gaat de minister ervan uit dat in het kielzog van de rvc's, de rvb's ook zullen diversifiëren. Wat als er in de komende jaren geen verbetering optreedt in de samenstelling van de raden van bestuur? Overweegt de minister een uitbreiding van de quotering naar rvb's?

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb een verhelderende vraag. Ik begreep net dat de heer Van der Voort zei: we zijn ervoor dat mensen zich niet meer hoeven te registreren als man of vrouw. Heb ik het goed begrepen dat u in dit geval weer wil dat ze het wel doen?

De heer Van der Voort (D66):

Dat heeft de heer Schalk goed begrepen. Wij vinden het in het algemeen, waar mogelijk, onwenselijk om geslacht te registreren, maar hier is zo'n belangrijk doel te bereiken dat dit hopelijk tijdelijk — deze wet is ook ingezet als een tijdelijke maatregel — prioriteit krijgt.

De heer Schalk (SGP):

Waartoe zou de tijdelijkheid moeten leiden, zou ik dan willen vragen. Een tweede vraag, die daaraan gekoppeld is, is de volgende. Eerder in het betoog van de heer Van der Voort begreep ik dat hij zei: dit is maar één aspect, maar eigenlijk zijn er meer diversiteitsaspecten. Welke zou hij nog toegevoegd willen hebben in de toekomst en gaat hij de minister oproepen om die dan maar in een wet te plaatsen?

De heer Van der Voort (D66):

Wij denken sowieso dat diversiteit in de brede zin relevant is. We moeten bezien of daar wetsvoorstellen voor nodig zijn. Ik wil ook helemaal niet zeggen dat wij dat nu nodig achten. Diversiteit kun je heel breed opvatten, maar wij zijn nog niet zover dat wij vinden dat er daarvoor wetsvoorstellen nodig zijn. Ik ben ook heel benieuwd wat de visie van de ministers hierop is.

De voorzitter:

De heer Frentrop, namens Forum voor Democratie.

De heer Frentrop i (FVD):

Ik heb ook een verhelderende vraag aan meneer Van der Voort. Het ging over diversiteit. Uw stelling was dat dat goed was voor de besluitvorming binnen een raad van commissarissen. Vervolgens zei u het volgende. Als bedrijven daar zelf toch niet voor zorgen, dan zegt de progressieve kant van D66 dat de regering, of de wetgever, moet ingrijpen. De liberale kant van D66 zou waarschijnlijk gezegd hebben dat bedrijven dat zelf moeten doen en dat zij dat zelf kunnen oplossen. Waarom denkt meneer Van der Voort, of de fractie van D66, dat ondernemingen, als diversiteit een goede zaak is, dat niet zelf aanbrengen in de raad van commissarissen? Waarom zouden ze dat niet doen?

De heer Van der Voort (D66):

We hebben gezien dat dat buitengewoon traag verloopt. Dat is in diverse onderzoeken aangetoond. Dat verloopt zo traag dat het niet meer passend is binnen de samenleving zoals we die kennen. Dan is het een afweging van prioriteiten. Zoals ik al zei, denken wij dat nu het moment gekomen is, niet om af te dwingen, maar om met zo'n wet in ieder geval het steuntje in de rug te geven om dat wel in een kortere tijd te gaan bereiken.

De heer Frentrop (FVD):

Nu is dat moment van dwang gekomen, in de progressieve ogen van D66, van liberaal naar progressief. Maar de tendens is dat er meer en meer vrouwen in de raad van commissarissen komen. De tendens is dus de goede kant op. Waarom schakelt u nu, op het moment dat alles de goede kant op gaat, om van liberaal naar progressief?

De heer Van der Voort (D66):

Ik heb uitgelegd hoelang het gaat duren voordat we op een 30%-aandeel van vrouwen in raden van commissarissen terechtkomen. Dat duurt tot 2035. Dat duurt onze partij wat te lang. Dit wetsvoorstel is natuurlijk ook breder dan dat. Het gaat niet alleen maar over het aandeel vrouwen in raden van commissarissen. Het gaat ook over de registratie en het daarmee verleiden om ook in de raden van bestuur en in de onderliggende lagen meer diversiteit en meer gelijkheid tussen man en vrouw te bewerkstelligen. Wij zien dit wetsvoorstel veel breder dan alleen die quotering van vrouwen in rvc's.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Frentrop.

De heer Frentrop (FVD):

De Jekyll- en Hydekanten, de liberale en progressieve kanten binnen D66 zijn me nog niet helemaal duidelijk, maar ik zal ...

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Van der Voort.

De heer Van der Voort (D66):

Dan is er sinds 2012 geen ontwikkeling meer in de Women on Boards Directive van de EU. Deze richtlijn vraagt om 40% van de ondergerepresenteerde sekse in de rvc's. De D66-fractie vraagt aan de ministers wat hun standpunt in dezen is en hoe de regering de voortgang van deze directive ziet, uiteraard respecterende de situatie rondom de formatie.

Voorzitter. Tot slot de inwerkingtreding. Er is nog onduidelijkheid over de precieze datum van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Wij vragen de ministers wat wat dat betreft het plan is.

Daarmee wil ik mijn betoog beëindigen en kijken wij met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. Mevrouw Sent.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik heb nog een vraag over het betoog van de heer Van der Voort, over de symmetrie in het mannen- en vrouwenquotum. Als ik het goed begrijp, moet er een achterstandsvereiste zijn om tot een dergelijk groot, zwaar instrument als een quotum te kunnen overgaan. Dat schrijft EU-regelgeving voor. Daar wijst de Raad van State impliciet op. Het College voor de Rechten van de Mens doet dat uiteindelijk. De Joke Smit Stichting doet dat uitvoerig, met verwijzing naar de afzonderlijke artikelen. Dus ik begrijp niet hoe de heer Van der Voort op basis op symmetrie een pleidooi voor een mannenquotum kan houden.

De heer Van der Voort (D66):

Wij bepleiten een symmetrisch quotum zoals het voorgesteld is in dit wetsvoorstel. De colleges die u aanhaalt, spreken over een quotum voor mannen. Wij denken dat dit voorstel een symmetrisch quotum aangaat en daar hoor ik ze niet specifiek over in de brieven die daarover gekomen zijn. Het is een juridische afweging. Dat is een lastige afweging, die de regering anders maakt dan in de documenten waar u naar verwijst. Dat is een afweging waar wij als fractie geen absolute keus in kunnen maken. Wij denken dat de redenering van de regering hout snijdt en voldoende is. Daarnaast houden wij vast aan het feit dat het hier gaat om een symmetrisch quotum. Bovendien maakt het uitgangspunt van gelijkheid van man en vrouw het ook logisch dat je voor beiden een gelijk quotum zou willen instellen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Zo lees ik de EU-richtlijn niet. Ik lees daarin een vereiste van een achterstandspositie. Alleen dan kan je een quotum rechtvaardigen, omdat het een heel erg sterk instrument is. Ik ben dus erg benieuwd naar de reacties van de bewindspersonen hierop. Symmetrie betekent dat er ook een mannenquotum is en dat daarvoor een onderbouwing moet zijn, maar die vind ik niet in de Nederlandse wetten die ik in mijn inbreng heb genoemd, noch in Europese wetgeving.

De heer Van der Voort (D66):

Het is mij heel duidelijk hoe de afweging door u gemaakt wordt en ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de beantwoording van de vragen door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent, en dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is nu het woord aan de heer Doornhof namens de fractie van het CDA.