Plenair Kox bij behandeling Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet en enkele andere wetten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.23 uur


De heer Kox i (SP):

Voorzitter, mag ik beginnen de minister te complimenteren met het feit dat ze erin geslaagd is het voorliggende wetsvoorstel met algemene stemmen aangenomen te krijgen aan de overkant? Die aanduiding voor de andere Kamer kunnen we nu overigens nog maar een enkele keer gebruiken, voordat beide Kamers deze zomer voor het eerst in de geschiedenis ruime tijd ruimtelijk van elkaar gescheiden zullen worden.

Of wij na deze zomer ook gescheiden gaan worden van deze minister, weet nog niemand, hooguit zij zelf. Ze is hier het afgelopen jaren een aantal keren geweest om met ons te spreken over de volkshuisvesting in ons land, en aan de overkant nog veel meer keren, zoals ze zelf memoreerde tijdens het laatste wetgevingsoverleg over dit wetsvoorstel. Daarbij is het er in beide Kamers nog stevig aan toe gegaan, maar het resultaat is alles afwegend bemoedigend. Het huurbeleid is immers danig bijgesteld. De sociale huren zijn dit jaar voor het eerst sinds erg lange tijd bevroren. De vrije huren zijn aan banden gelegd. De woningproductie valt ondanks corona hoger uit dan gedacht. En de evaluatie van de in 2015 herziene Woningwet leidt tot een aantal substantiële verbeteringen, als we hier vandaag ja tegen zeggen. De woningcorporaties, die een vitale rol in onze volkshuisvesting spelen, krijgen meer speelruimte. Het toezicht erop wordt vanaf nu weer gebaseerd op vertrouwen in plaats van het wantrouwen dat leidend was bij het opstellen van de herziene Woningwet 2015, die volgde op de parlementaire enquête waarin grootschalig wangedrag van verschillende woningcorporaties werd blootgelegd. Als we dit wetsvoorstel aannemen, komt er ook meer lokale ruimte en zeggenschap voor en betrokkenheid van gemeenteraden, corporaties en huurders bij het voorzien in de elementaire behoefte van het hebben van een fatsoenlijk en betaalbaar dak boven je hoofd. Het is niet mijn vaste gebruik om complimenten aan de regering uit te delen, maar als we zien waar we nu staan in vergelijking met een jaar geleden, dan kunnen we daar tevreden over zijn. Dat zeg ik collega Pijlman na.

Voorzitter. Deze verbeteringen zijn ook hard nodig, want de woningnood, die zowel kwantitatief als kwalitatief is, kan net als een halve eeuw terug weer aanspraak maken op de akelige titel "volksvijand numero één". Er is een schreeuwend tekort aan goede, betaalbare en duurzame woningen. De wachttijden voor een woning zijn bizar lang. De koop- en huurprijzen zijn de pan uit gerezen. Huisjesmelkers en vastgoedbeleggers maken grootschalig misbruik van de nood van veel met name jonge mensen. Een nieuw kabinet van welke samenstelling dan ook ontkomt er niet aan om de sociale volkshuisvesting een hele hoge prioriteit te geven, zoals deze minister recent ook nog eens benadrukt heeft. Hoewel de onderhandelingen over een nieuw kabinet niet erg vlotten, tekenen zich toch al bepaalde contouren af.

Het is tijd om de huren voor langere tijd te bevriezen. In de Tweede Kamer zagen we dit voorjaar de groei naar een historisch compromis tussen SP en VVD, waarbij mijn partijgenoot Sandra Beckerman hartelijk gefeliciteerd werd met haar huurstop door haar VVD-collega Koerhuis, die daarbij aankondigde de huren aansluitend ook nog eens voor vier jaar te willen bevriezen. In datzelfde debat leek verder brede steun te groeien voor de door ons al lang gekoesterde wens de vermaledijde verhuurderheffing af te schaffen — collega Pijlman zei het ook nog eens — teneinde de woningcorporaties meer slagkracht te bieden bij het vervullen van al hun maatschappelijke taken.

Hoe hard dat nodig is, blijkt uit het gisteren gepubliceerde onderzoek van deze minister in samenwerking met EZK, Aedes, de Woonbond en de VNG. Dat onderzoek laat zien dat woningcorporaties maar liefst 30 miljard tekortkomen om al de hun opgedragen maatschappelijke taken naar behoren te vervullen. Zonder dat geld kunnen we tot 2035 niet voldoende huizen bouwen, verbeteren en verduurzamen. Als de minister dat vaststelt, wie zijn wij dan om dat tegen te spreken? Ik hoor graag van de minister hoe zij zelf denkt het geslagen gat in de komende periode te gaan dichten.

Voorzitter. Ik begon met de vermelding dat het voorliggende wetsvoorstel inzake de Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de wet en de aanpassing van enkele andere wetten, waarmee acht bestaande wetten worden ingetrokken, algemene steun aan de overkant heeft gekregen. Dat betekent niet dat het een eenvoudige walk-over voor de minister was aan de overkant. Alleen al een dikke 80 pagina's verslag van het wetgevingsoverleg dat voorafging aan de unanieme steun laat zien hoezeer de politiek zich in de afgelopen jaren bewust geworden is van de noodzaak tot intensievere bemoeienis met de vele kanten van de volkshuisvesting en de faliekante fouten die er op dit terrein in het verleden zijn gemaakt. In een groot aantal amendementen en moties is die bemoeienis van de Tweede Kamer vormgegeven. Het heeft geen nut om die allemaal hier nog eens na te lopen, zeker daar het onze taak uiteindelijk is om ja of nee te zeggen tegen een voorliggend wetsvoorstel, zoals het bij ons is ingediend. Onze fractie is blij dat dankzij een daartoe door ChristenUnie-collega Dik-Faber ingediend amendement, het vanaf nu mogelijk wordt voor gemeenteraden om een opkoopbescherming in te voeren in de vorm van een verbod om woningen zonder vergunning te verhuren. Daarmee kan eindelijk tegengas gegeven worden aan de schandelijke activiteiten van huisjesmelkers en vastgoedbeleggers die van de grote nood van anderen hun eigen verfoeilijke deugd maken en grof geld verdienen aan de woningnood. Ook zijn we blij dat elke gemeenteraad vanaf nu een eigen lokale woonvisie dient te maken waarbij met name corporaties, huurders en hun organisaties meer invloed op het lokale woonbeleid krijgen. Een amendement van mijn collega Beckerman stuitte niet op bezwaar van de minister en kreeg net als het wetsvoorstel algemene steun aan de overkant.

Helemaal niet blij is onze fractie, met vele anderen in dit huis, met het aangenomen amendement-Koerhuis inzake de verlenging van tijdelijke huurcontracten. Dat amendement haalde bij verrassing een meerderheid aan de overkant, maar het lijkt er sterk op dat de opvatting van een meerderheid in beide Kamers inmiddels haaks staat op wat door het amendement mogelijk wordt gemaakt. Het ziet ernaar uit dat het amendement daarom zal sneuvelen in een kabinetsformatie. Dat zou prima zijn, ware het niet dat als er niets gebeurt, dat amendement totdat er een kabinet op het bordes staat — we weten niet wanneer dat is en hoelang dat nog duurt — wel zijn ongewenste werking zou kunnen hebben. Het blijft raar dat deze Kamer een wettelijke bepaling aanneemt, ontraden door deze minister en in strijd met eerder afgesproken beleid, waar inmiddels kennelijk in beide huizen ook geen meerderheid meer voor bestaat en waar buiten dit huis en buiten het Binnenhof al helemaal zware kritiek op uitgeoefend wordt. Veel is er al over gezegd en ik ben benieuwd of de minister ons een geitenpaadje weet te wijzen waarlangs we aan deze ongewenste gevolgen van dit ondoordachte amendement kunnen ontsnappen.

Een novelle is al genoemd, een reparatiewet. Laat ik daarbij wel vooropstellen dat dat moet gebeuren zonder dat er getornd wordt aan de juiste staatsrechtelijke verhoudingen tussen beide Kamers en de verhouding tussen regering en parlement. We hebben daar eerder over gesproken in een ander verband, maar die verhoudingen moeten we wel in de gaten blijven houden. Desalniettemin hoop ik dat de minister met ons naar een passende oplossing wil zoeken om te zorgen dat afgesproken beleid, in beide Kamers geaccordeerd, ook doorgevoerd beleid gaat worden en niet doorkruist wordt door dit wel erg ongelukkige amendement.

Dat laatste is volgens mij ook nodig om te voorkomen dat deze wetsbehandeling op het laatste moment toch nog onverwacht spannend zou moeten worden. Ik hoop dat dit niet het geval is. Ik zie uit naar de reactie van de minister. En als het haar kan helpen, overweeg ik in tweede termijn een motie in te dienen waar deze Kamer ook weer Kamerbreed uitspreekt dat we met z'n allen op zoek moeten naar een oplossing voor een probleem dat niet had moeten ontstaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan geef ik het woord aan de heer Rietkerk, die zal spreken namens de fractie van het CDA.