Plenair Janssen bij behandeling Grondeigendom Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 3 maart 2020 (2019/2020 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. Allereerst dank aan de collegae voor alle concrete vragen; dat scheelt weer een hoop tijd omdat we die niet hoeven te herhalen. Vandaag hebben we het volgende hoofdstuk in de aanvullingen op de Omgevingswet. Ook hier geldt weer dat een gelijk beschermingsniveau het uitgangspunt is. Of dat wordt gehaald, is wederom de vraag, omdat van veel veranderingen nog niet duidelijk is hoe die in de praktijk gaan uitwerken. Bij deze Aanvullingswet zijn de gevolgen mogelijk nog ingrijpender voor individuele burgers, want het gaat hier niet over last of overlast — hoe vervelend ook — maar over eigendom, over huis en haard en dus ook over geld. We hebben daar wederom veel brieven over ontvangen, onder andere over de juridische consequenties. Ik haal ook maar weer de Raad van State aan, omdat die een aantal fundamentele opmerkingen en aandachtspunten had, en niet over de minste onderdelen. Ik stel vast dat de aanbevelingen echter mondjesmaat worden overgenomen. Ik stel ook vast dat ook hier de geest van de Omgevingswet regeert.

Laat ik een voorbeeld halen uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nadere rapport van 1 februari 2019. De conclusie onder 6.b4 is: "De Afdeling concludeert dat de rechtszekerheid en de belasting van de rechterlijke macht niet zijn gediend met het voorstel en dat het voorstel niet leidt tot de beoogde vermindering van bestuurslasten en eenvoudige toepassing van het instrumentarium. Het voorstel draagt evenmin bij aan de verbeterdoelen van het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht nu de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht er niet door worden vergroot. De Afdeling adviseert daarom het schrappen van de rekensystematiek die voortvloeit uit hoofdstuk 12 van de Omgevingswet door middel van de Aanvullingswet grondeigendom te heroverwegen."

Ik vind dat een erg duidelijke en stevige tekst, om het maar enigszins eufemistisch aan te geven. Mijn vraag aan de minister is dan ook heel concreet: is zij van mening dat met de aanpassingen, zoals die gedaan worden naar aanleiding van de heroverweging, nu aan de bezwaren van de Afdeling is tegemoetgekomen en — ik maak maar even de contramal — dat door de nu voorliggende regeling de rechtszekerheid en de belasting van de rechterlijke macht wel zijn gediend met het voorstel en dat het voorstel nu wel leidt tot de beoogde vermindering van bestuurslasten en eenvoudige toepassing van het instrumentarium? Is de minister van mening dat het voorstel nu wel bijdraagt aan de verbeterdoelen van het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht en de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht nu daadwerkelijk worden vergroot? Ik doe het even net andersom, maar volgens mij kan de minister daar wel mee uit de voeten. Ik krijg daar graag een helder antwoord op. En in aanvulling op wat de heer Rietkerk, mijn collega van het CDA, daarover zei: is over vijf jaar heroverwegen niet erg laat als blijkt dat er van alles misgaat?

Voorzitter. In de nadere memorie van antwoord, die mede is geschreven namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, wordt een aantal keren verwezen naar de spoedwet stikstof. Dan kom ik toch een beetje in de knel met het algemeen overleg in de Tweede Kamer van 20 februari. Ik kom daar zo op terug. Ik citeer uit de nadere memorie van antwoord: "Daarnaast zal het stelsel worden aangevuld met regels over specifieke maatregelen in verband met de stikstofaanpak uit de spoedwet aanpak stikstof. Een voorbeeld daarvan is de registratie van stikstofdepositieruimte. De nieuwe regels van de spoedwet worden daarmee gecontinueerd als onderdeel van het stelsel van de Omgevingswet." Maar dan raak ik een beetje in verwarring. We hebben in deze Kamer twee dagen over deze spoedwet gedebatteerd. Vervolgens werden we, net voor de stemmingen, overvallen door een akkoord met de landbouworganisaties waar we niks van wisten. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld en de beantwoording vond ik niet helemaal bevredigend, maar dat laat ik voor nu maar even. Maar is die spoedwet, die een combinatie vormde met een nog in te dienen noodwet, zo bleek op 20 februari in de Tweede Kamer, nu weer vervangen door een natuurbank? Ik raak dan het spoor een beetje kwijt, want de spoedwet wordt bijvoorbeeld als argument opgevoerd tegen de door het IPO geuite wens voor een in de Omgevingswet op te nemen compensatieregeling. Maar die nieuwe noodwet, die een combinatie had moeten vormen met die spoedwet, is ter ziele. Kan de minister duidelijk maken wat de status van die spoedwet en de daarin vervatte regels is en wat er nu eigenlijk verankerd gaat worden?

Zoals de minister van LNV zei in het algemeen overleg van 20 februari: de natuurbank komt inderdaad in de plaats van de noodwet. Dan vind ik het wat ingewikkeld om te volgen. De minister schudt nee, maar ik vind het wel ingewikkeld; ik heb dan ook minder mensen die mij daarin ondersteunen. Ik vind het wel ingewikkeld om te zien wat er daadwerkelijk straks wordt verankerd. Dat is best lastig, gezien het een en ander. Er worden argumenten gebruikt om iets niet te doen en het wordt wel uit elkaar geplukt; nou, we gaan het zien.

Voorzitter. Ik draag ook bij aan de spoedige voortgang van dit debat. Afrondend. Ook deze Aanvullingswet grondeigendom kenmerkt zich weer door veel veranderingen waarvan op de tekentafel is uitgedokterd dat zij misschien zouden moeten kunnen werken, maar waarvan dit in de praktijk nog buitengewoon onzeker is. We kregen er weer veel signalen over. De Raad van State was er ook helder over. Het is voor mijn fractie de volgende variabele in de vergelijking die de Omgevingswet is. Het brengt weer meer onduidelijkheid en onzekerheid wat ons betreft. In de wetenschap dat het hier kan gaan om huis en haard van mensen en dat het eigendom van burgers in het geding is, lijkt dit mijn fractie dan ook een volgende stap te ver.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Crone.