Plenair Wever bij debat over de uitvoering van de motie-Kox c.s. over het komen tot een reductiedoelstelling teneinde de armoede onder kinderen structureel te verlagen (EK 34.775, letter D)



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Wever i (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie wil ik graag beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de staatssecretaris en voor het gehele kabinet, vanwege de inspanningen die zijn geleverd om op dit ingewikkelde dossier van kinderarmoede met duidelijke ambities te komen. Het bestrijden van kinderarmoede, zowel in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk als in Nederland zelf, is immers ingewikkeld en hardnekkig.

Ja, de Eerste Kamer is al lang in gesprek met de staatssecretaris en het heeft lang geduurd voordat er antwoorden kwamen op de motie van 5 december 2017 van collega Kox, die met uitzondering van de PVV door alle partijen is ondersteund. Jawel, ook door de VVD, omdat ook wij vanzelfsprekend bij voorkeur geen kinderarmoede zouden kennen in ons land. We willen er ook alles aan doen om de armoede omlaag te brengen en bij voorkeur af te schaffen. We willen echter als VVD ook realistisch blijven en we beseffen dat er geen land ter wereld is waar helaas nog armoede is, ook onder volwassenen en ook onder kinderen. Wij zijn ook van mening, dat de rijksoverheid niet alleen in staat is om iets te doen aan kinderarmoede, maar dat ze daarbij afhankelijk is van vele andere partijen: gemeenten, onderwijsorganisaties, UWV, Divosa, jeugdzorginstellingen et cetera. Daarnaast ook nog eens van de staat van onze economie, die voor een zeer belangrijk deel bepalend is voor de welvaart in ons land.

Bij brief van 19 december 2019 heeft de staatssecretaris de vier ambities van het kabinet verwoord, namelijk dat ieder kind in een gezin met een laag inkomen kan meedoen, dat het aantal huishoudens met een laag inkomen een dalende trend moet laten zien, dat er kwalitatief inzicht komt en dat er een periodiek overzicht komt van goede initiatieven en voorbeelden. Deze ambities zijn in goed overleg met de VNG tot stand gekomen en zijn voor onze fractie een afdoende antwoord geweest op de motie-Kox. Op 21 januari van dit jaar zijn de ambities van de staatssecretaris en het kabinet besproken in een mondeling overleg, tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de commissies KOREL en SZW. In dit overleg werd duidelijk dat zeer veel fracties een concretisering van deze ambities wilden, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een brief van de staatssecretaris van 9 april jongstleden. Hierin geeft de staatssecretaris concreter aan, te willen streven naar aan afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2% in 2015 naar 4,6% in 2030. Dat zou aan het einde van deze kabinetsperiode een daling naar ongeveer 7,2% betekenen. Dit roept vragen op bij de VVD-fractie. Zoals ik al eerder zei, is in onze ogen het Rijk niet in staat om deze doelstelling alleen waar te maken. Sterker nog, er liggen grotere taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op dit terrein bij gemeenten en andere instellingen.

Ik geef een voorbeeld van de complexiteit die met de genoemde ambitie van de staatssecretaris samenhangt. Ik woon zelf in Heerlen, regio Parkstad. Dat is een van de zwakkere economische regio's in ons land. Volgens het CBS is het aantal mensen dat een bijstandsuitkering ontvangt in Limburg, in Parkstad het hoogst. In het merendeel van de wijken in mijn gemeente, maar ook in Brunssum en Kerkrade wijkt het aantal ook echt meer af van andere delen in ons land. Eind 2017, toen het al stukken beter ging met Nederland, ontvingen bijvoorbeeld zo'n 517.000 mensen een bijstandsuitkering. Dat komt neer op gemiddeld 33 per 1.000 inwoners. In mijn omgeving ligt dat rond de 80 per 1.000 inwoners. In mijn tijd als directeur Werk en Inkomen in de gemeente Kerkrade, rond de periode 1998-2001, en in mijn tijd als secretaris van het Werkvoorzieningsschap in die regio lagen deze cijfers ook al zo hoog, ondanks allerlei visies die we toen ook hadden, beleidsnota's, actieplannen en programma's. Dit toont ten eerste aan dat het kortom zeer complex is om iets te doen aan die cijfers en die cijfers echt omlaag te krijgen. Het toont verder aan dat er grote regionale verschillen zijn in ons land en het toont aan dat gemeentes hier echt veel te doen hebben.

Armoede is kortom een zeer hardnekkig probleem dat alleen op basis van uitstekende samenwerking tussen alle betrokken partijen met zeer veel moeite omlaag gebracht kan worden. Gelet hierop wil onze fractie graag van de staatssecretaris vernemen of zij het met ons eens is dat de grootste inzet om te komen tot een reductie van kinderarmoede niet bij het Rijk is gelegen, maar bij partijen zoals gemeenten, met wie intensief zal moeten worden samengewerkt. Hierop aansluitend zouden wij tevens graag willen weten of de staatssecretaris voornemens is om met de VNG, Divosa, onderwijsorganisaties en jeugdzorginstellingen convenanten af te sluiten om concrete afspraken te maken rondom de inspanning om kinderarmoede te reduceren.

Meneer de voorzitter. Zoals aangegeven zijn er ook grote verschillen tussen regio's en hebben wij ook nog te maken met een economie die gemiddeld genomen met golven van zeven jaar op en af gaat. Actueel in dit verband is de coronacrisis, die momenteel een grote impact heeft op onze economie. Ondanks prima maatregelen van het kabinet en de NOW- en Tozo-regelingen zien we nu al dat de aanvragen voor bijstand en WW toenemen. En de verwachting is dat die toename het komende jaar en, afhankelijk van een tweede golf, de komende jaren fors zal stijgen. Onze vraag aan de staatssecretaris is of het dan realistisch is om de doelstelling van 7,2% in 2021 waar te kunnen maken.

Tevens vragen wij ons af of het verstandig is om met deze concrete doelstellingen te gaan werken. Zijn dit nou inspanningsverplichtingen? Of hoe moeten wij dit zien? Stel dat je de doelstelling niet haalt en we spreken de staatssecretaris erop aan, maar uit alle data blijkt dat gemeenten niet in staat waren om de nodige maatregelen te nemen — die gemeenten zijn nu overigens al fors aan het bezuinigen in hun kadernota's en hun voorbereiding voor de begroting van 2021 — wat schieten we hier dan mee op en wie is er dan verantwoordelijk?

Verder hebben we ook nog de uitspraken rondom het arrest-Urgenda. Mij lijkt dat wij daar ook nog wel wat van geleerd hebben, namelijk dat we voorzichtig moeten zijn met het benoemen van concrete doelstellingen, want wie wordt er nou straks waarop aangesproken bij een rechter? Ook hier zouden wij graag een reflectie van de staatssecretaris op zien.

Naast de concrete doelstelling over de reductie van het percentage kinderarmoede wordt in de ambities ook nadrukkelijk gesteld te gaan sturen op meer werk en meer uren aan het werk. Wij zijn het met het kabinet eens dat de beste methodes om kinderarmoede te bestrijden, zijn gelegen in het aan het werk houden van ouders, het meer uren werken door deze ouders en het zorg dragen voor adequate opleidingen voor de betreffende kinderen.

In onze ogen kan dit alleen slagen als alle betrokken partijen hier gezamenlijk de schouders onder zetten en middels convenanten ter zake afspraken maken. We roepen het kabinet dan ook op om voortvarend met deze convenanten aan de slag te gaan. We willen echter ook waarschuwen voor overdreven verwachtingen. We denken echt dat het een utopie is dat we armoede in deze tijd volledig kunnen laten verdwijnen, ook al zou ik het nog zo graag willen. Maar we willen er alles aan doen om het zo veel mogelijk terug te dringen.

Meneer de voorzitter, ik kom tot een afronding. De VVD-fractie herhaalt de waardering voor de inspanning die geleverd is door de staatssecretaris en ondersteunt de ambities zoals die zijn verwoord in de brief van 19 december 2019, maar heeft wel vraagtekens bij de concretisering van de percentages. Wij zien uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wever. Dan is het woord aan mevrouw Moonen.