Plenair Sent bij behandeling Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren



Verslag van de vergadering van 9 juli 2019 (2018/2019 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken wij het voornemen van het kabinet om paren met kinderen extra te ondersteunen. Wie kan daar nu tegen zijn? Gezinnen met lage en middeninkomens kunnen wel een tegemoetkoming voor de kosten van kinderen gebruiken. De staatssecretaris stelt voor om werkende ouders met middeninkomens verder te ondersteunen door het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget begint, voor paren te verhogen. Dit betekent dat er in totaal bijna 500 miljoen euro extra aan kindgebonden budget bijkomt. Dat heeft als additioneel voordeel dat het de hoge marginale druk vermindert op het inkomenstraject tussen het minimumloon en een modaal inkomen. En gezinnen in Caribisch Nederland delen ook nog eens mee in de verhoging van de kindregelingen via de kinderbijslagvoorziening BES. Hoera! Met uitroepteken.

Als dit het enige voorstel uit het voorliggende wetsvoorstel was, dan hadden het op warme steun van de PvdA kunnen rekenen. Waarom dan toch een debat? Welnu, de staatssecretaris wenst blijkens de nota van wijziging geen indexering van het kindgebonden budget toe te passen in 2020. Over haar brief van gisteren hieromtrent kom ik zo te spreken. Eerst sta ik graag stil bij de fout die bij de Belastingdienst is gemaakt. Er is namelijk gebleken dat na 2008 maar liefst 300.000 tot 400.000 ouders onterecht geen kindgebonden budget hebben ontvangen.

Op twee momenten ging het bij de Belastingdienst fout. Ten eerste ging deze er bij het ontwerp van het toeslagensysteem van uit dat ouders na het stopzetten zelf weer het kindgebonden budget moesten aanvragen. Maar dat klopt niet volgens de wet. Ten tweede heeft de Belastingdienst niet gereageerd op signalen dat er een ontwerpfout zat in het systeem van automatisch toekennen. Maar liefst 65.000 ouders hebben daarover met de Belastingdienst gebeld. Toch is er bij de dienst geen belletje gaan rinkelen. Nou ja, letterlijk wel, maar figuurlijk niet.

De Belastingdienst herstelt de fouten van 2013 tot en met 2019, zo lees ik. Maar waarom niet die van 2008 tot en met 2012, vraag ik de staatssecretaris. Waarom was de staatssecretaris voornemens om de rekening voor het oplossen van de fout neer te leggen bij degenen met een laag inkomen en alleenstaande ouders? Dat is voor mijn fractie echt onverteerbaar. "Hoera" met een groot vraagteken dus. Totdat wij gisteren een brief ontvingen waarin de staatssecretaris schrijft: "Eind vorige week heeft in het kabinet het eerste gesprek plaatsgevonden over de koopkrachtontwikkeling en de augustusbesluitvorming. Hierin is geconstateerd dat het niet-indexeren van het kindgebonden budget negatieve koopkrachteffecten heeft voor een aantal huishoudgroepen." Waar het kabinet in de schriftelijke behandeling van het voorliggende wetsvoorstel het niet-indexeren met verve verdedigde, komt het hier nu op terug. Dat heeft de PvdA blij verrast, maar het roept wel de vraag aan de staatssecretaris op waarom dit nu pas gebeurt. Immers, de negatieve koopkrachteffecten waren wel bekend.

Voorzitter. Zoals wij de laatste tijd wel vaker zien bij het kabinet, wordt door de staatssecretaris aan een aantal knoppen gedraaid, maar blijft de broodnodige herziening van de machine helaas achterwege. Zo adviseert de commissie-Van Dijkhuizen om de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderbijslag en het kindgebonden budget in één gecombineerde toeslag te integreren. Dat vormt een sterke verbetering van de uitvoerbaarheid vanuit het perspectief van de Belastingdienst. Is de staatssecretaris voornemens dit advies over te nemen? Zo nee, hoe voorkomt zij dan dat fouten zoals bij het kindgebonden budget in de toekomst door de Belastingdienst gemaakt worden?

De overheid keert jaarlijks meer dan 15 miljard euro aan toeslagen uit. Ruim zes miljoen van de acht miljoen huishoudens ontvangen er één of meer: de zorgtoeslag, de huurtoeslag, het kindgebondenbudget en de kinderopvangtoeslag. Uit het onderzoek Toeslagen terugbetalen van de Algemene Rekenkamer blijkt dat huishoudens tussen 2012 en 2017 maar liefst 15 miljoen keer na afloop van het toeslagjaar hoorden dat ze voorschotten moesten terugbetalen. En dat soms pas twee tot vier jaar na het toeslagjaar.

De sociale gevolgen van het toeslagendrama voor individuen en gezinnen zijn groot. Ruim een half miljoen huishoudens doet er meer dan twee jaar over om alle schulden af te lossen. Vooral lage inkomens en ouders die meerdere toeslagen moeten terugbetalen, komen flink in de penarie. Voor de meeste huishoudens gaat het om meer dan 10% van het netto maandinkomen. Het gevolg is dat de overheid door de terugvordering van toeslagen bekend staat als een belangrijke — zo niet de belangrijkste — veroorzaker van schuldenproblemen onder Nederlanders. Deze schuldenmachine moet echt worden gerepareerd of gewoonweg worden vervangen, zo betoogt mijn partijgenoot Wimar Bolhuis in zijn opiniebijdrage Dit toeslagenstelsel is een schuldenmachine.

De staatssecretaris is de coördinerend bewindspersoon van de Brede schuldenaanpak van het kabinet; een plan met een veertigtal maatregelen gericht op het voorkomen en terugdringen van problematische schulden. Op welke wijze is zij voornemens om het toeslagenstelsel als schuldenmachine onderdeel te maken van deze Brede schuldenaanpak, zo vraag ik haar.

Dikke tranen met een uitroepteken, voorzitter!

En zo kom ik terug bij het kindgebonden budget. Mijn fractie vindt het onbegrijpelijk dat de ontwikkelingen hieromtrent niet worden aangegrepen om de uitvoerbaarheid niet alleen voor de Belastingdienst, maar ook voor de burgers te verbeteren. En op dat laatste terrein is veel ruimte voor verbetering mogelijk. Zo blijkt uit onderzoek van de Nationale Ombudsman het volgende. Een alleenstaande ouder met een deeltijdbaan en twee kinderen heeft te maken met 12 inkomstenelementen, 18 verschillende formulieren en 80 betalingsmomenten per jaar. Het systeem van kindgebonden budget blijft voor burgers complex door de vele en verschillende voorwaarden van de regeling.

De staatssecretaris is ongetwijfeld bekend met het rapport Weten is nog geen doen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dit beschrijft het grote verschil tussen wat van burgers wordt verwacht en wat zij daadwerkelijk aankunnen. Waar we er vaak ten onrechte van uitgaan dat juiste kennis automatisch leidt tot actie, blijkt dat "weten" helemaal niet automatisch leidt tot "doen". Effectief beleid is dan ook beleid dat rekening houdt met de aard van menselijk gedrag en de factoren die het beïnvloeden. Graag vraag ik de staatssecretaris om de effectiviteit van het systeem van kindgebonden budget vanuit dit perspectief te beschrijven.

Voorzitter. De Wet kinderopvang is een vergelijkbaar voorbeeld uit de portefeuille van de staatssecretaris. In het huidige stelsel wordt dit betaald als voorschot aan ouders, maar het is afhankelijk van het actuele inkomen. Het gevolg is dat 70% van de ouders jaarlijks wijzigingen moet doorgeven, 50% geen zicht heeft op de hoogte van de eigen bijdrage, 34% te maken krijgt met terugvorderingen en 48% met nabetalingen. Daarmee is het een bron van verleidingen, stress en schulden. De WRR adviseert dan ook de financiering direct naar instellingen te laten lopen en de gegevensverstrekking door ouders te minimaliseren. Echter, een grote stelselwijzing vraagt blijkens de kabinetsreactie te veel doenvermogen van de overheid en de kinderopvangorganisaties. Moet ik daaruit concluderen dat het doenvermogen van de burgers voor het kabinet minder zwaar weegt dan dat van de overheid, zo vraag ik de staatssecretaris. Voorzitter. Ik rond af, niet met een driewerf hoera voor het kabinet. Integendeel. Tijdens de afgelopen coalitie-onderhandelingen mag er dan gejuicht zijn over het creatieve gedraai aan knoppen om paren met kinderen extra te ondersteunen — en bij de gesprekken over de augustusbesluitvorming is de indexering hierbij gekomen — maar bij de volgende coalitie-onderhandelingen hoopt mijn fractie dat de machine zelf zodanig gereviseerd wordt dat toeslagen direct worden overgemaakt aan woningcorporaties, zorgverzekeraars en kinderopvangcentra, zodat het financiële risico voor huishoudens daalt. Voor nu kijken wij uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen over het voorliggende wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Dan is het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman.