Plenair Janssen bij behandeling Experiment gesloten coffeeshopketen



Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. Ook namens mijn fractie van de SP de hartelijke felicitaties aan collega Van Wely en collega Dittrich met hun maidenspeech. Er zullen er nog een aantal volgen.

Voorzitter. Bij de voorbereiding van dit debat is mij opgevallen hoezeer de standpunten gaandeweg zijn verhard en hoe dat ook in de toon is terug te horen en terug te lezen. Ik vind dat jammer. Het gaat immers om het aanpakken van een symptoom van een ziekte, die onze rechtsstaat bedreigt. Aan de situatie dat het gedoogd wordt dat coffeeshops softdrugs mogen verkopen, maar dat er niet geteeld mag worden, moet naar de mening van de SP een einde komen. In aanleg is ons rechtssysteem eigenlijk heel simpel. We hebben wetten en regels; de politie vangt boeven die wetten en regels overtreden; het Openbaar Ministerie vervolgt de gepakte boeven, die recht hebben op een eerlijk proces en dus bijgestaan worden door een advocaat, die hun belangen verdedigt. Vervolgens oordeelt een rechter of iemand terecht als boef wordt gezien en of er een straf moet volgen. Simpel en duidelijk. Iedereen snapt dat. Om in tegenwoordige termen te spreken: het toppunt van transparantie.

Als ik daar het decennialang gedogen van de achterdeur bij coffeeshops tegen afzet, dan klopt dat niet. Het raakt aan het rechtsgevoel van de samenleving en aan de handhaafbaarheid. Dat doet gedogen al snel, en daarom moet daar ook een eind aan komen. Ik zei zojuist al dat mij is opgevallen dat de toon in dit debat is verhard. Het lijkt er langzamerhand over te gaan of drugs goed of slecht zijn, maar dat is vandaag het debat hier niet. We zijn er als SP ook helder over dat de productie van en handel in harddrugs gewoon strafbaar moeten blijven. Geen enkel misverstand. Maar aan de idiote situatie dat iets wel verkocht mag worden, maar niet geteeld, moet een einde komen. Dit gedogen is een gedrocht in onze rechtsstaat en tast het rechtsgevoel aan.

Er is dan ook met goede reden een uitgebreid preventieprogramma dat waarschuwt voor de gevolgen van drugsgebruik. Heel belangrijk. De SP is ook voorstander van een uitgebreid preventieprogramma en goede voorlichting, vooral ook aan jeugdigen. Waar een einde aan gemaakt moet worden, is de schijnlegaliteit van de afgelopen decennia, maar dan wel als onderdeel van een brede aanpak. Daar is dit experiment nu een eerste stap voor, een belangrijke stap, maar ook niet meer dan dat. Het experiment is naar onze mening een middel, en geen doel. Mijn vraag aan de ministers is of zij dat met mij delen.

Voorzitter. Het risico ligt op de loer, zeg ik maar, dat het debat met de ministers een politiek debat in een wetenschappelijk jasje wordt. Ik zou dat betreuren, maar eerlijk gezegd het handelen en de uitingen van het kabinet tot nu toe zijn daar een veeg voorteken van. De vele verwijzingen naar het kabinetsakkoord maken dat dit een debat lijkt te worden waarvan het resultaat van iedere discussie zou kunnen zijn, zeg ik, "zo staat het nu eenmaal in het regeerakkoord en dit is wat de coalitiepartijen hebben afgesproken". Mijn vraag aan de ministers is dan ook om hierop straks bij aanvang van de beantwoording een duidelijk antwoord te geven. Dat scheelt misschien veel interrupties. Mijn concrete vraag aan de ministers is of er dan wel of geen ruimte is voor aanpassingen op basis van ons debat en de daarin naar voren gebrachte argumenten.

Voorop: de SP is blij dat er een breed samengestelde onafhankelijke commissie in opdracht van het kabinet aan de slag is gegaan om dit experiment uit te werken vanuit wetenschappelijk perspectief. Belangrijk, omdat de ministers in de Tweede Kamer zelf ook hebben aangegeven dat het wetenschappelijk gehalte een belangrijke voorwaarde is om internationaal de handen voor dit experiment, zij het buitengewoon voorzichtig, op elkaar te krijgen. Precies op dat punt ligt een belangrijk punt van zorg van de SP, en met ons bijvoorbeeld ook van de Raad van State.

De commissie-Knottnerus adviseert op wetenschappelijke gronden — ik ga even terug naar het eerste advies — dat er aanzienlijk meer gemeenten dan in het regeerakkoord vastgelegd zouden moeten meedoen aan de proef. "Niet zinvol" is het oordeel van de commissie over een klein experiment. Die gemeenten hebben zich ook aangemeld, 26. Ook moet er met verschillende soorten wiet en hasj worden geëxperimenteerd en meerdere telers, die zeker 25 soorten hasj en wiet van voldoende sterkte telen. Het beëindigen van de proef na vier jaar wordt door de commissie "onlogisch en riskant" genoemd. Bij de keuze voor de deelnemende gemeenten adviseert de commissie-Knottnerus om in ieder geval ook de gemeente Utrecht aan de proef toe te voegen. En de gemeente Utrecht was ook bereid om in aangepaste vorm een waardevolle bijdrage te leveren aan dit experiment.

Voorzitter. Dat zijn allemaal heldere aanbevelingen, die de wetenschappelijke waarde van het experiment verhogen. Aanbevelingen van de commissie-Knottnerus, die ook van harte worden gesteund door de SP. Immers, een experiment is bedoeld om zo veel mogelijk inzicht te krijgen voor weloverwogen vervolgbesluiten. Het experiment is een waardevol hulpmiddel waar we maximaal gebruik van moeten maken, en het is geen doel op zich. Maar hoe beter het experiment, hoe beter het inzicht.

Als ik dan kijk naar de ambities van het kabinet, op basis waarvan ook de commissie-Knottnerus haar wetenschappelijk onderzoek heeft uitgevoerd, staan die op gespannen voet met de gekozen en voorgestelde uitvoering, stelt de Raad van State vast. Ik citeer: "Gelet op de door de regering zelf vastgestelde ambities is het de vraag in hoeverre het experiment voldoende zal zijn, nu de regering voor een beperkte opzet in omvang en duur heeft gekozen. De Raad van State adviseert het kabinet om, mede in het licht van de commissie-Knottnerus, de opzet van het experiment nader te motiveren en het voorstel zo nodig aan te passen." Nog steeds allemaal heldere adviezen.

De reactie van het kabinet is echter afwijzend en dat lijkt uiteindelijk alleen beargumenteerd te worden met een verwijzing naar de afspraken uit het regeerakkoord. Vandaar ook mijn eerdere vraag op dit punt. Het kabinet toont zich onwrikbaar om te tornen aan de tijdens de kabinetsonderhandelingen vastgelegde afspraken en uitgangspunten voor wat betreft omvang en duur. Wij vinden dat eens te meer te betreuren, omdat die afspraken in het regeerakkoord niet zijn gebaseerd op de wetenschappelijke adviezen die inmiddels wel voorhanden zijn via de commissie-Knottnerus. Politieke wenselijkheid en haalbaarheid zijn het toetsingskader voor het kabinet en niet een op wetenschap gebaseerde aanpak. De commissie-Knottnerus geeft in haar advies immers duidelijk aan: "Omvang en duur van het experiment maken het niet mogelijk, gezondheidseffecten op lange termijn en effecten op de totale criminaliteit te onderzoeken".

Voorzitter. De eerste vraag die je als ontvanger van een dergelijk advies zou moeten stellen is: wat kunnen wij eraan doen om die meetbaarheid te vergroten? Maar dat gebeurt niet bij deze ministers. Het kabinet kiest voor eigen criteria en slaat de onafhankelijke wetenschappelijke adviezen in de wind. Wij vragen ons zo langzamerhand wel af waarom er eigenlijk wetenschappelijk advies is gevraagd als het kabinet het vooraf blijkbaar allemaal al zo goed wist. Waarom toont het kabinet zich zo onwrikbaar? Die vraag zou ik graag door de ministers beantwoord willen zien. Indien dit het geval is, zou het de ministers sieren als ze er gewoon voor uit zouden komen en zouden zeggen: dit is hoever we politiek willen gaan en daar houdt het op, graag of niet. Als dat zo is, spreekt u dat dan alstublieft gewoon uit. De ministers noemen namelijk steeds andere gronden, maar de politieke haalbaarheid en wenselijkheid blijven als argument in de debatten buiten beeld, terwijl die een zo opvallend doorslaggevende rol blijken te spelen. Het tragikomische daaraan is dan wel weer dat de minister van Justitie en Veiligheid bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft gezegd: "Ik wil er toch op wijzen dat er een begeleidings- en evaluatiecommissie is die dat op een heel zorgvuldige, goede en wetenschappelijk verantwoorde wijze gaat begeleiden. Dat is veel beter dan wanneer u zoiets aan mij als minister zou overlaten. Het is juist goed dat het op die manier gebeurt." Ik noem dat tragikomisch omdat dit nu juist de kern van mijn kritiek is. Overigens onderschrijf ik op dit punt de zelfkennis van de minister volledig.

Voorzitter. De ministers hebben te veel op politieke wenselijkheid gestuurd en te weinig op wetenschappelijke kwaliteit. Daar heeft het alle schijn van. Natuurlijk heb ik ook alle argumenten over handhaafbaarheid en de daarmee gemoeide kosten gehoord. De minister van Justitie en Veiligheid heeft in de Tweede Kamer met zoveel woorden uitgesproken dat de handhaving niet tot allerlei extra financiële consequenties mag leiden. Maar dat argument is nou juist niet overtuigend maar laat wel zien wat een van de uitgangspunten is: het mag niets extra kosten in de handhaving. Mijn vraag aan de minister daarbij is of dat nu werkelijk een afweging zou moeten zijn indien je met een overzichtelijke extra investering in de handhaving de maatschappelijke meerwaarde bovenmatig zou kunnen vergroten. Aanvullend is mijn vraag hoe de minister omgaat met gemeenten zoals de grensgemeenten in dit experiment. Zij moeten gewoon handhaven op het ingezetenencriterium. Gaat de minister die gemeenten extra ondersteunen met geld en mankracht? Kunnen die gemeenten daarop rekenen? Of geldt ook hier "geen euro extra voor handhaving"? Naar mijn mening zou dat buitengewoon slecht zijn. Lees ook het verslag van Tops dat gisteren naar de Tweede Kamer is gestuurd en dat wij vanochtend uitgereikt hebben gekregen. Het gaat niet vanzelf, is de conclusie daarin.

Voorzitter. Laat mij op het punt van de financiële kaders ook even kort uit eigen bestuurlijke ervaring delen. De mededeling aan een bestuur na afronding van een project dat het project binnen de tijd en binnen het budget is afgerond, zal door menig bestuurder met tevredenheid worden ontvangen. De vraag die echter te weinig wordt gesteld is: zouden we met een beperkte extra investering bovenmatig meer maatschappelijke meerwaarde hebben kunnen creëren? Dat is een vervolgvraag die naar mijn mening bij ieder project en dus ook bij dit experiment gesteld zou moeten worden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze vervolgvraag tot nu toe bij dit experiment niet is gesteld door de ministers. Het lijkt een kwestie van "budget is budget". Maar het is nog niet te laat. Kunnen de ministers zichzelf deze vraag nog eens serieus stellen voordat de uitvoering van start gaat? Wat kunnen we eraan doen om deze proef beter te maken en er meer uit te halen dan nu is voorgesteld? Zijn de ministers hiertoe bereid, is mijn vraag aan hen.

Voorzitter, ik kom op internationaal; de heer Dittrich zei er ook al iets over. De minister van Justitie en Veiligheid heeft steeds gewezen op de internationale context als reden waarom maar zes tot tien gemeenten aan het experiment mee kunnen doen; de keuze in het regeerakkoord. De zes tot tien gemeenten zijn vastgelegd in het regeerakkoord, omdat dit internationaal nog acceptabel zou zijn. Mijn vraag is: met wie heeft de minister dan tijdens de coalitieonderhandelingen gesproken over dit punt? Welke landen hebben gezegd "niet meer dan tien"? Ik neem aan dat het niet Luxemburg is, waar men op dit moment zelf druk is met een stap naar legalisering, een veel verdergaande stap dan het experiment waar wij vandaag over spreken. Luxemburg zou dan ook een partner moeten zijn van ons. Maar dan moet u het wel willen. Mijn vraag aan de ministers is dan ook heel concreet: wie hebben bezwaar gemaakt tegen de deelname van meer dan tien gemeenten? En zijn de ministers het met mij eens dat een hogere wetenschappelijke waarde van het experiment leidt tot een hogere graad van acceptatie in de ons omringende landen als daar het probleem zou liggen? De minister van Justitie en Veiligheid verwijst er immers naar: het moet wetenschappelijk zijn. Maar nu het kabinet zo voorbijgaat aan de wetenschappelijke adviezen van de commissie-Knottnerus, ondergraaft het toch zijn eigen internationale draagvlak voor deze proef. Of anders gezegd, mist het kabinet niet een enorme kans om het internationale draagvlak te vergroten door bewust na te laten de wetenschappelijke kwaliteit van het experiment te verhogen? Graag een reactie.

Voorzitter. Eén punt loopt als een rode draad door alle rapportages over criminaliteit en ondermijning: halfslachtig overheidsoptreden werkt niet. Lees Tops en Tromp er nog een keer op na: De achterkant van Nederland. Als de ministers zich op het standpunt blijven stellen dat zij het maximale doen, ondanks de wetenschappelijke adviezen die wijzen op de te behalen meerwaarde indien ze worden opgevolgd, dan is dat zeer teleurstellend maar aan de andere kant ook helder. Helder in die zin dat budget en politieke haalbaarheid de kaders blijken te zijn voor deze proef en dat resultaten daaraan ondergeschikt worden gemaakt.

Voorzitter. Het heeft er alle schijn van dat door het kabinet naar de letter van het regeerakkoord tegemoetgekomen wordt aan de afspraak die daar gemaakt is, maar dat het niet bereid is om ook maar een stap extra te zetten. Het is wat het is en daar helpt geen argument, hoe valide ook, meer aan. Een spatzuivere uitvoering, noemde de minister voor Medische Zorg dit in de Tweede Kamer. De kwalificatie laat echter volop ruimte voor interpretatie, omdat Van Dale het woord "spatzuiver" niet kent. Ieder kan daar dus zijn eigen invulling aan geven. Wat mij betreft staat de spatzuivere houding en uitvoering van de ministers bij dit experiment voor: onwrikbaar, doof voor argumenten en om politieke redenen niet bereid valide wetenschappelijke argumenten te volgen tegen beter weten in. Maar ik laat me door de ministers graag overtuigen van het tegendeel, vandaar mijn eerdere vragen op dit punt.

Voorzitter. Ik kom tot een voorzichtige afronding. De reikwijdte van de polsstok van dit experiment lijkt vooral gebaseerd op wat de coalitiepartijen onderling politiek hebben gedeald, om die term in dit verband maar eens te gebruiken. Er mogen geen extra financiële consequenties volgen voor de handhaving en we kunnen vaststellen dat de wetenschappelijke waarde, en daarmee de maatschappelijke opbrengst, niet optimaal is door de wijze waarop het kabinet de op eigen verzoek uitgebrachte adviezen terzijde schuift. Daarmee is ook de kans gemist om internationaal draagvlak te vergroten.

Alles overziend rest er een door de SP gewenst experiment dat met een betere wetenschappelijke invulling aanzienlijk meer informatie van een hogere kwaliteit op had kunnen leveren met meer internationaal draagvlak. De argumenten om de voorgestelde verbeteringen niet door te voeren missen naar onze mening overtuigingskracht. Het had zo veel beter gekund.

Voorzitter. Voor de SP staat voorop dat recht moet worden gedaan aan de schreeuw om hulp van de samenleving en al die lokale bestuurders die het water al lang tot de lippen staat en die al jarenlang met de handen in het haar zitten. Het vanachter een bureau in Den Haag beter denken te weten hoe de wereld eruitziet dan de lokale bestuurders die iedere dag met hun laarzen in de modder staan, maakt deze spatzuivere uitvoering tot een gemiste kans.

Voorzitter. Ik kijk uit naar de antwoorden van de ministers in de hoop dat er nog een inhoudelijk debat mogelijk is. Dank u wel.

De voorzitter:

Blijft u even staan. Meneer Janssen, van harte gelukgewenst met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

Begin jaren tachtig begon u als horecamedewerker in het Kurhaus in Scheveningen. U groeide door en had verschillende leidinggevende functies in de horeca. In 1995 begon u als zelfstandig horecaondernemer in Scheveningen. Aan uw bedrijf kwam een abrupt einde toen u in 1998 een ernstig auto-ongeluk kreeg. Daardoor werd zowel uw korte- als langetermijngeheugen aangetast, heb ik begrepen. U begon aan een lang revalidatietraject. Als onderdeel van uw revalidatie besloot u rechten te gaan studeren aan de Open Universiteit. Tien jaar geleden, in 2009, studeerde u cum laude af als jurist. Daaruit spreekt uw sterke wil, uw heldere geest en uw doorzettingsvermogen.

Intussen was u in 2007 weer begonnen met werken. Bij de Tweede Kamerfractie van de SP werd u medewerker justitie en vreemdelingenbeleid. Omdat u ook op de kandidatenlijst had gestaan voor de Tweede Kamer, verving u als opvolger in 2011 Sadet Karabulut in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof. In diezelfde periode vonden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. De SP in Zuid-Holland ging deel uitmaken van het bestuur van de provincie en vroeg u als lid van Gedeputeerde Staten.

Van 2011 tot 2015 was u als gedeputeerde verantwoordelijk voor bestuur, jeugdzorg, maatschappelijke participatie en milieu. Toen de SP in 2015 weer deel uit ging maken van het College van Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland werd u opnieuw gedeputeerde. Ditmaal omvatte uw portefeuille onder andere milieu, bodemsanering, water en vervoer over water, en cultureel erfgoed.

Sinds 11 juni bent u Eerste Kamerlid. Daarnaast bent u aan de Universiteit Leiden als gastmedewerker betrokken bij een promotieonderzoek. Ook bent u van plan als zelfstandig adviseur aan de slag te gaan op het gebied van management en bedrijfsvoering.

In de brief waarin u uw ontslag aanbood als lid van Gedeputeerde Staten schreef u aan de nieuwe leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland: "Politiek gaat over mensen en onze inwoners hebben niet alleen uw hoofd nodig, maar ook uw hart. Daarbij dienen alle inwoners van Zuid-Holland ons lief te zijn." Uw advies gaat even goed op in de Eerste Kamer, al zijn natuurlijk hier alle inwoners van Nederland ons lief, om uw woorden te gebruiken.

Nogmaals van harte welkom en ik zie uit naar uw inbreng in de komende debatten.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw De Boer.