Plenair Van Strien bij behandeling



Verslag van de vergadering van 21 april 2020 (2019/2020 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Strien i (PVV):

Voorzitter. Als een lid van de Eerste Kamer een wetgevingsdossier krijgt toebedeeld over een onderwerp waar hij of zij nog niets van weet, dan is er een bepaald type vragen dat altijd kan worden gesteld. Heeft de regering het perspectief van de mensen die de wet moeten gaan uitvoeren betrokken bij de opstelling van de wet? Is er ook rekening gehouden met de problemen die de uitvoerders voorspellen? Het antwoord op deze vragen, die natuurlijk van enige context moeten worden voorzien, is meestal verrassend. Bij de voorbereiding van de wetgeving wordt zeer weinig aandacht besteed aan de problemen van de uitvoering en vrijwel nooit komen de mensen die deze problemen in de praktijk moeten oplossen zelf in de stukken aan het woord.

Dit was een letterlijk citaat uit het rapport getiteld Naar een zichtbaar, effectieve wisselwerking tussen beleid en uitvoering, van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat van de Eerste Kamer uit 2007. Men constateert dat de toetsing door de Eerste Kamer vooral is gericht op het inventariseren van mogelijke afbreukrisico's en invoeringskosten voor de overheid, maar juist niet op het beantwoorden van de vraag of een voorgenomen wet wel leidt tot de maatschappelijk gewenste effecten.

We hebben een paar maanden geleden de puinhopen bij de Belastingdienst gezien die dit illustreren. Maar de twee wetten die we vandaag behandelen, zijn ook bij uitstek voorbeelden van wetten waarbij in het geheel niet is gekeken of ze wel leiden tot het beoogde doel. Dat gold in de zomer van 2018 ook al voor de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, toen we die wet in de Eerste Kamer hebben goedgekeurd. Nou ja, de PVV-fractie deed dat natuurlijk niet, maar de rest van de Kamer wel.

Het doel van deze gewijzigde vierde Anti-witwasrichtlijn en de implementatie ervan in de Nederlandse wetgeving zou zijn: het voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme. Dat in het geheel niet gekeken wordt of deze wetten wel leiden tot het beoogde doel, verzin ik niet zelf; dit is niet alleen voor de PVV duidelijk, maar ook voor de minister. De minister schrijft dat namelijk zelf in de memorie van toelichting. Ik citeer uit de beantwoording van een van onze vragen. "Het OM registreert niet op grond van welk soort informatie een strafzaak is gestart. De verdachte transactie wordt dan ook niet als zodanig expliciet genoemd in het bewijsmiddelenoverzicht in het strafdossier. Het voorgaande brengt met zich mee dat de verdachte transacties een belangrijke bijdrage leveren aan de arrestaties en de vervolging van verdachten van misdrijven." Dat laatste is volstrekt uit de lucht gegrepen, zeg ik er maar even bij, want dat volgt helemaal nergens uit. Ik ga verder met het citaat. "Niet kan worden aangegeven bij hoeveel verdachte transacties sprake was van een arrestatie of vervolging van drugshandelaren, witwassers en terroristen, en hoeveel politiek prominente personen, oftewel PPP's of PEP's zich daaronder bevonden."

Kortom, er is niet het geringste zicht op de effectiviteit van deze wet. Maar daarvoor heeft de financiële sector naar verluidt inmiddels wel een controleapparaat van zo'n 6.000 medewerkers aangetrokken, om aan de eisen van de vigerende wet te voldoen. Hoeveel er daar nu bij moeten komen, weet de minister ook niet, maar misschien vindt hij dat niet zo belangrijk. Voor de minister is vooral belangrijk dat hij voldaan heeft aan een Europese richtlijn. Het zal u niet verbazen, voorzitter, dat dat laatste argument voor de PVV-fractie geen enkele rol speelt. Wij hebben, zoals bekend, niet zo veel met Brussel. Wij kijken uitsluitend naar de doelstelling en de effectiviteit van deze wetten, en daar zetten wij ernstige vraagtekens bij. Ik nodig de minister dan ook uit om met harde cijfers op basis van de vigerende wet aan te tonen dat het anders zou liggen.

Voortdurend worden in deze wetten "witwassen" en "terrorisme" in één adem genoemd. In de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord wordt het woord "terrorisme" in totaal maar liefst 40 keer genoemd. Het is onduidelijk waarom, want met terrorismebestrijding heeft deze wet helemaal niets van doen. Witwassen komt voort uit crimineel handelen. Het doel is crimineel verkregen geld in de bovenwereld te kunnen gebruiken. Financiering van terrorisme staat hier in feite los van. Terrorisme komt vooral voort uit religieus fanatisme, en kan met wit en met zwart geld gefinancierd worden. Sterker nog, het gebeurt vooral met zwart geld, namelijk oliegeld. Als er iets gebleken is uit het recente parlementair onderzoek naar ongewenste beïnvloeding van moskeeën, dan is het wel dat het daarbij vooral ging over geldstromen van miljoenen euro's uit Qatar, Koeweit en Saudi-Arabië naar Nederlandse salafistische en ultraorthodoxe moskeeën. Daar verandert deze wet helemaal niets aan. En als er één effectief middel is tegen terrorisme, dan is dat wel: dichte grenzen. Die houden niet alleen het Wuhanvirus, maar ook terrorisme tegen. En die blijken nog dicht te kunnen ook.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is het woord aan mevrouw Sent van de fractie van de Partij van de Arbeid.