Plenair Janssen bij behandeling Wet handhaving kraakverbod



Verslag van de vergadering van 23 maart 2021 (2020/2021 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank. Ik wil beginnen met het complimenteren van de indieners. Een initiatiefvoorstel is geen sinecure en vraagt veel van indieners en medewerkers. Het is dus goed dat u dit gedaan heeft.

De aanleiding om een initiatiefvoorstel te schrijven, is wisselend. Ik citeer uit een artikel van het dagblad Trouw van 11 maart jongstleden: "Kamerleden hebben daarbij een voorkeur voor actuele, maatschappelijk relevante onderwerpen, soms gedreven door een persoonlijke ervaring of emotie. CDA-Kamerlid Madeleine van Toorenburg begon 'uit pure ergernis' over de kraakacties van de activisten van actiegroep We Are Here in 2018 aan een wetsvoorstel voor handhaving voor het kraakverbod, samen met VVD'er Daniël Koerhuis. 'Ik vond dat het inbrekers waren, en ik was nijdig dat minister Ollongren van Binnenlandse Zaken het probleem telkens wegspeelde'." Mijn eerste vraag aan de initiatiefnemers is dan ook hoe het gesteld is met de pure ergernis en de nijd richting de minister van Binnenlandse Zaken, nu de aanpak door overheid, politie en OM de afgelopen jaren toch drastisch gewijzigd is ten opzichte van de situatie toen de ergernis ontstond.

Voorzitter. De deskundigenbijeenkomst die deze Kamer op 9 maart jongstleden hield, heeft de bij de SP levende twijfel over dit initiatiefvoorstel nog eens bevestigd. De schriftelijke beantwoording door de initiatiefnemers en het kabinet heeft die twijfel nog niet weg kunnen nemen. Het initiatiefvoorstel beoogt via het strafrecht versneld tot ontruimingen te komen van gekraakte panden met behoud van vereiste minimumwaarborgen. Daar knelt de schoen nou net. In het initiatiefvoorstel wordt voorgesteld de civielrechtelijke toetsing die nu nog door de voorzieningenrechter wordt verricht, te laten verrichten door de rechter-commissaris in een machtigingsprocedure die maximaal 72 uur in beslag neemt in het strafrecht. Dat is de kern van het nu voorliggende initiatiefvoorstel. Maar alle signalen die ons vanuit de praktijk bereiken over de uitvoerbaarheid — een belangrijk toetsingscriterium voor deze Kamer — van wat dit initiatiefvoorstel beoogt, zijn ronduit negatief. Het Openbaar Ministerie, de Raad voor de rechtspraak, de advocatuur en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zeggen allemaal: doe dit nou niet, want dit gaat in de praktijk niet werken. De VNG zegt dat het zal leiden tot minder doelmatigheid, meer werklast bij de politie, het OM en de rechterlijke macht en minder mogelijkheden tot maatwerk. De handhaving wordt niet verbeterd en gaat ten koste van handhavingscapaciteit op andere thema's, aldus de VNG.

De indieners zeggen in hun beantwoording dat ze dat anders zien. Het kabinet zegt zich geen oordeel te kunnen vormen en heeft daarom voor de zekerheid aangedrongen op een versnelde evaluatie na drie jaar. Het kabinet wil niet reageren op de negatieve adviezen en zegt, vrij vertaald: vraag dat maar aan de indieners. Bij dezen dus. Waarom volharden de indieners in hun eigen gelijk, nu vanuit de praktijk wordt aangegeven dat het om verschillende redenen niet gaat werken, zoals ze met dit initiatiefvoorstel beogen? Als de mensen die het moeten uitvoeren zeggen dat het niet zo zal kunnen gaan als de indieners het willen, dan moet dat toch te denken geven? Het Openbaar Ministerie geeft aan dat dit initiatiefvoorstel zal leiden tot een enorme toename van de administratieve lasten voor het OM. Voor alle zaken, anders dan in de praktijk, moet een dossier worden aangelegd. Uit de schriftelijke beantwoording lijkt het alsof de indieners denken dat hierbij kan worden volstaan met een minimaal dossier dat kan dienen voor de marginale toets, maar het gaat hier over strafrecht waar echt andere waarborgen voor gelden. Strafrecht vraagt per definitie zorgvuldigheid en de eisen in het strafprocesrecht zijn hoog. Het OM merkte bij de deskundigenbijeenkomst terecht op dat de rechter-commissaris stevige eisen zal stellen aan het dossier. Een aantal inlegvellen zal daarbij niet volstaan. Ik weet dat de politieke partijen van de indieners normaal gesproken scherp zijn op administratieve lasten, maar dit initiatiefvoorstel zal leiden tot een enorme toename van de administratieve lasten, niet alleen voor de politie maar ook voor het OM en voor de rechtbank. En nu maakt het OM alleen maar dossiers als er een kort geding is ingesteld, wat maar in 30% van de zaken is. Ik verwees er al naar dat die aanpak de afgelopen jaren, sinds de ergernis ontstond, aanzienlijk is veranderd, maar straks moet dat voor 100%. Dat zijn allemaal zaken waar straks ook een rechter over zal moeten oordelen. Dat betekent dus ook een flinke toename van rechterlijke beslissingen. Het Openbaar Ministerie rekende ons dit voor bij de deskundigenbijeenkomst. Ik wil graag een reactie van de initiatiefnemers op deze enorme toename van de administratieve lasten die het gevolg zal zijn van dit voorstel.

Vanuit de Raad voor de rechtspraak is na consultatie van de gerechten een uitzonderlijk, zeer negatief wetgevingsadvies geschreven met de conclusie om af te zien van het wetsvoorstel. Dat is een advies dat de raad zelden geeft, zo hoorden we als toelichting tijdens de deskundigenbijeenkomst. De kern van de kritiek van de raad is dat er grote vraagtekens gezet worden bij het nut, de noodzaak en de haalbaarheid van dit voorstel. En dat is stevige kritiek van de raad. Ik moet zeggen dat ik die kritiek goed kan volgen. Het zal de rechter-commissaris in de praktijk niet lukken om binnen drie dagen een beslissing te nemen zoals dit initiatiefvoorstel wil regelen, gelet op de eisen die het strafprocesrecht stelt. Het Openbaar Ministerie moet de vorderingen voorbereiden en het dossier moet worden samengesteld. Ook krakers zullen moeten worden opgeroepen en gehoord en de rechtsbijstand moet ook mogelijk zijn. De rechter-commissaris moet een beslissing nemen die ook zorgvuldig op papier gezet moet worden en die beoordeling kan niet marginaal zijn omdat het ook om het huisrecht gaat. De Hoge Raad oordeelde in 2011 al dat een ontruiming onomkeerbare gevolgen heeft voor de kraker. De Raad voor de rechtspraak wees ons daar nog eens terecht op. Dat betekent dat de rechter-commissaris vol zal moeten toetsen. Op dat punt sluit ik mij ook aan bij de vragen die collega Veldhoen hierover gesteld heeft, omdat het lijkt alsof juridisch marginaal en spreektaal-marginaal hier door elkaar lopen.

De afweging tussen het eigendomsrecht van de eigenaar en het huisrecht van de kraker zal moeten voldoen aan de eisen van artikel 13 EVRM. De voorkeursuitkomst van de indieners is mij wel duidelijk, maar het is uiteindelijk toch echt in een zorgvuldige procedure aan de rechter-commissaris om daar in een volle toets over te oordelen. Het is voor mij niet voorstelbaar dat een zorgvuldige afweging in het kader van artikel 13 EVRM binnen 72 uur zal kunnen gebeuren. Ook de Raad van State heeft met nadruk op dit punt gewezen. Aan een "effective remedy" zijn nu eenmaal allerlei procedurele vereisten verbonden, maar daarvoor biedt dit initiatiefvoorstel in de praktijk straks niet de ruimte.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Uit het initiatiefvoorstel, de toelichting daarop, de behandeling in de Tweede Kamer en de beantwoording van de schriftelijke vragen is de bedoeling van de indieners zeker duidelijk geworden: ontruimingen moeten sneller. Maar alle seinen uit de praktijk worden op rood gezet. De mensen uit de praktijk zeggen: het wordt langzamer, duurder, complexer en onzekerder. Dat kan niet de bedoeling van dit initiatiefvoorstel zijn. In hun reactie op het advies van de Raad van State zeggen de indieners dat het van belang is dat dit voorstel wordt aangenomen om het kraakverbod effectief te handhaven. Maar dat is nu precies volgens de praktijk waar dit voorstel niet toe leidt. Het kabinet zegt dat ze dit niet vooraf kunnen beoordelen. En dat begrijp ik dan weer niet. Als alle partners in de keten hetzelfde negatieve signaal afgeven, dan moet er toch ook bij het kabinet een lampje gaan branden. Ik wil de minister daarom vragen nu wel te reageren op de signalen van het OM, de Raad voor de rechtspraak, de advocatuur en de VNG. Het kabinet heeft ook een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter de indieners. Hoe kan het kabinet tot een positief oordeel over dit initiatiefvoorstel komen, gehoord alle signalen en bezwaren uit de praktijk?

Voorzitter. Aan de indieners wil ik vragen of de praktijk inmiddels de pure ergernis en nijd niet achterhaald heeft. De aanpak is immers grondig aangepast; ik wees daar net al op. Ik kijk natuurlijk uit naar de beantwoording van de vragen, maar ik wil de indieners toch voorhouden dat niemand, en zeker niet de eigenaren van gekraakte panden, erbij gebaat is als het in de praktijk langzamer, duurder, complexer en onzekerder wordt. Als dat nu al voorspelbaar is, dan zou dat toch ook bij de indieners tot een moment van heroverweging moeten leiden, hoe — om het interview in Trouw nog eens aan te halen — prestigieus in positieve zin het op je naam schrijven van de initiatiefwet ook is.

Dank u wel.

De heer Arbouw i (VVD):

Over de administratieve last ging het in het debat met mevrouw Bezaan ook even. De VVD-fractie heeft daar ook vragen over. Ik heb het nog even opgezocht. Op basis van cijfers van het OM zelf zou deze nieuwe werkwijze in 2019 leiden tot 22 extra zittingen over het hele jaar en in 2018 tot 33 extra zittingen. Hoe schat u die extra last nou in?

De heer Janssen (SP):

De extra lasten werden door het OM met name geschetst in de deskundigenbijeenkomst. De werkwijze die de ergernis opriep, is intussen grondig gewijzigd; dat heeft het OM ook gezegd. Het OM heeft samen met de driehoek in het Amsterdamse voorbeeld een andere werkwijze gekozen om wel effectief op te treden, waardoor er nog maar in 30% van de zaken sprake is van een kort geding. Maar straks moet in 100% van de zaken eerst een dossier aangelegd worden. Als we dan kijken naar de zorgvuldigheid die de rechter-commissaris daarbij zal moeten betrachten, zal dat een enorme extra werklast opleveren, niet alleen voor de zaken die werkelijk op zitting komen. In alle zaken zal dan een dossier moeten worden gemaakt.

De heer Arbouw (VVD):

De aantallen die ik net noemde, vormen die 100% die erbovenop komt. Als je kijkt naar het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, dan gaat het dus eigenlijk over tientallen gevallen. Ik ben het met u eens — dat is ook door het OM aangegeven — dat we wel een goed dossier moeten hebben. Dan is even de vraag hoeveel tijd dat kost. Maar het aantal gevallen is dus eigenlijk beperkt. Daarom stel ik nog een keer de vraag hoe u die last dan inschat.

De heer Janssen (SP):

Ik schat nog steeds in dat, als dit leidt tot een toename van administratieve lasten — hoeveel zaken dat in de toekomst ook zullen zijn omdat er hogere eisen gaan worden gesteld aan de dossiers en zelfs als dat in tientallen zaken het geval zou zijn — dat betekent dat er in tientallen zaken extra capaciteit van het OM achter het bureau gezet wordt in plaats van dat die mensen daadwerkelijk aan de opsporing kunnen deelnemen.

De heer Arbouw (VVD):

Uiteindelijk is dan de verwachting van de initiatiefnemers dat, doordat je de druk er nu op zet als preventieve werking, er dus uiteindelijk minder gekraakt gaat worden en er dus minder zaken komen. Dus dan zou dat aantal nog naar beneden gaan. Dan is dus de vraag hoe u die extra belasting weegt. Is dan even die investering aan de voorkant het niet waard?

De heer Janssen (SP):

Ik gun iedereen zijn eigen werkelijkheid, maar ik luister dan vooral naar de mensen uit de praktijk. Ik doel niet op de Haagse werkelijkheid maar op de werkelijkheid zoals die ons in de deskundigenbijeenkomst werd aangereikt. Die geeft een beeld dat voor mij voldoende reden is om te twijfelen aan dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Recourt namens de Partij van de Arbeid.