Plenair Kox bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de staatscommissie te bedanken voor haar voorstellen tot mogelijke aanpassing van ons parlementair stelsel. Mijn fractie was vanaf het begin voorstander van de staatscommissie en heeft naar vermogen bijgedragen aan de totstandkoming ervan, nadat de VVD in 2014, om haar moverende redenen, meldde te willen gaan nadenken over de rol van de Eerste Kamer in ons parlementair stelsel. Dat opende nieuwe perspectieven voor mijn partij, die ervan overtuigd is dat we onze democratie het beste beschermen door haar voortdurend te versterken, onder meer door het doen van groot onderhoud aan ons parlementair stelsel. Dat is goeddeels gebaseerd — collega Cliteur zei het al — op de Grondwet, die in 1848 tot stand kwam.

Die Grondwet zien we daar, op het portret van koning Willem II. Het is een Grondwet die de koning liever niet gezien had, maar waarin hij toch via enkele inconstitutionele stappen besloot, om te voorkomen dat ook hier de revolutie zou uitbreken die op dat moment al grote delen van Europa in zijn greep had. Om zijn kroon te bewaren — die zie je ook op dat fraaie schilderij, dat de koning zelf liet maken als speciaal geschenk voor deze Kamer — was Willem bereid de tot dan toe geldende Grondwet ingrijpend te laten herzien. En dus benoemde hij een staatscommissie. Door die onder leiding van de liberale voorman Thorbecke te stellen, wist de koning dat hij heel wat veren zou moeten laten ten gunste van het parlement, dat hij tot dan stevig onder controle had. De Tweede Kamer werd immers gekozen door de fine fleur van de provincies, de leden van Provinciale Staten, en de Eerste Kamer benoemde de koning zelf, als zijn bolwerk rondom de troon.

Thorbecke wilde af van zo'n machtig en autocratisch koningschap en op weg naar een parlementair stelsel, waarin niet de Koning maar kabinet en Kamer de baas zouden zijn. De Kamer, want als het aan Thorbecke had gelegen, was in 1848 de Eerste Kamer afgeschaft en hadden we sindsdien een eenkamerstelsel gekregen. Dat wij tot op de dag van vandaag bestaan, danken wij aan die koning en de destijds conservatieve meerderheid in beide Kamers. Bij wijzigingsvoorstel werd deze Kamer, tegen Thorbeckes wil, alsnog terug in de Grondwet van 1848 geschreven. Dat was de prijs om in deze Kamer in dat jaar in eerste lezing een meerderheid van slechts één stem voor de overige voorstellen van Thorbecke te krijgen. Het is maar dat we weten hoe dingen kunnen verkeren.

Het was wellicht goed dat die voorstellen destijds niet door Thorbecke zelf aan de Kamer werden voorgelegd, maar door minister Donker Curtius, die wat diplomatieker in elkaar stak, zo heb ik begrepen. Thorbecke zou immers gezegd hebben dat de Eerste Kamer zonder grond en doel was en, als het erop aankwam, niet zou worden geteld, als nutteloze vertraging zou worden aangemerkt of terzijde zou worden gezet als zij de Tweede Kamer zou durven te weerstreven. Het is allemaal na te lezen in de prachtige biografie die Jan Drentje over Thorbecke schreef, als u vraagt waar ik mijn kennis vandaan haal.

Thorbecke was gekend voorstander van het ontnemen van macht aan het gouvernement en het vergroten van de macht van de wet. En dus bedacht hij de constitutionele monarchie, waarin de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn. Die zouden samen met de Staten-Generaal voortaan de wetten van het land maken en door die Staten-Generaal in hun uitvoerende werk gecontroleerd worden. De Tweede Kamer werd voortaan rechtstreeks gekozen, weliswaar alleen door mensen met centen, en de Eerste Kamer getrapt, door mensen met nog meer centen. Voor volkssoevereiniteit was het in 1848 nog een beetje te vroeg.

De taakverdeling tussen beide Kamers, in de woorden van Donker Curtius, zou zijn dat de Tweede Kamer geacht werd het goede te stichten, terwijl de Eerste Kamer het kwade moest voorkomen. Een mooi systeem. De senaat zou als controleur van de Tweede Kamer moeten waken over zijn driftige zuster, in de woorden van een negentiende-eeuwse rechtsgeleerde. Later zijn we ons daarom graag chambre de réflexion gaan noemen. Tegenwoordig zeggen we dat we de door regering en Tweede Kamer aan ons gepresenteerde voorstellen controleren op noodzaak, doelmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid alsook op de relatie met de Grondwet en internationale verdragen. Dat is correct, maar tezelfdertijd is ook deze Kamer volledig bevoegd om de regering in al haar uitvoerende taken te controleren. Daarom hebben beide Kamers ongeveer dezelfde rechten, met uitzondering van het recht van initiatief en het recht van amendement, die aan de Tweede Kamer zijn voorbehouden. Beide Kamers hebben een absoluut vetorecht, het recht van onderzoek en het budgetrecht. Dat zijn geen fakerechten.

De staatscommissie benadrukt de ongekend sterke positie van onze senaat vergeleken met het buitenland. De commissie verwijst expliciet naar het eerste parlementaire onderzoek van deze Kamer wanneer zij haar voorstel onderbouwt om tot een wet op de decentralisaties te komen. Als de fractie van GroenLinks haar negatieve oordeel over het belastingplan voor dit jaar in december kracht had bijgezet door met de rest van de oppositie op basis van het aan ons toegekende budgetrecht tegen te stemmen, dan had de Eerste Kamer voor het eerst in 100 jaar de regering effectief verplicht haar budget voor 2020 op een beduidend andere wijze vorm te geven. Dan zou de Kamer het kabinet daadwerkelijk hebben bijgestuurd. Maar helaas wilde GroenLinks dit keer niet scoren, als een soort omgekeerd PSV, zeg maar.

Voorzitter. Hoe dan ook, na Thorbeckes constitutionele revolutie van 1848 volgde in 1917 de constitutionele revolutie van Cort van der Linden. Zijn voorstellen brachten ons de aanzet tot het algemeen kiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging, de financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs en de partijendemocratie, inclusief verzuiling. Een voorstel om de Eerste Kamer af te schaffen haalde de tweede ronde niet. Wel kon voortaan iedereen in principe tot lid van deze Kamer gekozen worden, ongeacht inkomen, titulatuur of cv. Dankzij die bepaling kunnen wij hier nu met z'n allen zitten, van jonkheer tot dijkgraaf, van hoogleraar tot schaakgrootmeester, van specialist tot publicist, en met een diehard socialist als nestor. Die arme Willem had het allemaal eens moeten weten.

Voorzitter. En nu moeten we met z'n allen oordelen over de voorstellen die Johan Remkes en de zijnen aan de regering en het parlement voorleggen. Laat ik de belangrijkste voorstellen nalopen en becommentariëren. Ik zal daarbij steeds ook met een schuin oog naar de minister van Binnenlandse Zaken kijken en hem vragen om een reactie te geven op mijn inbreng op de verschillende onderdelen. Steun van de regering is immers onontbeerlijk om meters te maken nu de staatscommissie haar rapport op tafel heeft gelegd.

Voorzitter. De staatscommissie stelt voor het tweekamerstelsel te behouden, maar de rol van de Eerste Kamer aan te passen, met name door de invoering van het terugzendrecht. Dat laatste voorstel lag hier in 2000 al op tafel, maar we kwamen niet tot een afronding omdat het debat toen werd geschorst in afwachting van een standpuntbepaling door de Tweede Kamer die er tot nu toe niet gekomen is. Mijn fractie zag en ziet nog steeds de voordelen van zo'n terugzendrecht. In die structuur kan deze Kamer, net als nu, de door de Tweede Kamer geaccordeerde wetsvoorstellen goedkeuren of afkeuren, maar ze ook in geamendeerde vorm doen terugkeren naar de Tweede Kamer. Ik denk dat dit voorstel per saldo voor betere en snellere wetgeving zal zorgen en voor een effectievere rol van deze Kamer in het wetgevingsproces. Ja dus, luidt ons oordeel over de invoering van het terugzendrecht. Over de modaliteiten moeten we natuurlijk nog spreken.

Voorzitter. Volgens mijn fractie zou het beter zijn om af te stappen van het tweekamerstelsel en beide Kamers samen te voegen tot de ene Staten-Generaal die we eigenlijk al zijn.

De heer Dittrich i (D66):

Het is interessant wat de heer Kox zegt over het terugzendrecht. Stel dat de Eerste Kamer een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer terugstuurt conform de voorstellen van de staatscommissie. De regering en de Tweede Kamer beoordelen dat dan, en volgens de staatscommissie komt dat wetsvoorstel dan niet meer terug naar de Eerste Kamer. Stel dat in het debat tussen de regering en de Tweede Kamer dan wordt gezegd "we houden geen rekening met wat in de Eerste Kamer is gezegd; daar zijn we het niet mee eens, dus we laten het zoals het is", of dat ze er een andere draai aan geven. Is de positie van de Eerste Kamer dan versterkt of eigenlijk juist verzwakt als we dat voorstel niet meer terugkrijgen? Dat is mijn vraag aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Ik heb daarover nagedacht. Dat is altijd handig, want dit zijn ingewikkelde kwesties. Ik denk dat die per saldo dan is versterkt. Het geval dat collega Dittrich noemt, kan zich voordoen, maar er komt ook een volgend wetsvoorstel. Zoals in het voorstel van de staatscommissie staat, kan de Kamer dat goedkeuren, afkeuren of geamendeerd terugsturen. Als de Tweede Kamer bij een teruggestuurd wetsvoorstel de neiging heeft om te zeggen "nou, dag!", dan wordt een volgend wetsvoorstel niet meer geamendeerd teruggestuurd, maar afgekeurd. Ik denk dus dat dat zich wel zal gaan zetten, maar het is terra incognita. We hebben dat nog niet gehad. De staatscommissie wijst ook nog op een andere variant. Je zou ook kunnen zeggen dat de geamendeerde versie, nadat die is teruggekomen naar de Tweede Kamer, nog één keer naar de Eerste Kamer komt. Maar er moeten dan wel serieuze zaken worden gedaan en dat voorstel kan dan alleen met een tweederdemeerderheid verworpen worden. Dat is ook een mogelijkheid. Het gaat mij er alleen om dat dit idee, dat niet nieuw is, want volgens mij lag het in de tachtiger jaren al op tafel, de effectiviteit van deze Kamer kan vergroten. We constateren hier natuurlijk voortdurend: nou ja, het zou kunnen, het zou niet kunnen, deze wet, maar die dingen zouden eigenlijk anders moeten. We hebben dan zo'n ingewikkelde procedure met novelles en toezeggingen en zo. Ik denk dat dit een betere methode zou zijn. We moeten het proberen, maar ik zie het gevaar niet zozeer dat de positie van deze Kamer hierdoor verslechtert.

Ik was eigenlijk bezig om uit te leggen wat nog veel beter zou zijn, namelijk dat we een eenkamerstelsel zouden krijgen. Dat zou volgens mijn fractie beter zijn. Een eenkamerstelsel is goed te doen. Dat bewijst de ervaring in de Scandinavische landen, die zeker niet minder democratisch zijn dan het onze. Eén Kamer is voor de bevolking in ieder geval veel beter te begrijpen. Daarin wordt de parlementaire last direct gelegd waar die hoort, namelijk bij de rechtstreeks door de bevolking gekozen volksvertegenwoordiging. Als die goed functioneert en zich eindverantwoordelijk weet voor de wetgeving, is er niet langer een extra Kamer nodig om te waken over haar driftige zuster. Ik snap wel dat de staatscommissie dat nog niet aandurft. De Kamers laten snijden in eigen vlees doet au en is niet populair, maar, zoals gememoreerd, Thorbecke zou het prima vinden.

Een samengevoegde Kamer moet waarschijnlijk meer dan 150 leden hebben. Nederland is al een land met erg weinig volksvertegenwoordigers vergeleken met de rest van Europa. Een samengevoegde Kamer zou vooral ook moeten kunnen beschikken over veel uitgebreidere mogelijkheden om haar werk goed te doen en haar tanden te laten zien, zowel als medewetgevers als als controleur van de uitvoerende macht. Dat is iets waar de staatscommissie sowieso ook voor pleit. Zo'n samengevoegde Kamer zou ervoor moeten zorgen dat er gedurende het hele wetgevingsproces voortdurend getoetst wordt op de elementen die nu vooral aan de Eerste Kamer lijken toebedeeld. Dus ja, als de staatscommissie dat voorstel had gedaan, dan hadden we zeker ja gezegd. Maar Johan Remkes is geen Thorbecke, en dus houdt hij het met zijn commissie veiligheidshalve op het terugzendrecht, waarmee wij als SP zoals gezegd vooralsnog ook prima kunnen leven.

Wij kunnen dat temeer omdat de commissie ook enkele andere voorstellen doet die tot verdergaande afstemming en samenwerking tussen beide Kamers kunnen leiden, zoals meer gebruikmaken van de bestaande structuur van de verenigde vergaderingen en het mogelijk instellen van gezamenlijke commissies. Met name als het gaat om een adequate toetsing van de vele vaak ingrijpende voorstellen van de Europese Commissie moet naar onze mening gezocht worden naar een gezamenlijke werkwijze die garandeert dat Brusselse regelgeving daadwerkelijk gecontroleerd wordt door het Nederlandse parlement. Vrijwel alle partijen beloofden dat na de indrukwekkende afwijzing van de Europese grondwet door de bevolking in 2006. Die garantie kunnen beide Kamers naar het oordeel van onze fractie momenteel niet geven, alle inspanningen ten spijt, zeker ook van deze Kamer.

Opmerkelijk genoeg heeft ook de regering een voorstel inzake de Eerste Kamer op tafel gelegd, dat juist door de staatscommissie is afgewezen. De regering wil terug naar het stelsel van verkiezing van de Eerste Kamer dat voor 1983 gold en waarin de helft van de senaat om de drie jaar werd verkozen. Laat ik daar kort en bondig over zijn: wij vinden dat nergens op gebaseerde onzin die het doel en de taak van deze Kamer voor onze burgers alleen nog maar onduidelijker zal maken. Niet doen dus.

Over beide Kamers doet de staatscommissie één ingrijpend maar buitengewoon passend voorstel, namelijk dat door beide Kamers aangenomen voorstellen voorwerp kunnen worden van een correctief referendum. Gegeven het feit dat mijn collega Ronald van Raak aan de overkant al druk doende is dat plan in adequate wetgeving om te zetten, mag het geen verrassing zijn dat onze fractie aan deze zijde van het Binnenhof dat voorstel van de commissie toejuicht als serieuze staatsrechtelijke vernieuwing en substantiële democratische verbetering. Onderzoek geeft aan dat een groot deel van de bevolking door alle politieke opvattingen heen voor het correctief referendum is. Het wordt gezien als een versterking van onze democratie. Met name de mensen die steeds meer afhaken omdat ze vinden dat de politiek hen niet serieus neemt, krijgen wellicht door het invoeren van zo'n referendum weer zin om aan te haken. Doen dus, en zo snel als maar mogelijk is, adviseert mijn fractie.

Wat meer vraagtekens hebben wij bij het voorstel van de commissie om een constitutioneel hof in te voeren dat het mogelijk maakt om wetten aan de Grondwet te toetsen. Het toetsingsverbod dateert ook uit de Grondwet van 1848. Het kwam zeker niet van Thorbecke af, maar waarschijnlijk van Donker Curtius. Hoe dan ook, het is er nog steeds. We zijn niet verder gekomen dan het in eerste lezing in deze Kamer aangenomen wetsvoorstel-Halsema tot het mogelijk maken van constitutionele toetsing van een aantal grondrechten door de rechter. Daarom is het opmerkelijk dat de staatscommissie met een aanzienlijk verdergaand voorstel komt: de instelling van een constitutioneel hof. Vooralsnog zou de voorkeur van onze fractie ernaar uitgaan om het initiatiefwetsvoorstel-Halsema in tweede lezing door Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd te krijgen. Dan ontstaat immers de mogelijkheid dat bij gedachte strijdigheid van wetten met grondrechten niet alleen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa bij de rechter kan worden ingeroepen, maar ook een beroep kan worden gedaan op de in de Nederlandse Grondwet geformuleerde grondrechten.

De staatscommissie handhaaft het stelsel van evenredige vertegenwoordiging; oude gedachten over herinvoering van een districtenstelsel hebben kennelijk definitief het loodje gelegd. Dat vinden wij prima. Wel wil de commissie de persoonlijke en regionale component in het kiesstelsel voor de Tweede Kamer beter tot uitdrukking brengen. Of dat per saldo de politiek dichter bij de mensen brengt, is voor ons de vraag. Politiek is mensenwerk, maar is meer dan individuele kiezers die individuele kandidaten kiezen.

Onze parlementaire democratie is sinds 1917 nauw verbonden met politieke partijen. Met alle bedenkingen die er te maken zijn over de wijze waarop politieke partijen momenteel functioneren, zijn wij nog steeds van mening dat door een politieke partij mensen de mogelijkheid krijgen om partij te kiezen voor politieke richtingen, gerelateerd aan politieke ideologieën. Democratie is meer dan en moeilijker dan een keuze tussen individuen. Wie kiest geeft richting aan de toekomst; dat zal bij voorkeur op basis van uitgesproken ideeën en voorstellen moeten gebeuren. De commissie onderkent dat en doet dan ook voorstellen die het mogelijk zouden moeten maken dat mensen expliciet partij voor een partij als zodanig kiezen en slechts desgewenst voor een individu van een partij.

Ons voorlopige oordeel is dat we daar nog eens goed over moeten nadenken. Dat geldt ook voor de conclusie van de commissie dat er geen opkomstplicht moet worden ingevoerd met als argumentatie dat stemmen een recht maar geen plicht is. Mijn fractie is daar nog niet uit. Belasting betalen is een plicht, omdat financiering van door de politiek gemaakte keuzes een noodzakelijke voorwaarde voor een functionerende democratie is. Deelname aan het onderwijs is een recht, maar ook een plicht, omdat het opleiden van jonge mensen de voorwaarde is voor een stevige basis onder de samenleving en de democratische rechtsorde. Je houden aan wetten en regels die door de politiek worden gesteld, is een plicht omdat daarmee de rechten van anderen worden gerespecteerd. Waarom zou het dan geen burgerplicht mogen zijn om te zeggen wie jou bij beslissingen over wetten en regels moet vertegenwoordigen? In onze optiek is er een hecht verband tussen recht en plicht, zeker als het gaat om de essentie van de democratische samenleving. Graag eens nader een debat over deze stellingname. Zoals gezegd: wij zelf denken daar ook nog over na.

Waar het gaat over het verhogen van de kiesdrempel en het verhogen van eisen aan politieke nieuwkomers is onze fractie duidelijk: niet aan beginnen. We moeten ons politieke bestel openhouden voor nieuwkomers, hoe vreemd en verontrustend hun ideeën soms ook zijn. Dat in deze Kamer door sommigen wordt opgeroepen tot het categorisch achterstellen van bevolkingsgroepen, in strijd met artikel 1 van de Grondwet, vinden wij dieptreurig. Wij zullen dat hier in deze Kamer te allen tijde blijven bestrijden, met argumenten, met feiten, in de hoop dat de kiezers uiteindelijk politiek opportunisme doorzien en ermee afrekenen. Partijen echter in hun rechten beperken via hogere kiesdrempels, waarborgsommen of benodigde steunverklaringen of, nog veel verdergaand, verbieden via een wet op de politieke partijen, zien wij niet zitten. Burgers hoort het in principe volledig vrij te staan zich in een politieke partij te organiseren op basis van hun politieke opvattingen, naar welke kant die zich ook mogen bewegen.

De bestaande wetgeving maakt het de rechter naar onze mening al mogelijk om een partij te verbieden als die de kenmerken zou vertonen van een criminele organisatie. U begrijpt dat onze algemene lijn hier is: uiterste terughoudendheid. Wel vinden wij met de commissie dat het vormen van fracties door afsplitsing na verkiezingen zo veel mogelijk moet worden tegengegaan. Kiezersbedrog en zetelroof dienen immers niet te worden beloond.

Een laatste ingrijpend voorstel van de commissie om de betrokkenheid en de invloed van de burger te vergroten, is invoering van een gekozen formateur. Dat is ook zeker een mogelijkheid waarover in het verleden al gesproken is. De vraag is of dat de beste mogelijkheid is. Onze fractie denkt eerder aan het aanmoedigen van politieke blokvorming vóór de verkiezingen met gevolgen voor de regeringsvorming na de verkiezingen. Dat is geen uniek voorstel. In een land als Denemarken werkt dat al ongeveer zo. Het blok met de grootste electorale aanhang mag in zo'n structuur het initiatief nemen tot vorming van een nieuwe regering. Politieke blokvorming vooraf op basis van een overeengekomen openbaar verkiezingsmanifest is in het verleden al meerdere malen door mijn partij voorgesteld. Dat het er nog niet van gekomen is, is geschiedenis; de toekomst schrijven wij nu. Wij zouden deze variant vooralsnog verkiezen boven de gekozen formateur, omdat dan niet de persoon, maar de politieke inhoud dominant is én het best te begrijpen voor de burgers als zij hun keuze maken.

Samenvattend. Onze fractie is erg blij met hetgeen de staatscommissie op tafel heeft gelegd. En omdat de staatscommissie is ingesteld op feitelijk initiatief van deze Kamer, moet deze Kamer er ook alle nodige aandacht aan geven. We zijn het de staatscommissie-Remkes verplicht om het beste te doen met haar degelijke adviezen, en graag met tempo. Het hoeft geen Echternacher Processie te worden. Ter herinnering: deze koning, Willem II, stelde de staatscommissie-Thorbecke op 17 maart 1848 in. Minder dan acht maanden later, op 3 november van dat jaar, werd de drastisch herziene Grondwet al afgekondigd en was een constitutionele revolutie een feit. Dat waren nog eens tijden. Acht maanden! Zoals gezegd, de toenmalige snelheid hing nauw samen met de razendsnelle maatschappelijke ontwikkelingen buiten de Kamers, in eigen land en in het buitenland. Het was toen evident dat wie zich niet aanpaste, van buitenaf aangepast zou worden. Dat was ook het geval in 1917. Dat het in Nederland in 1848 noch in 1917 kwam tot een buitenparlementaire revolutie was gelegen in het feit dat regering en parlement zich per saldo in staat toonden de tekenen van de tijd te verstaan en daarnaar te handelen.

Voorzitter. Anno 2020 dreigt er, voor zover ik kan zien, vooralsnog geen buitenparlementaire revolutie. Wel is er sprake van een breed gevoelde onvrede over het feitelijk functioneren van de democratie en ons parlementaire stelsel, zoals de staatscommissie ook meldt. Veel mensen, met name mensen met een lagere opleiding en lagere inkomens, voelen zich vaak niet of onvoldoende gehoord, terwijl ze dat wel zouden willen. Dat is de reden waarom ze zich doorgaans voor de democratie uitspreken, maar heel wat minder positief zijn over ons politici en het functioneren van het parlementaire stelsel. Dat maakt dat we ook nu in een riskante tijd leven. Wie om zich heen kijkt, hoort de lokroep van autoritaire politici en ziet de opmars van autoritaire stelsels. Willen wij onze democratie verdedigen, dan moeten we onze democratie vernieuwen en verbeteren. Het rapport van de staatscommissie kan ons daarbij helpen. Zoals gezegd, is mijn fractie er erg blij mee en gaat zij graag aan de slag om het noodzakelijke onderhoud van onze democratie in gang te zetten. Daar worden we naar onze bescheiden mening allemaal beter van.

Dank u wel.

De heer Schalk i (SGP):

Ik ben het roerend met het betoog eens dat de heer Kox aan het eind hield. Daarin geeft hij aan dat er eigenlijk ook een tweedeling is. Zo heeft de staatscommissie het benoemd. Heeft de heer Kox ook gedachten over de vraag of we dat nu alleen maar kunnen oplossen via al deze oplossingen van de staatscommissie, die uiteraard met name institutioneel zijn, of zijn er ook andere, menselijke factoren die ons kunnen helpen om die tweedeling te verkleinen?

De heer Kox (SP):

Welzeker, voorzitter, zeg ik via u tot collega Schalk. Kijk, dit rapport kan helpen, maar als we denken dat we door de regels te veranderen het vertrouwen van de mensen weer herstellen, dan zijn we iets te onnozel bezig. Als wij beter gaan functioneren, waardoor de mensen die op ons stemmen, zeggen "hé, goed bezig Schalk, goed bezig Kox, goed bezig politici!" dan maken we natuurlijk een enorme stap. Maar het kan wel helpen. Constitutionele veranderingen in dit land zijn schaars. Collega Cliteur heeft het al genoemd en ik heb ze herinnerd. Je gaat algauw met stappen van 50 of 100 jaar door de geschiedenis. Het is dus niet gek om eens in de zoveel tijd na te gaan of dit stelsel, dat in essentie door deze Koning onder druk is goedgekeurd, gemoderniseerd kan worden.

Ik denk dat de staatscommissie daar goede voorstellen voor doet, maar ik ben het erg met iedereen eens die zegt dat politiek in essentie vooral iets van vertrouwen is. Een vertegenwoordigende democratie is het slechtste stelsel op alle andere stelsels na, zoals Churchill zou zeggen. Om jezelf te laten vertegenwoordigen door politici is nogal wat. In gesprek met mensen uit landen met beginnende democratieën, hoor je ze vaak zeggen: dat is toch riskant, hoezo kan ik nu op jou stemmen, hoe weet ik dan dat jij doet wat ik wil? Ja, dat is een enorm proces van vertrouwen. Elke keer als ik het dan probeer uit te leggen, denk ik: o, Kox, bescheiden zijn! Ook in Nederland is die vraag aan de orde. "Ik kan wel op je stemmen, maar als je gekozen wordt, doe je toch wat je zelf wil." Dat is niet helemaal waar, maar het is wel een gegeven dat er zo gedacht wordt. Een culturele verandering is dus eigenlijk nog veel beter dan een structurele verandering, maar dat is geen reden om de structurele verandering uit de weg te gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Ganzevoort.