Plenair Otten bij voortzetting beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.46 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. We hebben de hele dag gesproken over de staat van de rechtsstaat en over de capaciteitsproblemen. Capaciteitsproblemen bij de politie en de opsporing, bij de recherche en bij de rechtspraak. Wij hebben geprobeerd daar een aantal structurele oplossingen voor aan te dragen. We waren ietwat teleurgesteld dat de minister onze ideeën een beetje kortaf en makkelijk afwees en zei: dat doen we nu al zo lang, daar ga ik verder niet over nadenken. Dat vonden we toch een beetje teleurstellend. We kennen de minister als een zeer open-minded persoon, dus dat viel ons een beetje tegen. Om te kijken of we een onderzoek kunnen doen naar een structurele aanpassing van het opsporingsmodel en om dat meer in lijn te brengen met succesvolle opsporingsmodellen in andere nabije landen, dienen wij een motie in. Dat is een motie voor de verhoging van de opsporing van misdrijven. Ik zal die zo aan de voorzitter overhandigen.

Daarnaast heb ik de minister voor Rechtsbescherming gevraagd naar een update over het onafhankelijk onderzoek naar het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951, dat in het regeerakkoord getiteld Vertrouwen in de toekomst is toegezegd. Ik begrijp dat de minister daar nog op terugkomt. Desalniettemin dien ik daar een motie over in. Immigratie is natuurlijk een enorm probleem dat je structureel, bij de bron moet aanpakken. En dat is bij het eventueel herzien of iets doen met het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951; een heel andere tijd en een heel andere situatie. Daar dienen we dus ook een motie over in. We wachten ook het antwoord van de minister voor Rechtsbescherming op dit vlak af. Afhankelijk daarvan kunnen we onze motie eventueel aanhouden, maar dat zullen we dan later beoordelen.

Ik overhandig nu de beide moties aan de voorzitter.

De voorzitter:

Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het opsporingspercentage van misdrijven in Nederland ver achterblijft bij ons omringende landen zoals Duitsland;

constaterende dat ook de aangiftebereidheid in Nederland ver achterblijft bij andere landen;

overwegende dat het Nederlandse vervolgingsbeleid gebaseerd is op het opportuniteitsbeginsel, waarbij vele zaken niet vervolgd worden, waardoor aangiftebereidheid en oplossingspercentages van misdrijven ver achterblijven bij internationale standaarden;

overwegende dat landen die gebruikmaken van het legaliteitsbeginsel, waar bij verdenking van misdrijven in principe altijd vervolging moet plaatsvinden, veelal (veel) hogere opsporingspercentages realiseren dan Nederland;

verzoekt de regering om een onderzoek in te stellen, bijvoorbeeld door het WODC, naar de mogelijkheden in hoeverre de (gedeeltelijke) invoering van het legaliteitsbeginsel kan bijdragen tot een meer effectieve en snellere rechtspleging, lagere recidive en een hogere aangiftebereidheid, zodat de misdaad effectief teruggedrongen kan worden in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter W (35300-VI).

Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van het kabinet-Rutte III uit 2017 op pagina 51 het volgende kabinetsvoornemen uitspreekt: "Het internationale asielrecht is gebaseerd op het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951. Dat blijft ook het kader voor dit kabinet. Maar de aard en omvang van de wereldwijde asielmigratie is in de afgelopen decennia drastisch veranderd. Het kabinet laat daarom onafhankelijk onderzoek doen of en zo ja op welke wijze het verdrag bij de tijd moet worden gebracht om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden voor het internationale asielbeleid van de toekomst.";

verzoekt de minister voor Rechtsbescherming om de Kamer voor 1 juni 2020 schriftelijk uitsluitsel te geven over de status van het bovenbedoelde onafhankelijk onderzoek naar het VN-Vluchtelingenverdrag en de inhoud van dit onafhankelijk onderzoek te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter X (35300-VI).

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan de heer Nicolaï.