Plenair Van Apeldoorn bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 17 november 2020 (2020/2021 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Sinds jaar en dag vraagt mijn fractie aandacht voor de groeiende ongelijkheid en tweedeling in ons land, voor het gebrek aan economisch perspectief van velen te midden van de enorme rijkdom van weinigen. Dit contrast is er in al die jaren helaas niet minder op geworden, integendeel. Wat wel anders is dit jaar, is dat midden in de diepste economische crisis sinds de jaren dertig over bijna het gehele politieke spectrum het besef doorbreekt dat we nu eindelijk wat moeten doen aan deze groeiende sociale ongelijkheid. Het politieke en ideologische tij keert. Die verschuiving wordt versneld door de coronacrisis.

Het is geen toeval dat de directeuren van de drie planbureaus eensgezind de oproep hebben gedaan aan de politiek om meer te doen dan alleen de economische brand te blussen, maar om juist nu te investeren om de toenemende sociale kloof in ons land te dichten. Natuurlijk moet de brand geblust worden, maar wie het een doet, hoeft het ander niet te laten. Juist als we echt sterker uit deze crisis willen komen, zullen we beide moeten doen. Is de minister dat met mij eens en, zo ja, hoe gaat de regering dan gehoor geven aan de oproep van de planbureaus?

Het CPB stelt dat het niet de sterkste schouders zullen zijn die de zwaarste lasten van de coronacrisis zullen dragen, maar dat de klap juist bij de meest kwetsbare groepen terecht zal komen. Tot de kwetsbaren behoren onder anderen de velen zonder vaste baan en lager opgeleiden. Die kwetsbaarheid wordt nog eens vergroot wanneer er sprake is van een migratieachtergrond, vanwege systematische discriminatie in de arbeidsmarkt. In onze übergeflexibiliseerde arbeidsmarkt zijn met name jongeren en zelfstandigen als eersten de klos. Ook in het onderwijs dreigt de al bestaande kansenongelijkheid nog verder vergroot te worden. Mijn fractie zegt: des te meer reden om echt massaal in onderwijs te investeren, iets wat dit kabinet nalaat.

De coronacrisis is wereldwijd noch in Nederland de grote gelijkmaker, maar legt bestaande ongelijkheden pijnlijk bloot en vergroot deze. Dat is vandaag al veel gezegd. Dit geldt zowel voor de economische crisis als voor de gezondheidscrisis. Het feit dat er, zoals ook het CPB stelt, in ons land een sterke samenhang bestaat tussen gezondheid en sociaaleconomische positie en dat mensen met minder opleiding en minder loon ook nog eens minder lang leven dan mensen die wel meer opleiding en inkomen hebben gehad, krijgt in het licht van de huidige crisis nog eens een extra wrange lading. Maar dat was natuurlijk ook al voor de huidige crisis een schande. Zijn de minister en de staatssecretarissen dit met mij eens?

Voorzitter. Vanuit het besef dat ongekende tijden om ongekende maatregelen vragen, is deze Miljoenennota een hele andere dan die van alle voorgaande jaren. Maar mijn fractie was er wel door getroffen dat er toch evenzogoed heel weinig aandacht is voor de net door mij benoemde groeiende tweedeling en hoe de coronacrisis de bestaande kloven nog verder dreigt te vergroten. Nergens leest mijn fractie iets over concrete maatregelen die laten zien dat het dichten van die kloven ook een prioriteit is voor dit kabinet. En toen we de minister hiernaar vroegen in de schriftelijke ronde, bleek hij deze maatregelen ook niet te kunnen noemen.

Maar ik gun de minister graag een herkansing. Over de aanpak van armoede lezen we in de Miljoenennota maar een enkele passage. Er wordt volgend jaar 48 miljoen aan uitgegeven. Dat is welkom, maar dit gaat de armoede niet terugdringen, terwijl je op je vingers kan natellen dat zonder extra beleid de armoede door de crisis weer zal toenemen, wereldwijd maar ook in Nederland, ook onder kinderen. Dit terwijl de regering dankzij het werk van deze Kamer nu juist gebonden is aan het stelselmatig terugdringen van armoede onder kinderen. Hoe gaat de regering er dan voor zorgen dat deze reductiedoelstelling nu niet in gevaar komt, zo vraag ik de minister.

Het is al vaak gememoreerd: deze minister heeft diepe zakken. En dat is een goede zaak. Het kabinet doet wat nodig is om de economie voor een nog grotere ramp te behoeden. Mijn fractie heeft daarom bijna alle noodpakketten en steunmaatregelen gesteund. Maar wij constateren wel dat als het erop aankomt de zakken van deze minister dieper blijken voor de een dan voor de ander. De zakken blijken het diepst voor het redden van grote bedrijven, maar ook voor het spekken van het bedrijfsleven dat helemaal niet gered hoeft te worden maar prima winsten draait. In het eerste geval heb ik het bijvoorbeeld over de miljarden die gestoken zijn in de KLM, onder wat mijn fractie betreft slechte voorwaarden. In het tweede geval heb ik het natuurlijk over de zogenaamde BIK. Over deze nieuwe structurele schenking aan het bedrijfsleven van jaarlijks 2 miljard gaan we het nog uitgebreid hebben tijdens het Belastingplan. Maar ik constateer wel dat twee maanden na Prinsjesdag het kabinet, nu ook in de schriftelijke beantwoording van onze vragen, niet kan aantonen dat deze investeringskorting ook structureel tot meer banen leidt. Daar heb ik vanmorgen ook al op gewezen per interruptie. Het CPB laat ook zien dat dat niet zo is. Baangerelateerde Investeringskorting is dus een nogal misleidende benaming. Dat is propaganda die ook bij het CPB door de mand valt. Dat is geen fraai beeld, maar het roept ook de vraag op wat nu de echte reden is waarom het kabinet blijft vasthouden aan dit onzalige plan. Graag een reactie, ook van de minister.

Het aanjagen van private investeringen kan ons zeker mede uit de crisis helpen, maar doe dat dan daar waar het én banen oplevert én ook, als het even kan, direct maatschappelijke noden lenigt, bijvoorbeeld in de volkshuisvesting. "Bouwen, bouwen" horen wij soms ook van de coalitie, maar zorg er dan ook voor dat dat gebeurt. Schaf om te beginnen de verhuurderheffing af.

Mijn fractie blijft het ook schokkend vinden dat in een tijd waarin de miljarden je om de oren vliegen, de zorghelden die ook nu weer, tijdens de tweede golf, in de frontlinie staan, wat dit kabinet betreft geen structurele verbetering van hun beloning tegemoet mogen zien en dat de huurders zich tijdens deze recordrecessie geconfronteerd zien met de grootste huurstijging sinds jaren, omdat dit kabinet een generieke huurstop een brug te ver vindt. Dat is niet alleen asociaal maar druist ook zó tegen de tijdgeest in. Ja, het moet mij ook van het hart dat deze halsstarrigheid van de regering niet alleen een klap in het gezicht is van die zorgmedewerkers en van al die huurders, maar ook van het parlement. Want mijn simpele vraag is of deze regering de parlementaire democratie nu serieus neemt en de moties die deze Kamer heeft aangenomen, gewoon gaat uitvoeren.

Nu we het over uitvoering hebben: mijn fractie was uiteraard heel blij toen het kabinet met hulp van de Tweede Kamer besloten had 500 miljoen uit te trekken voor de compensatie van de ouders die zo veel onrecht is aangedaan door de Belastingdienst. Maar dat het maar niet lukt meer ouders op korte termijn die compensatie uit te betalen, is om gek van te worden, in de eerste plaats natuurlijk voor die ouders zelf, die al zoveel jaren van wanhoop kennen. Hier komen we nog op terug bij het Belastingplan, maar ik hoor nu ook al graag van de staatsecretaris wat de laatste stand van zaken is.

Voorzitter. Mijn fractie is blij dat met de coronacrisis zelfs bij de meest verstokte liberalen het besef doordringt dat de markt niet zonder een sterke overheid kan, en de samenleving nog minder. Maar voor wie is die overheid er dan en voor wie intervenieert de Staat in de markt? Niet dus om een huurstop af te dwingen of om onze helden in de zorg beter te belonen. Gaat het dan toch vooral om het redden van de markt als zodanig, om het herstellen van de private accumulatie van kapitaal? Graag een reactie van de minister. De inzet van de overheidsinvesteringen en van het overheidsingrijpen, nu en postcorona, moet zijn om deze ten goede te laten komen aan de samenleving, aan een sterkere publieke sector en aan onze brede welvaart, waarin die welvaart veel gelijker verdeeld wordt en tegelijkertijd onze economie veel duurzamer gemaakt wordt.

Hiermee kom ik op het Nationale Groeifonds. Mijn fractie is nog niet overtuigd; wel van de noodzaak van extra investeringen, maar dan moeten we er wel zeker van zijn — dat is ook al door andere sprekers gezegd — dat deze investeringen juist gaan voor die bredere welvaart, maar ook dat de keuzes voor die investeringen democratisch gelegitimeerd zijn. En het laatste hangt natuurlijk samen met het eerste, want als parlement wil je erop toe kunnen zien dat de juiste keuzes gemaakt worden. Die keuzes horen dus uiteindelijk thuis in het parlement en horen niet belegd te zijn bij een tamelijke elitaire adviescommissie, hoe deskundig ook. Want het is toch zo, zo vraag ik de minister, die op dit moment overigens druk overlegt met zijn collega, dat het parlement niet betrokken zal worden bij de keuzes waar het geld aan uitgegeven wordt?

Intussen, en dat is pure winst, lijkt dit kabinet met deze minister wel afgevallen te zijn van het heilige geloof in voortdurende bezuinigingen en van de obsessie met het omlaag brengen van het begrotingstekort op basis van achterhaalde economische theorieën. Kennelijk ontbrak het aan het besef dat hiermee niet alleen de publieke sector en de sociale veerkracht van onze samenleving grote schade werd toegebracht, maar ook de economie, waardoor het ironisch genoeg juist langer duurde voordat de staatschuld in percentage van het bnp weer afnam. Maar gelukkig wordt deze crisis anders aangepakt. De minister zal het natuurlijk niet toegeven, maar hij lijkt hiermee toch impliciet afstand nemen van de aanpak van de vorige crisis.

Mijn fractie hoopt in ieder geval dat we nu definitief verlost zullen zijn van de neoliberale bezuinigingsdwang die ons land eigenlijk al sinds het begin van de jaren tachtig teistert. Dit betekent zeker niet dat we de staatschuld maar eindeloos moeten laten oplopen. Het betekent wel dat je in een crisis moet investeren in plaats van de economie te laten creperen. Het betekent dat we overheidsfinanciën ook houdbaar kunnen maken door de belastingen te verhogen voor hen die dat kunnen dragen in plaats van het af te wentelen op de samenleving als geheel en op de meest kwetsbaren. Is ook dat een inzicht waar mijn fractie deze regering in mee kan nemen, zo vraag ik de minister. Met het invoeren van een miljonairsbelasting hoeven we natuurlijk helemaal niet te wachten. Dan zouden we eindelijk eens wat doen aan de ook door deze regering geconstateerde extreme vermogensongelijkheid in ons land, terwijl zo'n belasting er mede voor zou zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Voorzitter, ik sluit af. Het gaat helaas nog steeds slecht met onze volksgezondheid. Er zijn helaas nog dagelijks tientallen nieuwe coronadoden te betreuren. Ondanks alle steunpakketten, die zeker hun werk gedaan hebben, gaat het nog lang niet goed met onze economie en zijn de vooruitzichten somber. Velen zullen alsnog hun baan verliezen of hun bedrijf over de kop zien gaan.

Maar wel positief is het voortschrijdend inzicht dat we zien als het gaat om hoe we omgaan met onze economie, met waar de grenzen van de markt moeten liggen en wat de taak van de overheid is ten opzichte van die markt. Het is fijn dat het CDA sorry heeft gezegd voor Rutte I, de PvdA voor Rutte II en de VVD voor Rutte III, en dat vrijwel alle partijen zeggen dat het socialer in plaats van liberaler moet. Uitzicht op iets beters begint bij inzicht in wat fout gegaan is. Maar dat is nog slechts het begin. Bij het uitwerken van concrete stappen in een sociale richting denken wij graag mee; we denken er immers al een tijdje over na. Natuurlijk zien wij zoals altijd uit naar de beantwoording van de minister en de beide staatsecretarissen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van Apeldoorn. Dan geef ik graag het woord aan de heer Koffeman namens de fractie van de Partij voor de Dieren.