Plenair Essers bij behandeling Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen



Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Essers i (CDA):

Dank u, voorzitter. Dit wetsvoorstel markeert de zoveelste fase in het drama van de kinderopvangtoeslagzaak, en het zal zeker niet de laatste fase zijn. Verheugend is wel dat thans de compensatie van de gedupeerde ouders centraal staat. Ook is het een goede zaak dat dit wetsvoorstel er blijk van geeft dat de regering met deze compensatie optimale snelheid wil betrachten en voor 1 mei van dit jaar de toegezegde €30.000 aan de gedupeerde ouders wil overmaken. Dit alles kan op onze hartelijke goedkeuring rekenen.

Datzelfde geldt voor het streven van de regering om de ouders de rust en de ruimte te geven, om te voorkomen dat zij het ontvangen bedrag meteen weer zien wegvloeien in de vorm van afbetaling van schulden aan private schuldeisers.

Die instemming met de bedoelingen van de regering en zeer in het bijzonder van deze staatssecretaris mag onze ogen echter niet sluiten voor de noodzaak om de door de regering en de Tweede Kamer in dit wetsvoorstel gekozen weg van een afdoende juridische onderbouwing te voorzien. Het amendement dat voorziet in een wettelijke afkoelingsperiode van een jaar, waarin schuldeisers hun vorderingen op de gedupeerde ouders niet kunnen uitwinnen, is tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op een laat moment ingediend. Er is geen advies over gevraagd aan de Raad van State, ofschoon het een ingrijpende, inhoudelijke wijziging op het suppletoire begrotingswetsvoorstel impliceert.

Volgens een brief van de minister voor Rechtsbescherming van 11 februari jongstleden is het "verdedigbaar" dat het amendement dat voorziet in het moratorium, niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, het eigendomsrecht. Daarmee wordt niet uitgesloten dat de rechter tot een andere conclusie kan komen. In het stuk van het ministerie van Justitie en Veiligheid wordt ook geen melding gemaakt van jurisprudentie of standpunten in de literatuur die op deze of soortgelijke casus zien en het standpunt van het departement ondersteunen of juist niet. Dat betekent dat er geen sluitende garanties zijn voor de juridische houdbaarheid van het amendement.

Dat stelt deze Kamer voor een extra moeilijke afweging. Aan de ene kant willen we dat de regering de aan de ouders gedane toezeggingen zo spoedig mogelijk nakomt. Aan de andere kant staat deze Kamer borg voor de kwaliteit van wetgeving. In normale omstandigheden zou een verzoek aan de Raad van State voor een advies over de houdbaarheid van het amendement in het licht van artikel 1, Eerste Protocol van het EVRM, de aangewezen weg zijn om een betere juridische onderbouwing te verkrijgen. Gelet op de vereiste snelheid zou dit dan om een spoedadviesaanvraag moeten gaan. Onze dringende vraag aan de staatssecretaris is dan ook of zij bereid is om dit alsnog te doen. Dat zou dan kunnen tussen vandaag en volgende week, wanneer we hierover gaan stemmen. Is zij bereid om dit te doen of ziet zij wellicht andere mogelijkheden voor de gevraagde juridische extra onderbouwing op korte termijn? Ik vraag dit niet om het allerlaatste woord te krijgen over de juridische 100%, maar wel om in het belang van de ouders een zo goed mogelijk juridisch onderbouwde wet te hebben, die niet of althans geen groot risico loopt dat hij door de rechter onderuit wordt gehaald.

Tot slot verzoeken wij de staatssecretaris om aan te geven wanneer zij uitvoering gaat geven aan de met algemene stemmen aangenomen motie-Omtzigt om met de Algemene Rekenkamer te overleggen over de rechtmatigheid, comptabiliteit en juridische houdbaarheid van het compensatiebeleid. Kan zij ons informeren over de voortgang van dit overleg?

We kijken met vertrouwen uit naar het antwoord van de staatssecretaris.

De heer Crone i (PvdA):

Het debat over de juridische houdbaarheid van een schuldpauzeknop is ook in de Tweede Kamer uitvoerig gevoerd. Daarbij ging het ook over het antwoord van het ministerie van VenJ dat het proportioneel is. U moet dus, denk ik, niet de vraag behandelen of het gerechtvaardigd is. De vraag is: wat is uw eigen opvatting over proportionaliteit? Wij zijn onderdeel van het wetgevingsproces. Dus wat de Raad van State ook zou adviseren — ik weet niet of ik daarvoor ben — uiteindelijk moeten wij de eindafweging maken. Want niemand geeft die 100% zekerheid. Dat zegt u zelf ook. En dat heb ik ook gezegd.

De heer Essers (CDA):

Ik ben het helemaal eens met de heer Crone. Maar het gaat erom dat wij wel voldoende materiaal aangeboden moeten krijgen om die afweging uiteindelijk te maken. Mijn stelling is dat het stuk van het ministerie van Justitie en Veiligheid daar niet aan voldoet. Dat is onvoldoende. Men komt wel uit op de juiste stellingen, maar die worden niet onderbouwd. Er is geen sprake van vermelding van literatuur en ook niet van jurisprudentie, die toch in heel grote mate aanwezig moet zijn van het EVRM, die ziet op soortgelijke casus. Wij hebben geen materiaal om te kunnen toetsen of dit voldoende kracht heeft als het wordt voorgelegd aan de rechter door een schuldeiser. Dat is mijn stelling. En ik zoek naar meer comfort op dat terrein.

De heer Crone (PvdA):

Ja, maar mijn vraag was: wat vindt het CDA zelf? Vindt u deze afweging zelf gerechtvaardigd? Dan kan het nog juridisch niet houdbaar zijn, maar vindt u het zelf gerechtvaardigd dat de schuldeisers even hun adem in moeten houden? Het is een maximum, hè; in sommige gevallen zal het misschien wel sneller worden opgelost, maar er komt een adempauze. De schuldeisers weten dat deze ouders in problemen zitten, dus die zullen mentaal misschien wel zeggen "ik vind dat prima". Dat is toch ook uw eigen politieke afweging? Vindt u dit een goed idee? Dat is anders dan de twijfel die u nu uitstraalt.

De heer Essers (CDA):

In het idee als zodanig kunnen wij ons wel vinden. We zullen ons wel moeten realiseren dat bij de schuldeisers ook ondernemers kunnen zijn die getroffen zijn door de coronacrisis en die wellicht ook geen kant uit kunnen om bepaalde vorderingen te innen. Dat zo zijnde: we zitten in een crisissituatie. Je moet zorgvuldig handelen, maar dat laat onverlet … Wij waren ook voor de avondklok, maar je moet het juridisch wel goed onderbouwen, anders krijg je straks dat ouders geconfronteerd worden met een rechter die geen andere kant op kan dan zeggen dat dit in strijd is met artikel 1 EVRM. Ik wil dus niets liever dan dit steunen, maar wel — ik vind dat wij dat onze stand verplicht zijn — op basis van een grondige juridische onderbouwing.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Het woord is aan mevrouw Geerdink … Sorry, eerst de heer Van Rooijen van de 50PLUS-fractie.