Plenair Van der Linden bij voortzetting behandeling Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie



Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (FvD):

Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn betoogd dat we met deze kolenwet een economische flater slaan, dat ombouw tot biomassacentrales slechter is dan behoud van de kolencentrales, en dat er juridische haken en ogen zitten aan de wijze waarop deze wet is ingericht en van toelichting is voorzien. Die is namelijk hoofdzakelijk gericht op het niet hoeven doen van een forse compensatiebetaling.

We hebben van de minister gehoord dat hij streeft naar werkelijk duurzame biomassa. Het begrip "uitdunhout" kwam voorbij, en er was sprake van takjes en blaadjes en zo. Het is absoluut niet reëel om die brandstof te zien en te gebruiken voor de kolencentrales die we nu hebben en de capaciteit ervan. Het is absoluut niet reëel als die centrales worden omgebouwd tot biomassacentrales. Het aanbod biomassa is beperkt. Er ontstaat schaarste. Daar hebben we het in het debat over gehad. Grootschalige toepassing heeft een enorme perverse, prijsopdrijvende prikkel, waardoor tot massale houtkap zal worden overgegaan. De controle hierop lijkt ons een enorme opgave met veel onzekerheden. En de uitstoot van biomassacentrales, zowel de uitstoot van CO2 als andere uitstoot, is gelijk aan of hoger dan de uitstoot van de huidige kolencentrales. Dus onze conclusie is dat volgens ons de ombouw naar biomassacentrale die wordt genoemd in de memorie van toelichting, een achteruitgang is in plaats van een vooruitgang.

Daarom dienen wij, met steun van een aantal andere fracties, waarvoor dank, een motie in waarin deze Kamer een politieke uitspraak doet over het alternatief van het ombouwen van kolencentrales tot biomassacentrales. Dat alternatief willen we sowieso niet en dat is onwenselijk.

De voorzitter:

Door de leden Van der Linden, Teunissen, Gerkens, Gerbrandy en Van Pareren wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel in het publieke debat als ook in de politiek, van links tot rechts en om uiteenlopende redenen, een groeiende aversie is tegen de grootschalige inzet van biomassa;

overwegende dat ook dit kabinet wil dat duurzame biomassa op termijn vooral zo hoogwaardig en beperkt mogelijk wordt gebruikt en dat het geen brandstof is die overal oneindig ingezet kan worden;

overwegende dat zowel het kabinet als ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) verwacht dat biomassa in aanloop naar en vooral vanaf 2030 wereldwijd schaarser wordt;

overwegende dat de meest moderne Nederlandse kolencentrales pas na 2030 volledig op biomassa (houtpellets) zouden gaan draaien en daarmee een significant effect op de wereldwijde beschikbaarheid van de toch al schaarse(re) biomassa zullen hebben;

spreekt uit dat het in alle opzichten onwenselijk is dat de resterende Nederlandse kolencentrales tot biomassacentrales worden omgebouwd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter I (35167).

De heer Van der Linden (FvD):

Dank u. Daarmee kom ik tot een afronding. Ik heb nog een verzoek. Kan die motie voor de stemming over de wetgeving volgende week op de agenda?

De voorzitter:

Dat kan volgende week zeker, maar dat moet de Kamer dan volgende week beslissen op uw verzoek. Dat verzoek moet u dus volgende week nog een keer doen.

Dank u wel, meneer Van der Linden. Dan is het woord aan de heer Vendrik.