Plenair Nanninga bij behandeling Verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen



Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter, dank u wel. Excuses aan de minister, de ambtsgenoten en de voorzitter dat ik ietsje later dit debat heb betreden.

De democratische rechtsstaat dient zo goed mogelijk beschermd te worden tegen krachten die haar omver willen werpen. Volgens mijn fractie dient dat zo precies mogelijk te gebeuren, met zo min mogelijk inbreuk op onze grondrechten. Een mogelijkheid om verschoond te blijven van elementen die onze democratische rechtsstaat en daarmee onze manier van leven willen omverwerpen, is een politiestaat optuigen. Je moest in Oost-Duitsland weliswaar tien jaar wachten op de levering van socialistisch geluk, in de vorm van een Trabant, maar de Stasi was wel meedogenloos effectief. Wat helpt in een politiestaat is dat de vergrijpen niet zo bijzonder scherp gedefinieerd hoeven te worden. Zelfs het bezit van bepaalde boeken was al staatsondermijnend. We mogen ons gelukkig prijzen dat wij in Nederland de zaken anders willen aanpakken dan Honecker und seine Genossen. Niet alleen is hier geen sprake van een politiestaat, ook beoogt dit wetsvoorstel waarover wij vandaag debatteren, juist scherper te definiëren wanneer een bepaalde rechtspersoon verboden zou moeten en kunnen worden. Er is geen grootschalige staatsrepressie nodig, als de condities voor het zijn van een gevaar voor onze democratische rechtsorde goed en precies zijn omschreven. Dit wetsvoorstel beoogt deze nog scherper te definiëren dan hiervoor het geval was en dat beoordeelt mijn fractie als gunstig.

Dit gezegd hebbende, hebben we wel een aantal vragen aan de minister. In de memorie van toelichting wordt gerept van het belang van pluriformiteit van gedragingen en uitlatingen, als wezenskenmerk van een democratische rechtsstaat. Mijn fractie onderschrijft dit van harte, maar een organisatie die dat niet onderschrijft is bijvoorbeeld een club als Antifa. Volgens deze organisatie is zelfs D66 zowat een fascistische club. Personen en organisaties die door deze onfeilbare inquisitie van Antifa als fout zijn aangemerkt, kunnen daardoor systematisch te maken krijgen met intimidatie, bedreigingen et cetera. Voorbeelden te over, jaar in, jaar uit.

Maar zo'n organisatie is, hoewel onmiskenbaar een geheel, inclusief dresscode, logo's, kreten, geen rechtspersoon. Er is geen hoofdkantoor, er is geen formeel lidmaatschap. Ambtgenoot Dittrich wees ook al op organisaties die geen oprichtingsakte van de notaris hebben, maar wel antidemocratische doelen nastreven.

Hetzelfde valt te zeggen van Ut Tagrir, de in Duitsland verboden islamitische organisatie, die een kalifaat nastreeft in plaats van de democratie, maar daar wel heel slim aan toevoegt dat zij zulks graag geweldloos willen bereiken. Wel antidemocratisch dus, maar in dit geval niet specifiek of althans niet openlijk gewelddadig. Vindt de minister ook dat een dergelijke organisatie derhalve een gevaar is voor de democratische rechtsorde en dat deze onder dit voorstel kan worden aangepakt?

Daarnaast zouden we onder andere in voornoemd verband graag horen wat de minister denkt van hatespeech als gevaar voor de openbare orde en de democratische rechtsstaat. Hatespeech wordt expliciet genoemd in de memorie van toelichting, weliswaar in de context van Europees recht, maar dat heeft ook consequenties voor onze nationale wetgeving. Zou de minister concrete voorbeelden kunnen geven van hatespeech, liefst in jurisprudentie, die tot vervolging kunnen leiden op basis van dit wetsvoorstel, als het wordt aangenomen? We hebben daar behoefte aan, bij wijze van illustratie.

We sluiten ons aan bij de SP: hoe zit het met het verbieden van politieke partijen? In de toelichting lezen we dat "het in de rede ligt dat indien de genoemde wet tot stand komt politieke partijen worden uitgesloten van voorgestelde aanpassing van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek". Waarom ligt dit in de rede? Hoe wordt dit verder ingevuld? Wij ontvangen hier graag een duidelijk antwoord op.

Tot zover, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Nanninga. Dan geef ik het woord aan mevrouw Baay-Timmerman namens de fractie van 50PLUS.