Plenair Nagel bij voortzetting behandeling Initiatiefvoorstel Klimaatwet



Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. Wij spreken onze dank ook uit voor alle gegeven antwoorden. Wij gaan in deze tweede termijn geen zaken herhalen. Ik denk dat de thema's de komende jaren nog vaak genoeg aan de orde komen om alle varianten daarover verder te kunnen bediscussiëren. Mochten de plannen over twintig jaar, zo in 2050, niet helemaal geworden zijn wat ze waren, dan sluit ik me aan bij de heer Ester, die zei dat we hier te maken hebben met een jonge generatie politici. Ik denk dat de begin vijftigers Jetten en Klaver de plannen dan in 2050 opnieuw verder zouden kunnen ontwikkelen.

Ik denk dat er hier en daar toch wel een accentverschil is. Ik merkte bijvoorbeeld de grote lust die de heer Klaver etaleerde voor de spelregels. Wij van 50PLUS zijn eigenlijk meer van de doelpunten, maar dat terzijde. Het antwoord van de heer Klaver over de voorspelbaarheid vond ik heel erg eerlijk. Hij zei dat je de mensen moet voorbereiden en dat je eerlijk moet zijn. Dat deed me denken aan de passage uit mijn eerste termijn waarin het ging over de ouderen en waarin ik een beroep op hem deed om niet de vluchtweg te nemen van "wij vullen geen dingen in". Ik heb erop gewezen dat de ouderen geen indexaties hebben gehad, dat zij gekort waren, dat er weer kortingen dreigen de komende jaren en dat zij een bepaalde koopkracht hebben. Deze groep heeft bovendien bij de veranderingen die er moeten komen een korte afschrijvingstijd en wellicht ook een korte belevingstijd. Mijn vraag was — ik hoop dat daar in tweede instantie wel een duidelijk antwoord op komt: vindt men niet dat voor deze groep gewaakt moet worden voor deugdelijke compensatieregelingen?

Tot slot. Wij hebben in eerste instantie gewezen op het feit dat wij zo'n mooie definitie hebben van de discontovoet, die het mogelijk moet maken om de jaarlijkse kosten van diverse projectvarianten vergelijkbaar te maken. Wij hebben geconstateerd dat de discontovoet bij de doorberekening van de ontwikkelingskosten in de Klimaatwet een andere orde heeft — 3% — dan de discontovoet die dezelfde regering hanteert bij de pensioenen. Dat klopt niet. Het lijkt alsof men op verschillende manieren de zaken aan het wegen is, maar niet op dezelfde weegschaal. Het is eigenlijk een soort VAR: naar doelpunten die wij maken, mag nooit gekeken worden, maar naar doelpunten die anderen maken, moet wel gekeken worden.

Dit verschil kan gewoon niet. Daarom dien ik tot besluit een motie in namens een aantal fracties. Wij weten dat een aantal andere fracties daar ook nog even naar wil kijken. Wij hopen dat wij daar volgende week een goede stemming over krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nagel. Ik geef het woord aan mevrouw Fiers.

De heer Nagel (50PLUS):

Nee, de motie.

De voorzitter:

O, de motie! Neem me niet kwalijk. Het is allemaal ingewikkeld, maar het gaat goed. Het gaat allemaal goed. U loopt weg namelijk.

Door de leden Nagel, Reuten, Koffeman, Ten Hoeve en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de regering bij de toekomstige pensioenverplichtingen uitgegaan wordt van een discontovoet (rekenrente) van circa 1,5%;

constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de doorberekening voor klimaatinvesteringen uitgaat van een discontovoet van 3%;

overwegende dat in de begrippenlijst van de Algemene Rekenkamer de discontovoet als volgt wordt gedefinieerd: "De discontovoet is een factor die ervoor moet zorgen dat reeksen met jaarlijkse kosten van diverse projectvarianten vergelijkbaar worden gemaakt";

verzoekt de regering bij de berekeningen bij de pensioenen en klimaatmaatregelen ofwel de circa 1,5% dan wel de 3% in beide gevallen consequent toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34534).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Fiers.