Plenair Van Rooijen bij behandeling Begroting Nationaal Groeifonds 2021



Verslag van de vergadering van 15 december 2020 (2020/2021 nr. 16)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Dit zou bijna een stuk met de hamer kunnen zijn, maar geen hamerstuk, want daarvoor is het te groot. Het is toch bijzonder dat er in dit land, uitgerekend op het moment waarop we met een grote crisis qua gezondheid en economie te maken hebben — sinds gisteren weten we dat de crisis nog dieper is dan we mochten vrezen — er weer licht aan de horizon is. Of dat nou visie is of niet, het is er in ieder geval: een Nationaal Groeifonds dat de ambitie heeft voor de lange termijn vele tientallen miljarden te investeren. En het begint goed: 20 miljard voor de komende vier jaar om de groei te versterken en daarmee ook het draagvlak voor de economie en de werkgelegenheid.

Collega Van Ballekom zei het al: het budgettaire proces is verbeterd. Er was natuurlijk toch stevige kritiek van de Raad van State en de Rekenkamer. Daar kreeg je wel een beetje rode oren van. Ik ken dat proces nog wel van vroeger, maar ook ik kreeg rode oren, want zulke adviezen van de Raad van State en de Rekenkamer worden dan gewoon door het kabinet terzijde gelegd. Dat verdient geen navolging als het over zulke grote zaken gaat. Zoals de heer Van Ballekom ook al zei, is het goed dat alle investeringen nu aan parlementaire goedkeuring worden onderworpen. Gelet ook op de kritiek vanuit de Rekenkamer en de Raad van State was die parlementaire goedkeuring wel echt een manco. Dan de onafhankelijkheid van de commissie. De regering beslist en daarmee is de samenstelling van de commissie een feit. Ik denk niet dat we daar iets aan kunnen of moeten veranderen. De vraag is alleen — professor Eijffinger zei dat laatst ook nog — of er voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid is. Bij die deskundigheid noemde hij met name ook een aspect als duurzaamheid. Is dat wel voldoende meegewogen? Hij zette ook vraagtekens bij het feit dat er bestuurders van grote ondernemingen in zitten. Dat kan, mits de belangenscheiding uiteraard verzekerd is. Hij wees op de voorbeelden Noorwegen en Singapore. Ik neem aan dat daar in de toekomst nog een keer goed naar gekeken wordt.

Voor mijn fractie is het belangrijk dat we over enige tijd een toetsing en evaluatie krijgen van wat de eerste ervaringen na een of twee jaar zijn. Het feit dat we met Invest-NL nu 31 investeringsfondsen hebben, baart onze fractie ook wel zorgen. Wat dat betreft delen we de zorgen van de Rekenkamer.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Van Rooijen spreken over soortgelijke fondsen in Noorwegen en Singapore. Het is heel interessant dat hij die opvoert, want dat zijn structureel heel andere fondsen. Zij beleggen geld en daar wordt dagelijks heel goed gemeten — bij het Noorse fonds kunt u zelfs realtime op de computer zien hoeveel het fonds per seconde waard is — en beheren professionals het geld. Dat is een heel ander verhaal dan wat hier plaatsvindt, waar het rendement er niet toe doet en niemand weet waar het geld naartoe gaat. Waarom noemt u deze fondsen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik citeerde professor Eijffinger die ik hier verder niet ten tonele kan voeren in antwoordende zin. Hij noemde dat met name omdat hij wees op de diversiteit die in die gremia in die landen bestaat, waarbij bijvoorbeeld ook het aspect duurzaamheid zo belangrijk was. Alleen daarom heb ik eraan gerefereerd. Het is helemaal waar dat er verder een groot onderscheid is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké, dan begrijp ik het. De heer Van Rooijen duikt altijd graag in de historie van de politiek. Ik wil hem er graag op wijzen dat deze beslissing in 1964 voorlag bij het kabinet. Ik ben even de naam van het kabinet kwijt, Marijnissen of iets dergelijks. De heer Van Rooijen vertelt nu dat hij Marijnen heet. Neem me niet kwalijk. Sorry, SP. De beslissing lag voor of het geld van het aardgas werd geïnvesteerd in een sovereign wealth fund. Dat is toen uitgebreid bekeken. Door Economische Zaken is besloten om dat niet te doen. Dat is verjubeld aan de welvaartsstaat, zoals we allemaal weten. Dat is dus wel ter sprake geweest in de jaren zestig. Dat zeg ik even tegen de heer Van Rooijen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we terugkeren naar het Nationaal Groeifonds. Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zal niet in het verleden duiken, maar ik heb in de jaren zeventig ook meegemaakt dat, toen de aardgasbaten door het dak gingen, daar ook niet op de meest evenwichtige manier mee is omgesprongen, zij het — dat moet ik hier wel zeggen — dat wij, toen we in het kabinet-Den Uyl met de oliecrisis en werkloosheid geconfronteerd werden, het koene besluit hebben genomen om, let wel, 4 miljard in het WIR-fonds te stoppen. 4 miljard stond gelijk 40 punten vennootschapsbelasting als je de gasbaten eruit liet. Ik zeg nog steeds altijd: linkse kabinetten regeren rechts en rechtse kabinetten regeren links. Dat kan met name dit kabinet zich enigszins aantrekken.

Voorzitter. Ik rond af. Ik wil niet treden in de wedstrijd tussen Hoogduin en Teulings. De een, Teulings, vindt dat het redelijk grenzeloos zou kunnen zijn, maar dat meent hij niet helemaal, denk ik. Hoogduin wil vasthouden aan de 60%. Ik denk dat een 80%-norm goed is, waarbij we ons moeten blijven realiseren dat schulden wel moeten worden afgelost, ook als er een renteloos prijskaartje aan verbonden is.

Voorzitter. Onze fractie zal dit wetsvoorstel van harte steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Otten namens de fractie-Otten.