Plenair Vendrik bij voortzetting behandeling Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap



Verslag van de vergadering van 16 december 2019 (2019/2020 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit mij graag aan bij de een na laatste opmerking van de heer Van Amelsvoort. Zeg ik Van Amelsvoort? Dat is die staatssecretaris uit de jaren tachtig. Excuus.

De voorzitter:

Uw tijd loopt door.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, ik bedoel de heer Van Apeldoorn. Ik zou beide bewindslieden in ieder geval voor die memoires als werktitel willen meegeven "Spijt in de Trêveszaal". Je ziet het al gebeuren.

Voorzitter. Dan het serieuze punt van het investeringsfonds. Daarbij richt ik mij in eerste instantie tot u. Wat we vandaag zien rond dat investeringsfonds en het waarschijnlijk onvermijdelijke antwoord van de minister, doet mij denken aan de Algemene Financiële Beschouwingen. En ik vind dat het kabinet hier de buurt komt van spelbederf. Wat gebeurt er namelijk? Het investeringsfonds wordt aangekondigd in de Miljoenennota. Daar staat een passage over. Daar zoeken we vanzelfsprekend het debat over met het kabinet. Het kabinet zegt dan bij monde van de minister van Financiën: daar kan ik u nu nog niets over zeggen, daar kom ik later bij u op terug. Er kwam vorige week een groeibrief van de minister van Economische Zaken en Klimaat en die brief hoort bij het investeringsfonds. Ik vraag opheldering over wat de passage betekent over onderwijs. Die heeft budgettaire implicaties. Want waarom hoort die groeibrief anders bij het investeringsfonds? De minister zegt: daar kan ik u niets over zeggen, daar kom ik later bij u op terug. Voorzitter, volgens mij is dit een gesprekje waard met de minister-president. Dat geef ik u graag in overweging, want hier valt niet mee te debatteren. Maandenlang nieuws over het investeringsfonds. 50 miljard? We weten het niet. Hoe het ingericht gaat worden? We weten het niet. Suggestie, suggestie. Brieven naar de Kamer en op het moment dat er opheldering gevraagd wordt wat het betekent en welke relevantie het heeft voor het onderwijs, krijgen we geen antwoord.

Ik zoek hier nu met deze bewindslieden niet het debat over, want kennelijk gaat dit zo, maar ik vind dit echt een punt. Als dit kabinet zijn spullen niet op tijd klaar heeft, dan houden ze hun mond. Als je geen antwoorden kunt geven aan het parlement, dan zwijg je. Het gaan niet over een paar euro, het gaat over 50 miljard. Het gaat over de groei van Nederland, over de toekomst van dit land. Het gaat over mogelijk grote investeringen in het onderwijs. Voorzitter, ik vind dit knap waardeloos. Dit is de tweede keer dat ik ertegen aanloop. We zijn hier al maanden mee bezig. Dus ik hoop dat het kabinet misschien met kerst hier enige bezinning en enige reflectie op kan plegen. Ik zou u willen vragen, mijnheer de voorzitter, in alle nederigheid: bespreek dit eens een keer met de minister-president.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik heb er in tweede termijn niets over gezegd, maar ik wil toch graag bij dezen mijn steun betuigen voor dit punt, want ben het geheel met de heer Vendrik eens, dat het niet kan dat je enerzijds allerlei aankondigingen publiekelijk gaat doen en dan vervolgens zegt: ja, daar kunnen we nu niet over spreken. Wanneer dan wel en met wie dan wel? Misschien met de minister-president, maar ik ben het geheel met de heer Vendrik eens op dit punt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dank.

Mijn laatste opmerking gaat over de voorliggende begroting. Dank voor de uitleg van de beide bewindslieden over de manier waarop het pakket van het najaar zit verwerkt in de begrotingsstukken die nog voor een deel gaan komen.

Dan blijft het punt staan van mijn fractie en van velen, ook buiten deze zaal, dat er uiteindelijk structurele extra middelen in het onderwijs nodig zijn. En ja, die zijn structureel; die werken door in volgende kabinetsperiodes. Die zullen ook in het structurele beeld voor een volgend kabinet terug moeten komen. Dan pas kan het onderwijs echt aan de slag met het aanpakken van de grote issues, waar men vandaag de dag mee kampt. Het gaat niet om een paar euro, het gaat om serieus geld. Daarom maakte ik ook mijn vorige punt, dat ik hier geen helderheid krijg van het kabinet.

Dan moeten we het hebben van uitspraken in deze Kamer. Zo direct zal waarschijnlijk mevrouw Vos een motie indienen die ertoe strekt dat de structurele middelen voor het onderwijs, per motie dan, beschikbaar gesteld moeten worden. Daar sluit mijn fractie zich van harte bij aan. Ik noteer wel dat vergelijkbare pogingen bij de collega's aan de overkant zijn gestrand op gebrek aan een politieke meerderheid. Dat spijt mij zeer.

Misschien is er nog een derde route. Als het ingewikkeld is om hierover zaken te doen met het kabinet, omdat het kabinet het nog niet weet, en als de overkant ons niet een goede begroting geeft met structurele middelen, is het laatste wat wij kunnen doen, hier een heldere politieke uitspraak doen over de wenselijkheid van structurele middelen. Dat kunnen we dan als opdracht beschouwen aan onszelf, maar ook als een krachtig signaal, dat deze bewindslieden kunnen meenemen naar het kabinet, op weg naar de Voorjaarsnota.

Daarom dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Vendrik, Schalk, Karimi, Kluit en Veldhoen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor de toekomst van onze kinderen essentieel is dat er voldoende leerkrachten zijn;

constaterende dat het lerarentekort een zorgwekkende omvang heeft;

constaterende dat het kabinet op de korte termijn extra geld beschikbaar stelt;

overwegende dat dit een stap in de goede richting is, maar dat er voor de komende jaren nieuwe structurele investeringen nodig zijn omdat het lerarentekort een structureel probleem is;

spreekt uit om in de volgende regeringsperiode vervolgstappen te zetten om de loonkloof tussen primair en voortgezet onderwijs te dichten en voldoende extra middelen beschikbaar te stellen voor het bestrijden van de werkdruk in het funderend onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (35300-VIII).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank, voorzitter.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik probeer deze motie even tot me door te laten dringen en te duiden. Ik denk dat de heer Vendrik en ik het er helemaal over eens zijn dat er structureel meer geld moet naar onderwijs, om de structurele problemen structureel op te lossen. Dat heb ik ook meerdere malen betoogd. Maar we debatteren hier vandaag met deze regering over de begroting die deze regering heeft voorgelegd. Begrijp ik nou goed dat deze motie eigenlijk de regering niets vraagt, maar alleen de Kamer vraagt een uitspraak te doen over de volgende kabinetsformatie en wat daar zou moeten gebeuren? Als het ware een opdracht aan de formateur die er nog niet is? Heb ik dat goed begrepen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wie de schoen past, trekke hem aan. Deze motie zou onmiddellijk door het kabinet uitgevoerd kunnen worden, want het kabinet kan ook vandaag besluiten over structurele middelen die bijvoorbeeld vanaf het jaar 2021 of 2022 beschikbaar komen. Dat is mijn korte antwoord. Ik heb net ook uitdrukkelijk aangegeven hoe de voorgeschiedenis wat ons betreft in elkaar zit. Onze hoofdroute zou zijn dat hier een ontwerpbegroting door de Tweede Kamer wordt aangeleverd waarin structurele middelen voor met name het primair en voortgezet onderwijs zijn geregeld. Dat is ons beider verlangen. Die begroting ligt hier niet. We hebben hier bij de Algemene Politieke Beschouwingen ook een motie ingediend om dat punt nogmaals te benadrukken. Die motie heeft hier geen meerderheid gekregen.

Voorzitter. Ik probeer een derde route. Kijken hoever we komen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar als dat de hoofdroute is en als de conclusie is dat deze begroting tekortschiet, dan zou je toch aan de regering kunnen vragen om dat probleem op te lossen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ja, maar dat hebben we al vele keren gedaan. Dat is precies mijn punt. Ik kan tellen. Ik zie een begroting die hier niet geamendeerd kan worden. Ik zie een motie aankomen die we eigenlijk al eerder gezien hebben en die in deze Kamer waarschijnlijk niet op een politieke meerderheid kan rekenen. Als slot op de deur dien ik deze motie in, om in ieder geval uitdrukking te geven aan de indringende wens dat er structurele middelen nodig zijn voorbij de middelen die het kabinet incidenteel ter beschikking heeft gesteld.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, tot slot.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Als de conclusie is dat dit de enige nog te bewandelen route is omdat die andere route is afgesloten, omdat deze begroting er nu eenmaal ligt, omdat wij als Eerste Kamer niet kunnen amenderen en omdat deze begroting die structurele oplossing voor structurele problemen niet gaat leveren, kan dan niet, gezien het dictum van de motie van de heer Vendrik, de enige conclusie zijn dat je nu niet voor deze begroting kan stemmen? Ik ben toch wel benieuwd hoe de heer Vendrik daarin staat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is echt vragen naar de bekende weg. Als je deze begroting niet goedkeurt, betekent het dat wij de bewindslieden van OCW op pad sturen met de oude begroting 2019. Die bevat minder middelen dan de begroting 2020. Dan maken we het probleem alleen maar groter. Dat lijkt mij eerlijk gezegd heel onverstandig. Ik zou het eerlijk gezegd het onderwijs niet willen aandoen dat we in een strijd om meer middelen aan het eind van de streep belanden met een begroting met minder middelen. Dat ga ik het onderwijs niet uitleggen.

De voorzitter:

Ik sta geen interruptie meer toe en ga nu het woord geven aan mevrouw Vos.