Plenair Van Apeldoorn bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 23.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank, voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik heb in de tweede termijn niet de tijd om uitgebreid in te gaan op de filosofische bespiegelingen van de minister ten aanzien van het thema's overheidsfinanciën, begrotingsbeleid en overheidsschuld. Maar ik heb die wel met belangstelling gevolgd. Ik wil toch de minister aanmoedigen om nog een slag te maken in zijn denken hierover, gegeven de nieuwe werkelijkheid van een structureel lage rente. Die werkelijkheid geldt voor de minister wel, zoals ik eerder heb geconstateerd, als het gaat over zijn overwegingen ten aanzien van het investeringsfonds, maar ten aanzien van het begrotingsbeleid blijft hij toch veelal vasthouden aan de calvinistische orthodoxie. Hij zegt dat de schuld toch moet worden afbetaald, maar dat berust, zou ik de minister willen meegeven, op een denkfout ten aanzien van de overheidsschuld. Die kun je namelijk ook steeds hernieuwen. De overheid heeft immers het eeuwige leven.

De noodzaak van grootschalige publieke investeringen blijft voor mijn fractie overeind staan, in de eerste plaats vanuit maatschappelijk oogpunt, omdat het gaat om grote maatschappelijke problemen die we moeten oplossen en we anders blijven zitten met een situatie van private rijkdom en publieke armoede, maar ook vanuit het oogpunt van de economie. Als het gaat om investeringen in onderwijs gaat het namelijk ook om ons verdienvermogen. Daarvoor hebben we dus niet alleen dat investeringsfonds nodig.

Ten aanzien van de motie die vraagt om een reductiedoelstelling met betrekking tot armoede van kinderen ben ik blij met de toezegging dat het kabinet alsnog komt met een brief hoe die motie misschien alsnog uitgevoerd kan worden. Dat wachten we met spanning af.

Ten slotte heb ik nog twee punten. Het eerste is vermogensongelijkheid. Ik heb de publicatie van het CBS nagekeken. Die daling van de vermogensongelijkheid komt, zoals ik al dacht, puur door de nog steeds stijgende huizenprijzen. Als je de eigen woning ervan afhaalt, blijft de vermogensongelijkheid nog steeds erg groot. De ginicoëfficiënt ligt boven de 0,8. De minister zei: maar dat is voor belastingen en na belastingen ziet het er anders uit. Dank je de koekoek, we hebben geen belastingen op vermogen. Daar wilde ik de minister nog even op wijzen. Dat geldt voor inkomen, maar niet voor vermogen, of ik moet iets gemist hebben en we hebben inmiddels een vermogensbelasting ingevoerd. Dat zou heel erg mooi zijn.

Helemaal tot slot: ten aanzien van de grote problemen, de beschamende problemen, rondom de Belastingdienst, wil ik alleen nog maar een keer de urgentie daarvan onderstrepen. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat het denken daarover nu versnelt. Het wordt wat ons betreft hoog tijd. Dat had al veel eerder moeten gebeuren, maar beter laat dan nooit en beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald dat er nu nagedacht wordt over een fundamentele stelselherziening, want op deze manier kan het niet langer wat betreft de uitvoerbaarheid bij de Belastingdienst. We zien die nieuwe gedachten dus ook graag tegemoet.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan geef ik het woord aan de heer Koffeman.