Plenair Moonen bij behandeling Aanvullingswet geluid Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Moonen i (D66):

Voorzitter. Met het opnemen van het onderwerp geluid binnen het kader van de Omgevingswet wordt hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder opgenomen in het stelsel en wordt tegelijkertijd de beleidsvernieuwing die voortkomt uit het project Swung, dat gaat over samenwerken aan de uitvoering van nieuw geluidsbeleid, doorgevoerd. De fractie van D66 heeft met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden op de vele vragen.

Wat voor de fractie van D66 als zorgpunt overblijft, is de gezondheid van mensen die in diverse situaties wel eens meer last kunnen gaan krijgen van geluidsoverlast, zonder dat ze hier zelf iets aan kunnen veranderen. De cijfers over de gezondheidseffecten als gevolg van lawaai zijn best heftig. Volgens het RIVM, ons eigen onafhankelijke wetenschappelijke instituut, worden in Nederland elk jaar ongeveer 84 hartinfarcten veroorzaakt door blootstelling aan geluid van wegverkeer. Na fijnstof staan geluid van wegverkeer en passief roken in Nederland op de gedeelde tweede plaats van factoren in de fysieke leefomgeving die de meeste ziektelast met zich meebrengen. Dat blijkt ook uit onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie. In mijn betoog zal ik een aantal situaties die effecten op de gezondheid kunnen hebben, bespreken. Ik zal ook op iedere casus apart een reactie van de minister vragen.

Voorzitter. In het Tijdschrift voor Bouwrecht stond in 2019 een interessant artikel. De titel van het artikel was De schuifruimte voor geluid in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De auteur was mevrouw Buitenhuis. Zij gaat in dit artikel uitgebreid in op het begrip aanvaardbaar geluidniveau. Ze schrijft daarover "een omgevingsplan moet rekening houden met activiteiten op geluidgevoelige gebouwen. Een omgevingsplan moet erin voorzien dat geluid aanvaardbaar is en een omgevingsplan moet rekening houden met het belang om de gezondheid te beschermen."

De gemeenteraad heeft vrijheidsgraden om daar invulling aan te geven. Zo kan hij bijvoorbeeld het gemeentelijke geluidbeleid, de historie en het klachtenpatroon een rol laten spelen. Aan de hand van een belangenafweging tussen het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving moet duidelijk worden welk geluidniveau aanvaardbaar is. De gemeenteraad kan onder bepaalde omstandigheden ook een lagere, hogere of andersoortige waarde stellen of geen waarde in het omgevingsplan opnemen. Dat wordt ook wel de schuifruimte genoemd.

Vorige week ben ik in mijn inbreng ingegaan op de balans tussen beschermen en benutten. De gevolgen van geluid voor de volksgezondheid moeten worden afgezet tegen de belangen van economie en woningbouw. Landelijke geluidnormen mogen overschreden worden indien daar goede argumenten voor zijn. Er komen, kortom, meer vrijheidsgraden voor die belangenafweging.

In mijn inleiding heb ik aangegeven waarom gezondheid in relatie tot geluid zo'n belangrijk onderwerp is voor onze fractie van D66. Dit leidt tot de volgende vragen aan de minister. Zijn gemeenten eigenlijk wel voldoende toegerust om afwegingen te maken over aanvaardbare geluidniveaus? Kunnen gemeenten de gevolgen voor de volksgezondheid hiervan overzien? Wat wordt er eigenlijk verstaan onder zwaarwegende economische of andere zwaarwegende belangen om af te mogen wijken? Kan de minister daar een nadere duiding van geven?

Bij de Crisis- en herstelwet, aan de wieg waarvan ik heb gestaan en die ik uiteindelijk ook heb gemaakt, mocht in specifieke situaties ook worden afgeweken van normen, maar daar zat de bepaling bij dat er na uiterlijk tien jaar alsnog voldaan moest worden aan de bij wet gestelde milieukwaliteitsnormen. Bij de Omgevingswet lijkt er sprake te zijn van een openeinderegeling: normen mogen permanent naar beneden worden bijgesteld. Nu gaat de Crisis- en herstelwet op in de Omgevingswet. Mijn vraag aan de minister is wat dit betekent voor de normen die worden aangepast. Geldt dan het uitgangspunt van de Crisis- en herstelwet dat na tien jaar alles weer op de gewenste milieukwaliteit moet zijn of geldt dan het uitgangspunt van de Omgevingswet dat dit permanent naar beneden toe bijgesteld mag worden?

Ik kom op mijn betoog over piekgeluiden, maar geef eerst een technische introductie. We zien dat de geluidwaarden uit de artikelen 2.17 en 2.17a van het Activiteitenbesluit overeenkomen met de waarden uit artikel 5.65 in combinatie met tabel 2.65. Er is één uitzondering en daar wil ik op ingaan. Die uitzondering betreft het maximale geluidniveau voor piekgeluiden, waaraan de wetgever overdag geen verplichte eisen meer stelt. Het is wel mogelijk dat de gemeenteraad die eisen stelt, maar dat is dus een vrije keuze van de gemeenteraad. En nu heeft de Wereldgezondheidsorganisatie juist aangetoond dat piekgeluiden, ook overdag, grote gezondheidsschade kunnen opleveren.

Er zijn in Nederland maar liefst 785.000 mensen die nachtdiensten hebben. Dat vergeten wij weleens; wij werken veelal overdag. Maar zo'n 8,7% van alle werkenden in Nederland heeft nachtdiensten. Dat zijn dus mensen die in de zorg werken, in de horeca, bij de politie, de brandweer of, zoals deze week met die grote stormen, aan het spoor. Wij konden vandaag en gisteren met de trein naar Den Haag omdat veel mensen deze week de hele nacht door aan het spoor hebben gewerkt om bomen en takken te verwijderen. Daardoor kunnen mensen overdag weer naar hun werk gaan. Dat vergeten we weleens. Het gaat dus in totaal over bijna 800.000 mensen in Nederland voor wie dat de dagelijkse werkelijkheid is.

Deze mensen werken 's nachts en willen overdag dus graag uitrusten en slapen. Maar nu zijn de geluidsnormen overdag eigenlijk vogelvrij verklaard, waardoor ze er in mijn optiek als bewoner van een woning — dat zijn de mensen met nachtdiensten meestal; zij hebben een dak boven het hoofd — dus erg op achteruitgaan zonder dat ze de mogelijkheden hebben om hier iets aan te doen. Mijn fractie en ik maken ons dus zorgen over die piekgeluiden overdag en het verdwijnen van normen daarvoor. Mijn vraag aan de minister is dan ook: waarom is er eigenlijk voor piekgeluiden niet expliciet iets geregeld in deze aanvullingswet, zeker gelet op het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie? Een volgende vraag is: erkent de minister dat het ontbreken van maximale geluidniveaus een omissie is die hersteld moet worden, ook in het belang van al die werkenden 's nachts?

Dan kom ik op een ander manco van de wet, namelijk de cumulatie van geluid. In diverse situaties hoeft er geen rekening meer te worden gehouden met cumulatie van geluid. Denk daarbij aan gevelisolatie in het kader van de geluidsanering bij rijksinfrastructuur of spoorwegen. Nu staan er in Nederland in veel dorpen, afgelegen gebieden waar sporen lopen, of in woonwijken vaak eeuwenoude woningen, van nog voor de tijd van de geluidwetgeving. Voor de binnenwaarden van die woningen vernemen we nauwelijks voorschriften over de geluidsoverlast.

Daar komt een tweede punt bij: het kabinetsbeleid is de afgelopen jaren heel sterk gericht geweest op extra woningbouw rondom stations. De NS-locaties zijn zelfs zeer gewild. Daar vindt dus veel woningbouw plaats. Er zijn dan wel geen huidige bewoners, want die woningen moeten nog worden gebouwd, maar er zijn wel toekomstige bewoners. Zij komen dus heel dicht bij het spoor te wonen. Mijn vraag aan de minister is: hoeft er in het geval van spoorwegen geen rekening te worden gehouden met cumulatie? Waarom eigenlijk niet? En wat betekent het voor spooromwonenden die soms al eeuwenlang in die dorpen wonen? Hoe kan alsnog worden voorkomen dat omwonenden en nieuwe bewoners, die dus net een woning krijgen in de buurt van het station, meer last krijgen van het wonen in de omgeving van het spoor?

Voorzitter. Door mijn voorgangers, de heren Rietkerk en Janssen, zijn al goede vragen gesteld over luchtvaart. Daar sluit de fractie van D66 zich graag bij aan. En daarmee kan ik naar het einde van mijn betoog toe. Vorige week heeft de minister de toezegging gedaan de werking en de praktijk van de Omgevingswet jaarlijks door een onafhankelijke commissie te laten monitoren. Daarbij heeft de minister toegezegd dat de monitoring in het bijzonder gericht zal worden op de balans tussen het beschermen en benutten van de milieuruimte. Mijn vraag aan de minister is: kan zij toezeggen dat er in de monitoring expliciet wordt ingegaan op het gebruik van de ruimte voor geluidsnormen en in het bijzonder op de gezondheidseffecten van de bewoners en misschien ook wel hun klachten?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Moonen. Dan is het woord aan de heer Verkerk.