Plenair Van Hattem bij behandeling Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer en herijking Grondwetsherzieningsprocedure



Verslag van de vergadering van 6 oktober 2020 (2020/2021 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Ik ga het primair alleen hebben over het voorstel ten aanzien van het kiescollege.

Met dit voorstel wil het kabinet onze Grondwet wijzigen, zodat personen met een Nederlandse nationaliteit die in het buitenland wonen, voortaan ook kunnen stemmen voor de Eerste Kamer. Omdat het kabinet daarbij vast wil houden aan getrapte verkiezingen, moet er een zogenaamd kiescollege worden ingesteld, omdat er geen sprake is van ingezetenen van een Nederlandse provincie. Typisch een voorstel wat voortkomt uit het elitaire, kosmopolitische wereldbeeld van de D66-minister: het maakt niet uit waar je woont, het ingezetenschap van een natiestaat is niet het uitgangspunt, maar het globalistische ideaal van de wereldburger. De minister gaat hierbij echter voorbij aan de huidige systematiek van onze Grondwet ten aanzien van het ingezetenschap als grondslag voor de verkiezing van de Provinciale Staten en daarmee indirect van de Eerste Kamer. De minister kiest er nu voor om het systeem van getrapte verkiezingen voor de Eerste Kamer in stand te houden, terwijl ze ook had kunnen inzetten op betere alternatieven, een direct gekozen Eerste Kamer of, nog beter, het afschaffen van de Eerste Kamer. Helaas, wederom geen echte democratische vernieuwing en invloed voor onze burgers. In plaats daarvan wordt met dit wetsvoorstel gerommeld aan het belang van het ingezetenschap van de in ons land wonende kiesgerechtigde Nederlanders.

En dat ingezetenschap is van belang. Wie in een Nederlandse provincie woont, krijgt immers te maken met gevolgen van beleidskeuzes in die provincie, zoals de overlast van megawindparken voor de uitvoering van de Regionale Energiestrategie en het Klimaatakkoord, met de huisvesting van statushouders in de gemeenten, met de plaatsing van asielzoekerscentra, met hogere opcenten op de motorrijtuigenbelasting voor de bekostiging van linkse hobby's, et cetera, et cetera. Wie er echter voor kiest om in het buitenland te gaan wonen, bijvoorbeeld in een Vlaamse villa, zoals Frans Timmermans, of genietend van het Zwitserse levensgevoel, zoals Jan Pronk, heeft ook geen last van deze ellendige maatregelen waar Nederlandse ingezetenen wel mee te maken hebben. Wie er bewust voor kiest om in het buitenland te gaan wonen, moet dan ook niet klagen geen stem te hebben in een Nederlandse provincie en daarmee dus ook niet in de Eerste Kamer.

De opstellers van de huidige Grondwet hebben in 1983 bewust gekozen voor de grondslag van het ingezetenschap. Noch in de memorie van toelichting, noch tijdens de behandeling in de Tweede Kamer, noch in de schriftelijke voorbereiding in deze Kamer heeft de minister goed duidelijk kunnen maken wat onder de huidige omstandigheden voor de systematiek van de Grondwet nu echt het verschil en de noodzaak zijn om tot een andere afweging te komen over het stemrecht voor de Eerste Kamer door Nederlanders in het buitenland. Ook de Raad van State gaf dit als kritiek. Dit is met slechts een verwijzing naar het regeerakkoord onvoldoende onderbouwd. In de daaropvolgende nadere uitleg beperkt de minister zich tot een statement dat het onevenwichtig is, en beroept zich op een verzoek tot inventarisatie uit 2014. Een duidelijk antwoord op de waarom-vraag zit er niet in. Opmerkelijk is bovendien dat de minister in een reactie op de Raad van State stelt dat zij vanwege het feit dat de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken een afschrift van een brief op 5 maart 2019 ter kennisgeving heeft aangenomen, de indiening van dit wetsvoorstel genoegzaam is voorbereid. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Kennisnemen van een ingezonden brief in de commissie is geen vorm van impliciete instemming door de Eerste Kamer. Betekent dit dat we voortaan over ieder ingekomen stuk schriftelijk overleg met het kabinet moeten gaan voeren, omdat anders de minister de conclusie kan trekken "wie zwijgt, stemt toe"?

Voorzitter. Uit de schriftelijke behandeling blijkt dat de minister geen idee heeft hoeveel personen met de Nederlandse nationaliteit in het buitenland wonen. Een duidelijke registratie daarvan wordt niet bijgehouden. Het zou naar schatting gaan om zo'n 640.000 kiesgerechtigden. Dat zullen niet alleen expats zijn, maar bijvoorbeeld ook geremigreerde Turken en Marokkanen. Een aanzienlijk deel van hen zal ook beschikken over een dubbele nationaliteit, wat de nodige risico's met zich meebrengt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel. Het zou bijvoorbeeld niet ondenkbaar zijn dat in Turkije of Marokko stemmen worden geronseld onder Nederlandse stemgerechtigden om een islamitische partij in het kiescollege voor de Eerste Kamer te krijgen. De minister gaf in de Tweede Kamer aan de dubbele nationaliteit alle ruimte te geven. Ik citeer: "Nederlanders met een dubbele nationaliteit hebben uit de aard der zaak ook de Nederlandse nationaliteit. Deze categorie Nederlanders komt dus net zo goed in aanmerking voor het kiesrecht voor het kiescollege van Nederlanders in het buitenland als de Nederlanders met een dubbele nationaliteit die ingezetenen zijn van een provincie of een Caribisch openbaar lichaam en uit dien hoofde kiesrecht hebben voor de Provinciale Staten of het kiescollege in de Caribische openbare lichamen."

Wat de PVV betreft horen mensen met een dubbele nationaliteit in Nederland geen actief of passief kiesrecht te hebben om zo de schijn van een dubbele loyaliteit in het openbaar bestuur te voorkomen. Onze Tweede Kamerleden Wilders en Bosma hebben vorig jaar een initiatiefwet ingediend om de Grondwet hiertoe te wijzigen. In lijn met het initiatiefvoorstel is het ook onwenselijk om in het kiescollege leden met een dubbele nationaliteit toe te laten. Ik dien dan ook een motie in om dat tegen te gaan.

Voorzitter. In de schriftelijke ronde heeft onze fractie de minister gevraagd hoe de kandidaatstelling voor het lidmaatschap van het kiescollege zal worden geregeld en of net als bij de Provinciale Statenverkiezingen een minimumaantal ondersteuningsverklaringen zal worden vereist. Welke kiezers moeten dan een ondersteuningsverklaring overleggen, aangezien er bij mensen in het buitenland geen binding is met een kiesdistrict? De minister doet dit af met de reactie dat het zou moeten gaan om kiesgerechtigde kandidaten die buiten Nederland wonen, maar dat het nog nader moet worden geregeld in de uitvoeringswetgeving. De vraag blijft toch of er dan nog wel sprake is van een gelijkwaardig speelveld ten aanzien van partijen in de provincie, die aan hun kiesdistrict gebonden zijn. Bovendien moet voor zo'n ondersteuningsverklaring ook fysiek getekend worden op het gemeentehuis. Deze vraag is voor de uitvoerbaarheid van de wet essentieel. Kan de minister daar toch duidelijkheid over verschaffen?

Verder is het de vraag of met deze grondwetswijziging de door de minister gestelde onevenwichtigheid echt is opgelost. In de Tweede Kamer stelde de minister dat dit voorstel er ligt om "recht te doen aan het feit dat alle Nederlanders invloed zouden moeten kunnen hebben op de Staten-Generaal, die tenslotte alle Nederlanders vertegenwoordigen." De Nederlanders woonachtig op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten worden echter van deze wet uitgesloten, volgens de minister omdat ze daar hun eigen verkiezingen hebben en anders dubbel actief kiesrecht zouden krijgen. Bovendien worden de vertegenwoordigende organen van de eilanden al betrokken bij de totstandkoming van rijkswetten. "Betrokkenheid bij de totstandkoming" is echter wat anders dan invloed op het aannemen of verwerpen van wetten in de Eerste Kamer. Daarin is de minister dus niet consistent. Bovendien worden de Nederlanders op de Caribische Eilanden uitgesloten, maar mogen inwoners van bijvoorbeeld Turkije met een Nederlandse en een Turkse nationaliteit van de minister wel dubbel, actief kiesrecht uitoefenen door in Turkije hun stem uit te brengen op Erdogan en voor Nederland op de lange arm van Erdogan. Dat maakt deze wet intrinsiek krom.

Voorzitter, tot slot. Met betrekking tot deze wet was voorlichting gevraagd aan de Raad van State over de stemwaarde voor het kiescollege. De minister had in de memorie van antwoord beloofd dit aan deze Kamer te doen toekomen. Volgens de website van de Raad van State is op 30 september jongstleden de voorlichting vastgesteld, maar is deze nog niet online gepubliceerd. Uiteindelijk ontvingen we pas laat gistermiddag per e-mail deze informatie. Voor goede bestudering is er nog nauwelijks tijd geweest. Bij een eerste snelle lezing valt me wel op dat de Raad van State in zijn conclusies over de voorliggende grondwetswijziging betwijfelt of er aanleiding bestaat om het karakter van de verkiezing van de Eerste Kamer nu in fundamentele zin te heroverwegen vanwege de toekenning van stemrecht aan Nederlanders buiten Nederland, ook omdat het volgens de Afdeling om een relatief gering aantal kiesgerechtigden gaat. Dit roept de vraag op of we op deze manier vandaag wel tot een zorgvuldige afhandeling van het wetsvoorstel kunnen komen.

Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat de PVV dit wetsvoorstel niet zal steunen. Het andere wetsvoorstel, het wetsvoorstel Herijking grondwetsherzieningsprocedure, kan onze fractie wel steunen.

Voorzitter. Tot zover in eerste termijn. De in te dienen motie gaat over het voorkómen van een meervoudige nationaliteit voor leden van een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Ton van Kesteren, Bezaan, Van Strien en Faber-van de Klashorst wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister aangeeft dat Nederlanders met een dubbele nationaliteit ook in aanmerking komen voor het kiesrecht voor dit kiescollege;

overwegende dat het onwenselijk is dat politieke ambtsdragers een meervoudige nationaliteit hebben;

roept de regering op in het verdere wetgevingstraject maatregelen te treffen om een meervoudige nationaliteit voor leden van een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (35418).

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Baay-Timmerman namens de fractie van 50PLUS.