Plenair Van Gurp bij behandeling Aanvullingswet geluid Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Gurp i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De verleiding is groot om in te gaan op het verhaal van de heer Crone over die geluidsstille wegen waar paard en wagens over reden, want voor zover die toen al verhard waren, denk ik dat dat zo geluidsarm niet is geweest met die banden van toen. Het gaat immers niet alleen over het geluid van de motor, maar ook over het geluid van de banden. Waarmee ik maar aan wil geven dat het probleem waar wij over praten, niet nieuw is. Zolang er maatschappelijke activiteit is, wordt er geluid geproduceerd en zolang dat zo blijft, hebben wij met elkaar te maken met het evenwicht tussen het ontwikkelen van allerlei maatschappelijke activiteiten en het beschermen van bewoners tegen de lasten die dat met zich meebrengt.

In het wetsvoorstel dat nu voorligt, wordt die afweging grotendeels decentraal gelegd. Iets algemener gezegd: we hebben het over het beschermen van burgers tegen te veel regulering versus het beschermen van burgers tegen te weinig regulering. Dat is een ingewikkeld dilemma en daar zitten wij hier voor. Dat zit in het hart van het werk van deze Kamer. Bij de Omgevingswet hebben wij ook al aangegeven dat in de ogen van GroenLinks het evenwicht te veel doorslaat naar het geven van ruimte, zodat er te weinig bescherming wordt geboden aan kwetsbare natuurwaarden en burgers.

Daar zijn in het voortraject honderden pagina's teksten aan gewijd, met dank aan de minister en haar specialisten en ook met dank aan het bescheiden legertje eigen specialisten dat we daarvoor hebben opgetrommeld. Ik ga dat allemaal niet nog een keer overdoen, ook niet wat de techniek betreft. Ik wil ook niet heel erg treden in de bevoegdheidsverdeling tussen de overheden, want hoe belangrijk die ook is, onder de streep gaat het er uiteindelijk om wat die hele massa aan overheid betekent voor de burgers. Dat is de finale afweging die wij met elkaar moeten maken en in die finale afweging staat in onze ogen als het over geluid gaat met name de gezondheid van mensen centraal. Ik was dan ook buitengewoon gelukkig met het betoog van mevrouw Moonen daarover, alhoewel ik niet weet of zij uiteindelijk tot dezelfde conclusie komt, maakt zij in ieder geval grotendeels dezelfde overwegingen als wij.

De regering lijkt zich daarvan bewust. Ze doet ook een aantal juiste dingen. Ze neemt geluidsproductieplafonds op; de basisgeluidsemissie is een goede zaak. Jammer genoeg wordt de WAO-norm niet verankerd in de wet. Ik zou toch graag aan de minister willen vragen waarom nou eigenlijk niet, want dat doen we toch bij de luchtkwaliteit ook. Bij het geluid schuilt het gevaar in de kleine lettertjes en de uitzonderingen. Mevrouw Moonen sprak al over de uitzondering voor piekgeluid. Dat is ook onze vraag.

Een andere vraag gaat over de zogenaamd geluidsluwe gevel. Het eerste wat ik dan zeg, is: dat is wel een goed ding, maar dat moet je vooral niet in de wet opnemen. Vervolgens wordt dat toch wel lastig en is het: misschien moeten we het wel in de wet opnemen, maar ja, dan moet het niet al te hard in de wet opgenomen worden, want anders krijgen we "decentraal, tenzij". Nu wordt er opgenomen dat, bij overschrijding van de grenswaarden rekening gehouden moet worden met het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidsluwe gevel. Ik heb het tien keer gelezen en denk: wat staat daar nou eigenlijk? Er moet rekening gehouden worden met het belang van het beschermen van de gezondheid. Dat is tot je dienst, zou ik zeggen, maar zit daar nou ook enige verplichting in?

Dat is precies het punt. Op een andere manier komt dat punt bij dat handhavingsgat ook naar voren. Er zijn wel een hoop procesafspraken en je moet het nog eens wegen, maar het is uiteindelijk aan de gemeente om het wel of niet te doen. Het grote gevaar dat dan dreigt, is dat je weer naar een decentralisatie gaat, zonder voldoende helder bepaalde centrale normen. Ik ben voor vrijheid en decentraal, maar uiteindelijk zal dat binnen een centraal geregeld normenkader moeten gebeuren, wil je niet de belangen en de gezondheid van burgers onnodig belasten. Dat is in de kern onze kritiek en onze vraag: waarom wordt daar niet sterker voor gekozen?

Twee dingen licht ik er nog even uit, die overigens ook met elkaar te maken hebben. Een is waar er sprake is van samenloop van verschillende geluidbronnen. Anderen hebben daar ook over gesproken, cumulatie van geluid. Als puntje bij paaltje komt, wordt dat niet of in ieder geval niet voldoende hard geregeld. Als ik maar gewoon vanuit de burger redeneer, dan zit daar natuurlijk een probleempje. Je kunt wel zeggen: het is de sterkste geluidsbron, nee, het is de optelsom van de geluidsbronnen. Als we mensen willen beschermen, moeten we ze op dat punt beschermen.

Meer in het bijzonder — dat is mijn tweede punt — geldt dat voor de luchtvaart. Ik ben heel blij dat partijen daar aandacht aan besteden, onder druk van een hoop enthousiaste inbreng daarover, maar mijn vraag is of we daar ook consequenties aan verbinden. Het is mooi om daar vragen over te stellen. Wij stellen daar ook vragen over. Wat doet u daarmee? Het kan toch niet zo zijn dat dat niet meetelt? De ILT geeft nog eens aan dat de huidige normen al niet worden gehanteerd. Daar wordt vaak een loopje mee genomen. Hoe moet dat nou toch allemaal? Mensen maken zich daar hartstikke druk om, niet alleen om Schiphol, maar ook in Zuid-Limburg, ook in Eindhoven en in Rotterdam, bij al die regionale luchthavens. Vervolgens wordt er vrolijk gezegd: dat laten wij buiten beschouwing, want dat is een andere wet. Het is een normale economische activiteit, maar valt onder een andere wet. Dat kan in onze ogen nooit het juiste antwoord zijn. Ik doe dus een klemmend beroep om daar verandering in te brengen en wat ons betreft moeten we dat niet per evaluatie gaan bekijken. Als het niet goed geregeld is, moet je het aan de voorkant regelen en niet na een jaar in een evaluatie constateren dat het niet deugt.

Voorzitter. Ik ben 20 seconden over mijn tijd, maar de heer Crone had mij beloofd dat ik een minuutje van zijn tijd krijg en daarbinnen is er dan nog 30 seconden over. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Gurp.

Wenst één van de leden nog het woord in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging over dit wetsvoorstel tot later vanmiddag.

De beraadslaging wordt geschorst.