Plenair De Boer bij behandeling Huurprijzen woonruimte



Verslag van de vergadering van 16 maart 2021 (2020/2021 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter, dank en welkom aan de minister. Ik zou kunnen zeggen dat het te laat zijn wellicht symptomatisch is voor de maatregelen in het huurbeleid, maar laat ik dat niet zo hard zeggen. Ik ga gewoon mijn verhaal houden.

Voorzitter. We bespreken vandaag drie wetsvoorstellen met betrekking tot huren en huurprijzen: twee voorstellen van de regering en een initiatiefvoorstel van de heer Nijboer, die ik alvast complimenteer met zijn initiatief. Al met al een mooie aanleiding om iets breder naar het volkshuisvestingsbeleid te kijken. Daar zal ik mee beginnen, waarna ik op de drie wetsvoorstellen inga.

We hebben eerder huurdebatten met deze minister gehad, onder meer uitmondend in het verzoek van deze Kamer om te komen tot een huurbevriezing in 2020 en uiteindelijk een motie waarin de weigering van de minister om aan dit verzoek te voldoen, werd afgekeurd. Ik heb niet de behoefte hier nu weer op in te gaan, maar de brieven van de minister over de uitvoering van de moties-Beckerman en -Nijboer over de bevriezing van de huren in 2021 en de financiering daarvan maken mij wel nieuwsgierig naar een reflectie van de minister. Hoe kijkt zij achteraf terug op haar halsstarrigheid met betrekking tot de eerder in deze Kamer aangenomen motie die hetzelfde vroeg voor 2020?

Voorzitter. We zitten midden in een ernstige wooncrisis. Er zijn te weinig woningen en er zijn vooral te weinig betaalbare woningen. Dit geldt zowel voor de gereguleerde sector als voor het middensegment in de geliberaliseerde huursector en de koopsector. Dit leidt onder meer tot een gebrek aan doorstroming, lange wachtlijsten, schuldenproblematiek, sterk toegenomen dakloosheid en het noodzakelijkerwijs in huis blijven wonen bij ouders of ex-partner. In de afgelopen kabinetsperiode is er te weinig gebeurd om deze wooncrisis aan te pakken. Ja, er zijn woondeals gesloten en er is heel vaak "bouwen, bouwen, bouwen" geroepen, maar er is te weinig gebouwd en de wooncrisis is er niet minder door geworden. Integendeel, zou ik zeggen. De verruiming van de mogelijkheid tot het aanbieden van tijdelijke huurcontracten heeft geen bijdrage geleverd aan het oplossen van de wooncrisis, maar heeft wel gezorgd voor meer woononzekerheid. Er zijn ook beleidsbrieven geschreven waarin voorgenomen maatregelen staan. Maar slechts weinig van die maatregelen hebben het gebracht tot wet- en regelgeving. En wat er kwam, kwam heel laat, zoals de wetten die vandaag voorliggen.

Er zit nog wel wat aan te komen. Ik hoop dat de minister ons wat dat betreft een kort overzicht van de stand van zaken kan geven, en ook kan aangeven of zij door zal blijven gaan met het verwezenlijken van de maatregelen. Of ligt alles stil in afwachting van de formatie van een nieuw kabinet?

Meer specifiek vraag ik of de minister kan ingaan op de ministeriële regeling over de maximering van het aandeel punten WOZ-waarde. Wat is daarvan de beoogede datum van inwerkingtreding? Hoe staat het met de opkoopbescherming bestaande koopwoningen? Dit wetsvoorstel is in november in consultatie gegeven. Is er inmiddels een wetsvoorstel naar de Raad van State gegaan? En zo nee, wanneer gaat dat dan gebeuren? Hoe staat het met de uitvoering van de in de Tweede Kamer bijna met algemene stemmen aangenomen motie-Van Eijs, waarin wordt gevraagd een onderzoek te starten naar de mogelijke vormen van huurprijsregulering in de vrije sector? Het lijkt mijn fractie zeer wenselijk dat een dergelijk onderzoek zo spoedig mogelijk wordt gestart, zodat een nieuw kabinet zo snel mogelijk aan de slag kan met de uitkomsten daarvan. Heeft de minister al stappen gezet om dit onderzoek te laten doen?

Voorzitter. Ik kom nu bij de voorliggende wetsvoorstellen. Laat ik beginnen bij het initiatiefwetsvoorstel van de heer Nijboer. Ik heb hem al gecomplimenteerd met zijn initiatief. En ik wil hem vooral complimenteren voor het feit dat hij heeft doorgepakt waar de regering maar bleef talmen. De Raad van State was hier wat minder blij mee, zo lees ik het advies. Daar verwijt men de initiatiefnemer slechts een nadelig effect, namelijk de ongelimiteerde huurverhogingen in de vrije sector te willen aanpakken, zonder het daaraan ten grondslag liggende structurele probleem te adresseren. Anders dan de Raad van State ben ik blij dat de heer Nijboer in ieder geval het nadelige effect wil aanpakken. En ik hoop dat het voor de regering een aanmoediging is om met het structurele probleem aan de gang te gaan.

De Raad van State merkt ook op dat er een kans bestaat dat het voorstel een ongewenst effect zal hebben, namelijk dat het ertoe kan leiden dat er minder verhuurd gaat worden als woning, en meer als short stay of vakantiewoning. Kan de initiatiefnemer nog eens uiteenzetten hoe hij hiertegen aankijkt? Deelt hij deze angst?

Over wetsvoorstel 35516 Tijdelijke huurkorting, kan ik vrij kort zijn. Ik heb eerst de opmerking dat de titel van het wetsvoorstel nogal misleidend is, want het wetsvoorstel regelt juist niet de tijdelijke huurkorting, maar de mogelijkheid om na een tijdelijke huurkorting inhaalhuurverhogingen toe te passen. Verder heb ik slechts één vraag hierover aan de minister. Bij amendement is de verlengde mogelijkheid tot juli 2021 tot verlenging van huurcontracten in verband met corona in deze wet gefietst. Kan de minister uitleggen of dit amendement nog het gewenste effect heeft, gezien de verwachte datum van inwerkingtreding van deze wet, en het aflopen van de eerdere wettelijke regeling voor de wat ik maar even de "coronaverlenging van de tijdelijke huurcontracten" noem?

In wetsvoorstel 35518 worden meerdere dingen geregeld. In de eerste plaats worden daarin de DAEB-inkomensgrenzen aangepast. Het wetsvoorstel regelt kort gezegd dat de inkomensgrenzen voor gezinnen worden verhoogd en die voor alleenstaanden worden verlaagd. Deze inkomensgrenzen worden opgenomen in artikel 10, lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. In een brief van 6 november 2020 heeft de minister aan de Tweede Kamer laten weten de inkomensgrenzen voor eenpersoonshuishoudens niet te zullen verlagen. Een amendement om dit ook in de tekst van het wetsvoorstel aan te passen, heeft het in de Tweede Kamer echter niet gehaald. In antwoorden op de vragen van onze fractie en die van de PvdA heeft de minister over de effectueren van het niet verlagen van de grens voor singles geantwoord: "De hoogten van de inkomensgrenzen voor de toewijzing van de sociale huurwoningen van woningcorporaties, waaronder de inkomensgrens voor eenpersoonshuishoudens, zijn niet in de wet vastgelegd, maar in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015." Hoe verhoudt dit antwoord van de minister zich met de tekst van het voorliggende wetsvoorstel, waarin de inkomensgrenzen wel degelijk zijn vastgelegd? Biedt de tekst van het voorgestelde artikel 10, lid 2 Uitvoeringswet huurprijzen wel de ruimte om bij ministeriële regeling af te wijken van de in de wetstekst genoemde bedragen? In de wettekst wordt immers alleen gesproken over de mogelijke indexering van die bedragen bij ministeriële regeling, niet van aanpassing. Graag een heel duidelijk antwoord van de minister op dit punt, want dit punt is voor mijn fractie cruciaal bij de beoordeling van het wetsvoorstel.

Het tweede onderdeel van dit wetsvoorstel betreft een aanpassing van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Mijn fractie is principieel geen voorstander van de aanpak van scheefhuurders via een inkomensafhankelijke huurverhoging, onder meer vanwege de inbreuk op de privacy van huurders die hierbij wordt gemaakt. De regeling werd bij de invoering niet voor niets de "gluurverhoging" genoemd. Binnen het nu bestaande stelsel, waarin de inkomensafhankelijke huurverhoging wordt toegepast, is het voorliggende voorstel echter een verbetering. Huurders met een inkomen net boven de inkomensgrens worden niet langer getroffen door een extra huurverhoging, terwijl de huurders van een sociale huurwoning met een hoog middeninkomen of een hoog inkomen wat meer gaan betalen. Wij kunnen goed met deze nivellering leven, ook als een klein deel van dat hoge inkomen wordt gevormd door een AOW-uitkering. Dat de huur nooit hoger kan worden dan dat deze volgens het woningpuntenwaarderingssysteem mag zijn, is hierbij een noodzakelijke randvoorwaarde.

Tot slot. Het wetsvoorstel bevat een regeling waarbij zeer lage huren —minder dan €300 voor een zelfstandige woning — versneld verhoogd kunnen worden met een nominaal bedrag van €25 per maand. Voor huurders met een laag inkomen zal deze stijging worden gecompenseerd door de huurtoeslag en voor huurders met een hoger inkomen is een huur van €300 niet snel té hoog. De vraag is wel wat de noodzaak van de aanpassing is, nu woningcorporaties er niets mee opschieten vanwege de maximale huursomstijging en de meeste huurders gecompenseerd zullen gaan worden door een hogere huurtoeslag. Wat is dan toch de reden om een extra huurstijgingsmogelijkheid volgens een geheel nieuwe systematiek toe te voegen aan ons huurprijzensysteem? Halen we hier iets mee binnen wat later ook ingezet kan worden voor huren die niet meer laag zijn? Graag een toelichting en hopelijk een geruststelling van de minister.

Ik kijk uit naar de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van der Linden namens de fractie-Nanninga.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Ik heb nog een vraag over de opmerking van scheefwonen. Ik hoor GroenLinks hier zeggen dat zij principieel niet voor het aanpakken van scheefwonen zijn. Nou is het in Nederland, vooral in grote steden, zo dat mensen met misschien wel twee, drie, vier een modaal inkomen in sociale huurwoningen wonen, dus in gesubsidieerde huisvesting voor een heel laag bedrag. Kunt u nog eens uitleggen waarom GroenLinks tegen het aanpakken is van dat soort zeer vermogende mensen, die scheefwonen in een sociale huurwoning?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Wat ik net zei, is dat een van de belangrijkste bezwaren tegen die aanpak van scheefhuren de manier is waarop het gebeurt, met name het doorgeven van gegevens via de Belastingdienst. Op zich vinden wij het goed om maatregelen te nemen waardoor mensen een meer passende huur gaan betalen en gestimuleerd worden om naar andere woningen te gaan, maar die moeten er wel zijn en die zijn er nu niet. Daarom zijn we er ook voor om juist dat middensegment, dat net boven die sociale huurprijsgrens zit, te gaan reguleren, zodat die ook prijzen krijgen die mensen die ten onrechte in sociale woningen zitten of die meer zouden kunnen betalen, de mogelijkheid bieden om te verhuizen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van der Linden, tot slot.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dat is dus uitvoeringstechnisch: dat de gegevens met de Belastingdienst worden gedeeld om het te toetsen. Maar is GroenLinks nu principieel tegen het aanpakken van scheefwoners? Want er zijn mensen met drie, vier, vijf keer een modaal inkomen die in een sociale huurwoning wonen. Bent u ervoor om die mensen aan te pakken?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik ben er niet voor. Ik ben sowieso niet heel erg voor het aanpakken van mensen. Ik ben ervoor om te stimuleren dat mensen een huurprijs betalen die past bij de kwaliteit van de woning en bij hun inkomen. Dat kan betekenen dat je maatregelen neemt die stimuleren dat mensen meer gaan betalen of naar een andere woning verhuizen, maar de manier waarop het is vormgegeven, daar zijn wij niet voor.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kox namens de fractie van de SP.