Plenair Essers bij voortzetting behandeling Wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Essers i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou ook graag de staatssecretaris en de ambtenaren willen bedanken voor de "to the point"-beantwoording. Het is bepaald geen eenvoudige wet die voorligt. Het gelijkheidsbeginsel is altijd buitengewoon moeilijk, omdat het twee kanten heeft. Ik zal daar zo meteen nog op terugkomen.

Voorzitter. Ik wil graag terugkomen op de vraag welke ruimte de Hoge Raad ons nu eigenlijk laat. Er wordt gesuggereerd dat de Hoge Raad ons eigenlijk geen ruimte laat. Dat is niet waar. De Hoge Raad laat wel degelijk ruimte aan het parlement, maar, zoals ik het interpreteer, zegt de Hoge Raad: de keuze die jullie maken, moet wel weer in overeenstemming zijn met datzelfde gelijkheidsbeginsel, dus als jullie een keuze maken die ermee in strijd is, heb ik weer een probleem en zal ik zelf een keuze moeten maken.

De Hoge Raad zegt ook heel duidelijk iets in de richting van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad van Beroep had een oplossing die een aantal van de collega's ook wil overnemen. De Hoge Raad zegt namelijk dat die keuze van de Centrale Raad van Beroep om de uitzondering breder toe te passen — ik citeer — "duidelijk" — dat zegt de Hoge Raad niet zo snel — "in strijd is met het vermelde uitgangspunt van de Participatiewet om bij de beoordeling of een persoon recht heeft op een bijstandsuitkering, in situaties van een gezamenlijke huishouding rekening te houden met de middelen van de partner, ongeacht de graad van verwantschap". Dat is wat de Hoge Raad zegt. De Hoge Raad zegt dus: u bent vrij om het zelf in te vullen, maar als u de Centrale Raad van Beroep volgt, moet u wel fundamenteel de Participatiewet opnieuw bekijken. Want als je bij één wetje voor een gezamenlijke huishouding dat uitgangspunt van het vangnetkarakter van die Participatiewet gaat omzeilen, dan heb je een probleem. Dus je moet dan echt fundamenteel de hele Participatiewet opnieuw gaan bekijken. Dat zegt de staatssecretaris ook in haar beantwoording.

Ik zie toch een aantal gevaren als je ervoor kiest om de weg van de Centrale Raad van Beroep te bewandelen. Ik heb het ook al in mijn interruptie genoemd. Als je zegt dat je de gemaakte uitzondering voor bloed- en aanverwanten in de tweede linie eigenlijk helemaal nog niet zo slecht vindt — daarbij wordt die zorgbehoefte als een soort criterium gebruikt om af te wijken van dat vangnetkarakter van de Participatiewet — dan zeg je daarmee eigenlijk dat de lijn waarbij mensen die ongehuwd samenwonen, een zorgbehoefte hebben en niet op hun hele inkomen en vermogen worden beoordeeld, fout is. Dat heeft wel consequenties. Juridisch gezien is dan de vraag of dit eigenlijk niet al vanaf 1 januari 2004 het geval is geweest. Moeten we dan niet met terugwerkende kracht die ongelijkheid herstellen? Je moet je dat dus heel goed realiseren.

Bovendien zijn er allerlei andere juridische consequenties waarvan ik denk dat we die nu nog niet helemaal overzien. We hebben het al gehad over de positie van gehuwden. Een andere vraag die kan worden gesteld, is of het criterium van die zorgbehoefte wel voldoende kan zijn om een andere invulling van die huishoudinkomens- en vermogenstoets te propageren.

Voorzitter. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de budgettaire aspecten. Nu is het een heel beperkte groep, maar als je die uitbreidt tot iedereen die samenwoont en een zorgbehoefte heeft, dan heb je het natuurlijk over een veel groter aantal; zeker als je ook nog over terugwerkende kracht praat.

Dus mijn fractie is oprecht van mening dat de keuze die de regering in dit wetsvoorstel maakt om de bestaande ongelijkheid weg te nemen bij de broers en zussen — laat ik het zo maar even samenvatten — een verstandige keuze is. Met dien verstande dat in die gevallen waarbij er echt dingen fout dreigen te gaan, schrijnende gevallen, gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid die de wetgeving nu al biedt. Je kunt bijzondere bijstand verlenen en je kunt gebruikmaken van de hardheidsclausule door uitdrukkelijk met de gemeenten in gesprek te gaan om daar beleid op te voeren. Daarnaast hebben we nog een lange overgangstermijn van twee jaar om daarnaartoe te groeien.

Dus al met al zal ik zeggen: bezint eer ge begint. Wij steunen het wetsvoorstel van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Dan is het woord aan de heer Van Gurp.