Plenair Nanninga bij debat over Verslag van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving



Verslag van de vergadering van 22 februari 2021 (2020/2021 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.34 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de correctie door mevrouw Faber op mijn vorige termijn, in aanvulling op de termijn van de heer Schalk. Op pagina 9 van het verslag staat inderdaad beschreven dat op 6 januari door een afvaardiging van de voorbereidingscommissie is gesproken met de minister en dat inderdaad niet de minister, maar de commissieleden zelf dit onderzoek complementair en niet overtollig achtten. Daar heeft mevrouw Faber helemaal gelijk in. Ik heb die passage verkeerd of te snel gelezen, denk ik, maar dat maakt het verhaal eigenlijk nog gekker. Want de commissie zelf zal uiteraard oordelen dat zij niet overbodig, maar complementair is. Van de noodzaak van dit aparte onderzoek raak ik daardoor niet steviger overtuigd. Als het onderzoek van de staatscommissie specifieker van aard is dan dit onderzoek van de senaat, zoals bleek uit de beantwoording, schuif het dan in bij ons onderzoek; het kan ook andersom. Ik denk niet dat de Nederlander er in tijden van een diepe medische en economische crisis op zit te wachten om het apart te doen: twee omslachtige, dure en parallelle onderzoeken naar een verschijnsel dat bepaald niet onderbelicht is, integendeel. Discriminatie, racisme, achterstelling: het is een onderwerp dat volop in de belangstelling staat en waar eerder te hysterisch dan te laks op wordt gereageerd in het politieke en publieke debat.

Dan mijn vraag over de scope van het onderzoek. Dank voor het antwoord. Het onderzoek moeten we inderdaad niet dichttimmeren — dat ben ik met u eens — maar ik hoorde de voorzitter zeggen: als het rapport er ligt en als het dan heel sterk afwijkt van de opzet, dan gaan we dán zeggen dat dat niet de bedoeling was. Maar dan ben je dus te laat. Ik had niet gedacht dat ik het ooit zou zeggen, maar ik ben het eens met de heer Rosenmöller. Er moet toch iets van een fiat worden gegeven als de onderzoekers tussentijds besluiten om het onderzoek op z'n kop te zetten, om met hem te spreken. Ik zoek toch een preciezere inzet voor de bandbreedte waarbinnen de onderzoekers mogen opereren.

Dan woke activisme. Het is opmerkelijk dat iemand van GroenLinks die term niet kent. "Woke" zou ik willen definiëren als volkomen doorgeslagen activisme, dat ertoe leidt dat Zwarte Piet racistisch wordt genoemd, dat het woord "jodenkoeken" niet meer gebruikt mag worden en dat nietsvermoedende kindertjes genderneutraal worden opgevoed, om maar een paar voorbeelden te noemen. Het gevaar dat onderzoekscommissies als deze vollopen met adviezen van of gesprekken met zeer extremistische types die achter iedere moorkop een racistische hatecrime willen zien, is levensgroot, kan ik u vertellen vanuit mijn ervaring in de praktijk van alledag in onze woke hoofdstad. En dat zal geheid een heel vertekend beeld opleveren van de mate en de effecten van antidiscriminerende of vermeend discriminerende wetgeving in Nederland. Ook deze zorg is niet weggenomen in de uitgebreide beantwoording van de heer Ganzevoort, waarvoor dank.

Tot slot nog een korte opmerking over de consensus in de voorbereidingscommissie, die werd genoemd door de heer Rosenmöller en de heer Ganzevoort. Ik begreep van Loek van Wely, die namens onze partij in die voorbereidingscommissie zat, dat werd gesteld: als je het met bepaalde dingen niet eens bent, dan kun je er altijd nog iets in het debat over zeggen of dan kun je tegenstemmen. Ik heb van hem begrepen dat er van unanimiteit geen sprake was. Dus graag nog even uw visie daarop.

Tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Kox namens de fractie van de SP.