Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 9 december 2019 (2019/2020 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Allereerst nog gelukwensen aan senator Geerdink. Voor het inhoudelijke commentaar sluit ik me graag aan bij collega Vendrik: there is definitely such a thing as society. Anders konden we als politiek het bijltje er wel bij neergooien. Waarvoor zijn belastingen anders dan om noden die wij als samenleving collectief hebben, te financieren?

Voorzitter. Belastingen raken de kern van de verhouding tussen overheid en burgers. Dat maakt parlementaire behandeling van het Belastingplan tot een serieuze taak. Maar, het is vanavond al eerder gememoreerd, het is de vraag of we deze taak nog wel naar behoren kunnen uitvoeren. We behandelen hier vandaag acht wetsvoorstellen. En nog meer dan in voorgaande jaren moet dat met stoom en kokend water. Ook verschillende woordvoerders in de Tweede Kamer beklaagden zich over de korte behandeltijd, maar bij ons was die nog veel korter. Onze rol als medewetgever komt zo echt in het gedrang en ons budgetrecht wordt de facto ondermijnd. Onze commissie Financiën heeft er zelf mee ingestemd om ook nog de separate wetsvoorstellen ATAD 2 en DAC6 tegelijkertijd met het eigenlijke pakket te behandelen, maar dit was onder grote druk van de implementatiedeadline van 1 januari aanstaande. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Dan wil ik aan het begin iets zeggen over de wantoestanden bij de Belastingdienst. Er is vanavond al meerdere malen over gesproken. Het staat weliswaar niet direct op de agenda, maar we moeten het er toch over hebben. We kunnen hier volgende week wel nieuwe belastingwetten aannemen, maar hoe zit het met de uitvoerbaarheid? Bij de uitvoering gaat al jaren een hoop mis. Het grootste probleem bij de Belastingdienst is misschien wel dat de dienst die de belastingen moet innen, tegelijkertijd belast is met het uitgeven ervan via allerlei toeslagen.

Dit rondpompen van geld is inefficiënt en gaat gepaard met veel ingewikkelde regelingen en bureaucratische rompslomp. Bovendien hebben we bij het schandaal rondom de kinderopvangtoeslag gezien dat het ook afschuwelijk mis kan gaan, met dramatische gevolgen voor waarschijnlijk duizenden gezinnen. Het beeld van een betrouwbare overheid die uitgaat van de menselijke maat heeft opnieuw enorme schade opgelopen. Er is via de commissie-Donner nu eindelijk erkenning van dit leed en er komt gelukkig ook compensatie, maar het vertrouwen in de Belastingdienst is hiermee nog niet terug. De staatssecretaris heeft er de vorige week uitvoerig over gedebatteerd met de Tweede Kamer. Ik heb echter nog de volgende vragen. Hoe kan het dat wij nog steeds niet weten hoeveel mensen dit eigenlijk getroffen heeft? Wanneer weet de staatssecretaris dat dan wel? Ten tweede en met alle respect voor het werk van de commissie-Donner tot nog toe: deze door de staatssecretaris ingestelde commissie is vooral onderzoeksgegevensafhankelijk van de Belastingdienst. Hoe goed is die commissie dan geëquipeerd om alles tot de bodem uit te zoeken en hoe onafhankelijk kan zij opereren? Wat mijn fractie betreft zou in het licht van die vragen een parlementaire enquête op een parlementair onderzoek een beter middel zijn.

Voorzitter. Dan kom ik op de wetgeving die voor ons ligt. Die stemt voor het belangrijkste gedeelte evenmin vrolijk. De SP hecht aan een samenleving gebaseerd op gelijkwaardigheid en solidariteit en dat betekent dat we sociaal-economische verschillen klein willen houden. Nu hebben we in Nederland gelukkig een progressief belastingstelsel. Maar wat doet de regering, terwijl de ongelijkheid in de markt oploopt? Het stelsel minder progressief maken. Het toptarief wordt verlaagd met maar liefst 2,25% terwijl het laagste tarief wordt verhoogd. Wat de SP betreft is dat de wereld op zijn kop. Kan de regering deze keuzes nu eens echt motiveren? Het neoliberale Forum voor Democratie kan tevreden zijn. De sterkste schouders worden ontzien. Maar is dit nu ook echt de keuze van het kabinet? Een bijstandsmoeder met twee kinderen gaat er €15 per maand op vooruit en tweeverdieners met twee kinderen en een gezamenlijk inkomen van drie keer het minimumloon gaan er €170 per maand op vooruit. Het is goed dat de middeninkomens er in koopkracht op vooruitgaan, maar het is wat ons betreft niet sociaal en niet uit te leggen dat de laagste inkomens en met name de niet-werkenden er zo bij achterblijven. En dan heb ik het nog niet eens over de topinkomens die er, zoals bekend, elk jaar vele procenten meer op vooruitgaan dan de cao-lonen. In absolute bedragen gaat het dan soms om tienduizenden of zelfs honderdduizenden euro's per maand erbij. En dan verlaagt het kabinet het toptarief. Dat is toch niet uit te leggen?

Voor de SP is het in ieder geval alle reden het toptarief te verhogen in plaats van te verlagen. Waar de inkomensongelijkheid door de vervroegde invoering van het tweeschijvenstelsel structureel vergroot wordt, laat deze regering de nog veel grotere vermogensongelijkheid in dit land ongemoeid. Gemeten als ginicoëfficiënt ligt die ongelijkheid rond de 0,8. Dat is echt heel hoog, ook internationaal gezien. Volgens oud-collega Reuten is de Nederlandse vermogensongelijkheid zelfs de hoogste in de door hem onderzochte 27 OESO-landen, op de VS na. In de schriftelijke voorbereiding heb ik het kabinet tot twee keer toe gevraagd of het een mening heeft over die extreme vermogensongelijkheid in ons land. Tot twee keer toe heb ik geen antwoord gekregen, anders dan dat het kabinet niet stuurt op vermogensongelijkheid, maar zonder nadere onderbouwing van die keuze. Dus laat ik het de staatssecretaris nog een keer vragen. Waarom is voor de regering vermogensongelijkheid geen onderwerp van het regeringsbeleid? Misschien vindt hij nu het antwoord op zijn telefoon.

Voorzitter. Het wordt tijd dat de regering het als haar verantwoordelijkheid gaat zien iets tegen deze grote ongelijkheid te doen. Mijn fractie is dan ook blij dat in de Tweede Kamer met ruime meerderheid een motie van D66 en de SP is aangenomen die het kabinet vraagt mogelijkheden te onderzoeken voor hogere belastingen op vermogens boven 1 miljoen euro. Met zo'n miljonairstaks zou je ook in één klap veel van de tekorten in de publieke sector structureel kunnen wegwerken. We zien daarom uit naar de uitkomsten van het onderzoek en komen hier zeker nog een keer op terug. Wat ons betreft wordt dit een van de hoekstenen van de bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel.

Dan een voor mijn fractie zeer belangrijk punt: de woningcrisis in relatie tot het Belastingplan. In de schriftelijke ronde heeft mijn fractie enkele specifieke vragen gesteld over de verhuurderheffing en over de gevolgen van wat we hier vorig jaar hebben aangenomen, namelijk de implementatie van ATAD 1. Om met dat laatste te beginnen: in het debat dat mijn fractie hier vorig jaar met de staatssecretaris over had, gingen onze vragen specifiek over de zogenaamde earningsstrippingmaatregel. Collega Vendrik had het er ook over. Die is, als onderdeel van ATAD 1, bedoeld om belastingontwijking tegen te gaan, maar treft dus ook deels de verkeerden, in dit geval en in het bijzonder onze woningcorporaties.

Mijn fractie was en is van mening dat er voor de woningcorporaties een uitzondering zou moeten komen op ATAD 1 en is er tot op heden niet van overtuigd dat hier op Europees niveau juridisch geen ruimte voor zou zijn. De regering zou hierover informeel advies hebben gevraagd bij de Europese Commissie en dat zou negatief zijn. In de schriftelijke voorbereiding hebben we de regering gevraagd dit advies, of de ambtelijke weergave ervan, met ons te delen. Dit weigert de staatssecretaris, ondanks mijn beroep op ons informatierecht, zoals neergelegd in artikel 68 van de Grondwet. Welk zwaarwegend belang van de Staat — de enige grond waarop de regering onder haar grondwettelijke informatieplicht uit kan komen — is hier nu volgens de staatssecretaris in het geding? Laat de staatssecretaris dat eens glashelder uitleggen, want in de beantwoording vind ik die uitleg niet.

Toch ben ik hoe dan ook blij dat ik hierover nadere vragen heb gesteld, want uit wat de staatssecretaris er dan wel over kwijt wil in zijn beantwoording, blijkt dat het helemaal niet gaat om een advies van de Europese Commissie, zoals eerder gesuggereerd. Het gaat slechts om een voorlopige opvatting van de dg Competitie, die bovendien kennelijk ook heeft medegedeeld dat het aan de lidstaat zelf is om te bepalen of de sociale woningbouw als een langlopend openbaar infrastructuurproject mag worden aangemerkt. Alleen is het kabinet door wat er ambtelijk is gewisseld "gesterkt in zijn overtuiging". Dat wil zeggen, de overtuiging dat het niet kan en dat het verboden staatssteun zou vormen. Ik citeer opnieuw: "... en niet optimistisch over een andersluidende opvatting van de Europese Commissie".

Voor de goede orde, de Commissie is niet om een oordeel gevraagd. We hebben het hier slechts over vermoedens en over overtuigingen waarin men gesterkt is op grond van informatie die wij als parlement niet kennen en die niet met ons wordt gedeeld. Daar moeten we het dan als senaat met ons grondwettelijk informatierecht mee doen. Ik vind dit niet acceptabel. Waarom is er eigenlijk nooit om een formeel advies gevraagd? Kennelijk wil men die uitzondering ook helemaal niet voor de woningcorporaties en wil men de corporaties deze lastenverzwaring gewoon opleggen. Zeg dat dan. Wees dan eerlijk en verschuil je niet achter een informeel advies dat je vervolgens niet met de Kamer zegt te kunnen delen. Mijn fractie is niet van plan om genoegen te nemen met de beantwoording tot nog toe en overweegt een motie in tweede termijn.

Als een uitzondering op ATAD 1 dan echt niet mogelijk zou zijn, waar wij dus vooralsnog niet van overtuigd zijn, is er nog een andere oplossing. Wat mijn fractie betreft is het van tweeën één. Of je zet alles op alles om voor de woningcorporaties een uitzondering te krijgen op deze richtlijn, of je zorgt ervoor dat de negatieve gevolgen van de beperking van de renteaftrek voor de corporaties volledig gecompenseerd wordt. Maar de regering doet dus geen van beide. Is dat nu verantwoord beleid, gezien het tekort aan betaalbare woningen in ons land, zo vraag ik de staatssecretaris. Graag een reactie.

De compensatie zou natuurlijk ook kunnen komen in de vorm van een vermindering van die lastenverzwaring voor de woningcorporaties die al eerder was ingevoerd: de verhuurderheffing. Wat mijn fractie betreft wordt die dus helemaal afgeschaft. We hebben eerder vanavond gehoord dat dat misschien wel mogelijk zal zijn met de volgende kabinetsformatie, maar dan moet er natuurlijk wel een goede uitslag komen in de verkiezingen. Ik hoop dat veel partijen dat met de ChristenUnie delen.

Wat is nu in de kern de rechtvaardiging van de continuering van deze maatregel voor het huidige kabinet? De verhuurderheffing is destijds ingevoerd als crisismaatregel. Wat ons betreft was het toen ook al een verkeerde maatregel, maar ook als je toen meeging in die redenering, geldt nu dat die crisis voorbij is en dat de overheidsfinanciën op orde zijn. Waarom is die dan nu nog nodig? Kan de staatssecretaris dat nader onderbouwen? Er is geen crisis van de overheidsfinanciën. Integendeel, we houden dit jaar 10 miljard over. We hebben echter wel een crisis in onze volkshuisvesting. Een maatregel die bedoeld was om de gevolgen van die financiële crisis te bestrijden, jaagt nu een andere crisis, de woningcrisis, aan. Wat is hierop het antwoord van de staatssecretaris?

Ook zonder de verhuurderheffing af te schaffen, zou de regering al meer kunnen doen. De verhuurderheffing is bijvoorbeeld gekoppeld aan de WOZ-waarde, die de laatste jaren sneller stijgt dan de inflatie. Waarom corrigeer je daarvoor niet structureel door net als gemeenten een macronorm te hanteren, waarbij de opbrengst vaststaat en het tarief wordt aangepast aan de WOZ-ontwikkeling? Dat zou mogelijk in ieder geval een beetje verlichting kunnen geven. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Over de voorgestelde maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord zal ik kort zijn. Er is steeds meer twijfel of het kabinet wel kan voldoen aan zijn eigen klimaatdoelstellingen. Intussen blijft de grote industrie de dans nog te veel ontspringen, terwijl gezinnen met een laag tot zelfs bovenmodaal inkomen de energierekening steeds minder goed kunnen opbrengen. Toegankelijke en betaalbare energie voor iedereen is wat ons betreft een recht. Dat recht staat nu alleen steeds meer onder druk, bijvoorbeeld door de verhoging van het belastingtarief van de eerste schijf voor aardgas. Dit raakt, behalve huishoudens met lagere inkomens, ook het kleinbedrijf onevenredig hard. Ik vraag de staatssecretaris waarom daarvoor is gekozen, terwijl het zo veel rechtvaardiger zou kunnen.

Voorzitter, dan kom ik op iets waarmee het eindelijk de goede kant op gaat, namelijk het aanpakken van de belastingontwijking. De SP-fractie is blij met de invoering van een bronbelasting op rente en royalty's per 2021. Het blijft voer voor historici en politicologen waarom dit zo lang heeft moeten duren. Maar er wordt nu in ieder geval een stap in de goede richting gezet. Een heel grote stap is het echter nog niet. Het gaat bij deze conditionele bronbelasting slechts om 22 miljard van de 80 miljard die aan rente- en royaltybetalingen door ons land stroomt. Er wordt slechts bronbelasting geheven op de stromen die doorgesluisd worden naar landen met een laag tarief, specifiek onder de 9%. De stromen die direct vanuit Nederland naar belastingparadijzen gaan, zoals Bermuda, zullen opdrogen, maar daarnaast stroomt er ook geld onbelast ons land uit via doorstroomlanden, zoals Ierland, Luxemburg of Zwitserland.

Ook het CPB stelt in een studie uit het begin van dit jaar dat de voorwaardelijke bronbelasting deze stromen niet zal tegengaan en dat hiervoor een ruimere toepassing nodig is. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom hij hier niet voor gekozen heeft? Waarom is het slechts een voorwaardelijke en niet gewoon een algemene bronbelasting? Voor zover het doorgesluisd wordt via andere EU-lidstaten, in welk geval op basis van de bestaande richtlijn geen bronbelasting geheven mag worden, vraagt mijn fractie zich af of de staatssecretaris wel voldoende gebruikmaakt van de juridische mogelijkheden die het EU-recht biedt om misbruik van deze richtlijn tegen te gaan.

En waarom wordt er alleen gekeken naar het statutaire tarief en niet naar de landen die statutair boven de norm van 9% komen maar door speciale belastingregimes daar effectief ruim onder zitten, zoals Mauritius? Waarom staan deze landen niet ook op de lijst van laagbelaste landen waarvoor een bronbelasting geheven moet worden? Ook landen met territoriale belastingregimes, zoals Hongkong en Panama, vallen buiten de reikwijdte van de conditionele bronbelasting. Mijn fractie betreurt dat en vraagt zich af waarom de regering hier niet ambitieuzer is geweest. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze punten.

Dat we er met de bestrijding van de belastingontwijking nog lang niet zijn in dit land, bleek onlangs weer uit een nieuw onderzoek van het CBS, dat liet zien dat de effectieve winstbelasting voor grote bedrijven in tien jaar gedaald is van 22% naar 17,1%. Voor de allergrootste bedrijven ligt dit zelfs nog een stuk lager, zoals we allemaal weten. Ik heb hier vorige maand al met de staatssecretaris over gedebatteerd. Hij zegt: je hebt tarief en je hebt grondslag. Alsof het normaal is dat de grondslag zo smal is dat je 8% of zelfs nog veel meer onder het nominale tarief zit. Of vindt de staatssecretaris dat wél normaal? De bedoeling van de tarieven die we hanteren, is toch dat bedrijven die zo veel mogelijk effectief betalen? En wat vindt hij dan van die van 22% naar 17,1% dalende trend? De staatssecretaris zal zeggen: maar we werken aan een grondslagverbreding. Maar hoezo moet het tarief omlaag als je de grondslag verbreedt? Dat is wel wat er nu, wat deze regering betreft, gaat gebeuren. Zeker als je de grondslag verbreedt in het kader van het bestrijden van belastingontwijking, ontbreekt wat mijn fractie betreft hier de logica, of het zou de logica moeten zijn van het belonen van slecht gedrag. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij dit ziet.

De verlaging van het hoge Vpb-tarief is gelukkig een jaar uitgesteld, maar gaat vervolgens alsnog in. Dat blijft voor mijn fractie een onbegrijpelijke maatregel. Het is ook een gevaarlijke maatregel, die de belastingconcurrentie met de ons omringende landen verder zal aanwakkeren.

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Mijn fractie is blij dat de verlaging van het hoge Vpb-tarief is uitgesteld, maar zolang van uitstel geen afstel komt, is dit voor ons onvoldoende. Met name multinationals betalen nog steeds veel te weinig belasting. Die belasting zou omhoog moeten door én de grondslag te verbreden én het tarief te verhogen. De versnelde invoering van het tweeschijvenstelsel, dat de ongelijkheid structureel vergroot, is wat mijn fractie betreft een stap in de verkeerde richting. Op het gebied van de vermogensongelijkheid constateer ik opnieuw stilstand en een kabinet dat weigert een groot maatschappelijk probleem aan te pakken. Een acuut maatschappelijk probleem is de woningcrisis. Ook hier biedt het Belastingplan weinig soelaas. Integendeel, de verhuurderheffing blijft bestaan en ook andere lastenverzwaringen voor de woningcorporaties worden niet of onvoldoende gecompenseerd.

Ten slotte is mijn fractie blij dat de belastingontwijking nu verder wordt aangepakt en stemmen we, ondanks de beperkte behandeltijd, in met beide implementatievoorstellen op dit terrein alsook met de invoering van een bronbelasting. Voor het overige moet er dus nog een hoop gebeuren om onze fractie over de streep te trekken. Maar dat laat onverlet dat ik zoals altijd uitzie naar de beantwoording van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is ten slotte het woord aan de heer Gerbrandy namens de OSF.