Plenair Atsma bij Verkiezing Ondervoorzitters



Verslag van de vergadering van 9 juli 2019 (2018/2019 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Atsma i (CDA):

Voorzitter, collega's. Voor zover ik het heb kunnen noteren, heb ik een tweetal vragen gekregen, maar niet zozeer over mijn ervaring met bouwprojecten en grote bouwactiviteiten. Ik zou daarop graag willen ingaan, maar dat is kennelijk niet nodig. Daar ben ik ook blij om. Overigens heb ik wel het genoegen gehad om indertijd deel te mogen uitmaken van de commissie in de Tweede Kamer die zich heeft gebogen over de bouwfraude, de bouwenquête. Ik heb met het voortraject mogen meelopen. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik dat heb mogen doen, omdat ik daar bij latere activiteiten buitengewoon veel voordeel van heb gehad. Zo heb ik het althans zelf ervaren.

De heer Kox sneed het onderwerp van seksuele intimidatie aan en verwees daarbij naar de IPU. Nou, laat nu het toeval zijn dat collega Arda Gerkens en ik in de afgelopen jaren meerdere keren deel hebben mogen uitmaken van de Nederlandse delegatie naar de IPU. Het mag geen geheim zijn dat wij als Nederlandse delegatie ons voluit achter de doelstellingen hebben geschaard die door de IPU, het internationale forum van parlementariërs, zijn opgesteld om seksuele intimidatie waar mogelijk te bestrijden en daarin zelf het goede voorbeeld te geven. Dat geldt zowel binnen het parlement als binnen de organisatie van het apparaat van de Eerste Kamer. Daar kan geen enkele discussie over ontstaan. Het is natuurlijk ook vooral iets dat vanuit jezelf moet komen. Dat is iets wat binnen de IPU, binnen dat gremium van meer dan 1.500 internationale parlementariërs, heel nadrukkelijk naar voren werd gebracht.

Voorzitter. Ten slotte de vraag van de zijde van de ChristenUnie over de integriteit. In de afgelopen maanden hebben wij hier meerdere keren over het onderwerp gesproken. Het is voor individuele Kamerleden zaak om voortdurend die vraag aan zichzelf te stellen: verhoudt datgene wat ik in mijn dagelijkse werk naast de Eerste Kamer doe zich op een verantwoorde wijze tot het parlementaire werk? Die vraag moet je jezelf continu stellen. Ik denk dat dat zeven dagen per week geldt. Tegelijkertijd geldt binnen het verband van het Presidium en de Huishoudelijke Commissie natuurlijk dat je in gezamenlijkheid voortdurend die vraag richting de Kamer zou moeten stellen. Het feit dat wij daar de afgelopen maanden intensief over hebben gesproken, heeft denk ik iedereen nog meer bewust gemaakt van de verantwoordelijkheid die wij op dat punt hebben. Daar mag u mij en ik neem aan alle 74 andere leden van deze Kamer continu op blijven aanspreken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Atsma. Dan is het woord aan mevrouw Gerkens.