Plenair Dittrich bij voortzetting behandeling Geweldsaanwending opsporingsambtenaar



Verslag van de vergadering van 20 april 2021 (2020/2021 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Voorzitter. Dank u wel. Allereerst namens de fractie van D66 gelukwensen aan de heer Talsma. Een mooi verhaal en een goed begin. Heel veel succes de komende jaren.

Ik wil graag beginnen met te zeggen dat wij de politie en het werk van de politie zeer waarderen. Als je zo naar het debat kijkt en de interrupties hoort, dan lijkt het net alsof we alleen maar kritiek hebben, maar dit gaat natuurlijk echt alleen over de uitzonderingssituaties. Dat vooropgesteld. De politie doet over het algemeen goed werk in Nederland en dat moet gesteund worden.

Een eerste woord over de ambtsinstructie, want daar wordt nogal wat in geregeld en veranderd. Het gaat om een aantasting van de grondrechten van burgers in Nederland, dus mijn fractie vindt het van groot belang dat de Tweede en de Eerste Kamer hier van tevoren over kunnen praten met de minister en dit dan kunnen goedkeuren. Dat is de reden waarom we de voorhangmotie van mevrouw Veldhoen mee hebben ondertekend.

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezegging om bij de evaluatie van artikel 372 van het Wetboek van Strafrecht te gaan bezien of het spreekrecht daar ingevoerd kan worden. Het lijkt ons een belangrijk middel. We wachten dat dus verder af.

De minister heeft ook gezegd hoe belangrijk de trainingen van politiemensen zijn. Dat is natuurlijk zo. Nou is de kern van het politiewerk het de-escaleren van situaties waarin burgers misschien heel erg opgewonden zijn. Maar uit de praktijk hebben mij geluiden bereikt dat de de-escalatietrainingen er nog weleens bij inschieten en dat er vaker gekeken wordt naar vuurwapentrainingen. Die zijn natuurlijk ook erg belangrijk, maar mijn vraag aan de minister in deze tweede termijn is of er voldoende aandacht is in de politietrainingen voor de de-escalatiekwaliteiten. Graag nog een reactie daarop.

Voorzitter. Ik moet bekennen dat ik iets nieuws heb geleerd. Tijdens de behandeling bleek dat ook commune delicten bij de speciale rechtbank terechtkomen. Dat had ik nog niet zo uit de stukken gehaald. Ik zie dat de minister mij nu weer iets toefluistert. We horen straks wel of de minister nou toch weer gaat zeggen dat dit niet zo is. Het was iets vriendelijks, hoor ik de minister zeggen. Mooi zo. Houden zo, zou ik zeggen.

We hebben een hele discussie gehad over de gevolgen van etnisch profileren, naar aanleiding van de cijfers van het CBS. Ik houd staande, koel kijkend naar de cijfers, dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond veel vaker voelen dat zij met geweld worden bejegend door de politie dan het percentage waarin zij deel uitmaken van de bevolking in Nederland, namelijk 14%. Dat is dus een oververtegenwoordiging en dat blijkt gewoon uit de cijfers. Ik maak me daar zorgen over. Ik denk dat we daar goed naar moeten blijven kijken en dat nader onderzoek daarvoor van belang is.

Voorzitter. De minister heeft ook gezegd dat indien het Openbaar Ministerie besluit geen strafbaar feit ten laste te leggen, nabestaanden van geweld door de politie toch inzage kunnen krijgen in het dossier. Dat is op zich mooi, maar ik hoop ook dat het Openbaar Ministerie hier ruimhartig gebruik van maakt als die nabestaanden er, bijvoorbeeld in het kader van een rouwverwerking, behoefte aan hebben. Dus graag hier nog een reactie op van de minister.

Over de geweldsmiddelen en het stroomstootwapen krijgen we nog een brief. Dat wacht ik af.

Over de bodycams heeft de minister gezegd dat die heel de-escalerend werken. Er zijn er 2.000 aangeschaft en misschien komen er daarna nog wel meer. Dat is wat mij betreft allemaal prima. De minister heeft ook gezegd dat er een wettelijk kader over de rechtspositie van de drager van de bodycam moet komen. Dat vind ik heel belangrijk. Het heeft te maken met privacy, en het gaat ook over de opslagtermijn en de bewaartermijn en over wie er allemaal inzage in hebben. Dat moet goed geregeld zijn, maar op zichzelf kan D66 zeker steunen dat er meer bodycams komen.

Over de politiehond was de minister wel erg kort. Hij zei: daar hebben we gewoon zorgvuldig naar gekeken. Hij verwijst naar het rapport van onder andere de Ombudsman. Als je het goed leest, dan zegt de Ombudsman in zijn rapport: "Het inzetten van de politiehond kan heel gevaarlijk zijn. Er moet veel meer worden geregeld. Ook moet het strenger worden geregeld."

Gezien de nieuwe artikelen 15a en 15b is het in sommige situaties mogelijk dat een politiehond al wordt ingezet bij bijvoorbeeld winkeldiefstal. Dat vinden wij te ver gaan. Mede namens een groot aantal collega's wil ik de volgende motie indienen.

De voorzitter:

Door de leden Dittrich, Veldhoen, Vos, Backer, Janssen en Nicolaï wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de gewijzigde Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren de inzet van de politiehond wordt geregeld;

constaterende dat de inzet van de politiehond in het geweldsspectrum als het een-na-zwaarste geweldsmiddel wordt gezien;

overwegende dat de beet van een politiehond ernstig lichamelijk letsel kan veroorzaken;

overwegende dat de voorgestelde regeling in artikel 15a het onder omstandigheden mogelijk maakt de politiehond in te zetten in gevallen van verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat;

overwegende dat het in de rede ligt de lat hoger te leggen;

verzoekt de regering een stringentere clausulering van de inzet van de politiehond te bewerkstelligen, en de Eerste Kamer daarover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter L (34641).

De heer Dittrich (D66):

De minister heeft gezegd dat die evaluatie er, op verzoek van de Tweede Kamer, na vier jaar komt. Oorspronkelijk was dit vijf jaar. Alle regels worden daarin geëvalueerd, inclusief de positie van het slachtoffer. Dat lijkt ons een prima toezegging.

Voorzitter. Dan wil ik eindigen met de positie van de burger als er een klacht is over het politieoptreden en het tuchtrecht. Daar is de minister ook vrij kort over geweest. Deze discussie speelt al decennia — dat is natuurlijk zo — maar nu is echt de gelegenheid om daar verandering in te brengen. Daarom heb ik de volgende motie, ook namens een groot aantal collega's.

De voorzitter:

Door de leden Dittrich, Veldhoen, Vos, Backer, Janssen, Nicolaï en Talsma wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in gevallen waarin er vragen zijn gerezen over het politieoptreden in een concrete situatie, de korpschef een beslissing kan nemen ten aanzien van het disciplinaire traject;

constaterende dat dit disciplinaire traject een interne procedure is die exclusief wordt gestuurd door de politieleiding via de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK);

overwegende dat deze procedure niet transparant is, omdat de toetsing, de beoordeling en het sanctiebesluit alleen kenbaar zijn voor de politieambtenaar zelf, waardoor de organisatie als geheel er nu te weinig van leert, de burger buitenspel staat en er regionale verschillen ontstaan in de afhandeling van disciplinaire zaken;

overwegende dat burgers geen tuchtrechtzaken kunnen starten tegen individuele agenten, terwijl dit binnen andere beroepsgroepen, zoals advocaten, psychologen en accountants, goed geregeld is;

overwegende dat in het politierapport Kwaliteit interne onderzoeken van 29 oktober 2020 geadviseerd wordt een landelijke organisatorische voorziening in te richten (eventueel met een flexibele schil met in- en externe experts) ten behoeve van grotere, complexere, politiek gevoelige of eenheidsoverstijgende onderzoeken;

spreekt als haar mening uit dat een vorm van tuchtrecht voor het optreden van individuele politieambtenaren gewenst is met inachtneming van beginselen van openbaarheid, onafhankelijkheid, specifieke deskundigheid en transparantie en waarin een formele rol voor de burger /het slachtoffer is weggelegd;

verzoekt de regering met inachtneming van bovenstaande de mogelijkheden te onderzoeken van een nieuw disciplinair systeem van onderzoek naar en beoordeling van de wijze waarop de politieambtenaar in concrete situaties onjuist heeft gehandeld, en de Eerste Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter M (34641).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik kom tot het einde van mijn tweede termijn door te zeggen dat we met belangstelling de beantwoording van de minister verder afwachten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan mevrouw Bezaan namens de fractie van de PVV.